ECLI:NL:RBGEL:2023:3359

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
AWB_22_4410
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van opgelegde maatregel wegens onvoldoende medewerking aan re-integratie op basis van de Wet WIA

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een werknemer die een WIA-uitkering ontvangt, en het college van bestuur van de Stichting Hoger Beroepsonderwijs Haaglanden. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college waarin haar WIA-uitkering met 100% werd verlaagd voor de duur van vier maanden, vanwege onvoldoende medewerking aan haar re-integratieverplichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres zich niet heeft gehouden aan de verplichtingen zoals vastgelegd in de artikelen 27, 29 en 30 van de Wet WIA. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid een maatregel kon opleggen, omdat eiseres niet heeft meegewerkt aan een arbeidskundig onderzoek en ook niet heeft voldaan aan haar verplichtingen om passende arbeid te verrichten. Eiseres had geweigerd om deel te nemen aan gesprekken over haar re-integratie en had geen inzage gegeven in haar stageopdracht, wat haar verplichtingen als werknemer ondermijnde. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde maatregel niet als een bestraffende sanctie kan worden gekwalificeerd, maar als een herstelsanctie die gericht is op het bevorderen van re-integratie. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/4410

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Bel),
en
het college van bestuur v/d Stichting Hoger Beroepsonderwijs Haaglanden, het college
(gemachtigde: M. de Vries).

Inleiding

1. In het besluit van 19 januari 2022 (het primaire besluit 1) heeft het college de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk een inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) verlaagd met 100% voor de duur van vier maanden.
1.1.
Met het besluit van 4 april 2022 (het primaire besluit 2) heeft het college het primaire besluit 1 gewijzigd, in die zin dat de WIA-uitkering van eiseres is verlaagd met 100% voor de duur van twee maanden.
1.2.
Met het bestreden besluit van 22 juli 2022 op het bezwaar van eiseres heeft het college de WIA-uitkering van eiseres verlaagd met 50% voor de duur van vier maanden.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 1 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres de gemachtigde van het college, W.B. Hanskamp en S. Bosman.

Wat ging er aan deze procedure vooraf?

2. Eiseres was vanaf 2013 in dienst bij het college, die eigen risicodrager is. Op
29 januari 2018 heeft eiseres zich ziek gemeld. In het kader van de WIA-beoordeling heeft een medisch en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Naar aanleiding hiervan is aan eiseres per einde wachttijd, met ingang van 27 januari 2020 een WGA-uitkering toegekend, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%.
2.1.
Bij brief van 3 maart 2020 heeft het college eiseres voorgesteld om afspraken te maken over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst door middel van een vaststellingsovereenkomst (VSO). Eiseres heeft hierop te kennen gegeven het niet eens te zijn met de voorwaarden van de VSO. Daarnaast heeft eiseres aangegeven dat de WIA-bezwaarprocedure nog open staat, dat er ten onrechte nog geen mediation is gestart en dat het college verplicht is om met een voorstel tot re-integratie te komen.
2.2.
Het college heeft bij het UWV een 26-weken prognose aangevraagd. Op 1 juli 2020 heeft de bedrijfsarts H.B. Petrovska geconcludeerd dat niet te verwachten is dat eiseres, nu dan wel in de toekomst, zal kunnen werken. Eiseres heeft de juistheid van deze prognose betwist.
2.3.
Het college heeft een ontslagaanvraag bij het UWV ingediend op grond van langdurige arbeidsongeschiktheid van eiseres. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft de arbeidsdeskundige F. Tack op 25 september 2020 een Deskundigenadvies Langdurig Arbeidsongeschikt uitgebracht. Tack heeft gerapporteerd dat de verwachting is dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres voor de bedongen arbeid zal voortduren, maar dat niet is uitgesloten dat eiseres binnen zes maanden zal herstellen voor de bedongen arbeid in aangepaste vorm en dat, als dit niet te realiseren is, de werkgever de (on)mogelijkheden inzichtelijk moet maken overeenkomstig de daarvoor geldende regels. Het college heeft op 12 oktober 2020 de ontslagaanvraag ingetrokken.
2.4.
Bij e-mail van 7 oktober 2020 heeft de bedrijfsarts E. Sprong het college geadviseerd om een medisch onderzoek te laten verrichten door Ergatis, zodat een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) kan worden opgesteld, om vervolgens door middel van een arbeidskundig onderzoek de mogelijkheden bij het college vast te stellen. Het college heeft in navolging van dit advies besloten om medische expertise op te starten via het bureau Ergatis. Dit onderzoek heeft uiteindelijk niet plaatsgevonden.
2.5.
Bij brief van 22 januari 2021 heeft het college eiseres bericht, dat aangezien haar belastbaarheid niet kan worden vastgesteld, zij genoodzaakt is om te starten met re-integratie. Daartoe wordt eiseres voorgedragen voor de functie bij de Frontoffice Servicedesk Studenten en is zij opgeroepen voor een gesprek op 29 januari 2021 om de re-integratiemogelijkheden te bespreken. Eiseres heeft hierop te kennen gegeven het niet eens te zijn met de voorgestelde functie, omdat deze niet aansluit bij haar niveau en opleiding. Wel is eiseres bereid om te re-integreren in haar eigen functie met aanpassingen, dan wel in een functie op een nabijgelegen niveau. Om die reden heeft eiseres geweigerd om naar het gesprek op 29 januari 2021 te komen.
2.6.
Om de belastbaarheid van eiseres vast te stellen, heeft de bedrijfsarts A. Firmansyah een medisch onderzoek verricht. Firmansyah heeft op 11 februari 2021 gerapporteerd dat eiseres belastbaar is voor het verrichten van werkzaamheden rekening houdend met haar beperkingen en dat een opbouw mogelijk is van 2x2 uur gedurende 3 weken met vervolgens een opbouw naar 3x2 uur per week. Daarnaast is geadviseerd om een mediator, aangesloten bij MfN, in te schakelen. Om vast te stellen of de aan eiseres aangeboden re-integratieplek passend is, heeft het college besloten om een arbeidskundig onderzoek te laten verrichten. In het kader hiervan heeft de bedrijfsarts op 16 maart 2021 een FML opgesteld.
2.7.
Bij e-mail van 23 maart 2021 heeft het college eiseres bericht dat op 9 april 2021 een arbeidskundig onderzoek zal worden verricht en dat er een mediation zal worden opgestart. Tot die tijd wordt aan eiseres voorgesteld om te starten met haar werkzaamheden bij Frontoffice, zodat vervolgens gekeken kan worden naar de opbouw. Ook is eiseres uitgenodigd voor een gesprek met betrekking tot de re-integratieplek op 3 maart 2021. Eiseres heeft in reactie hierop onder meer te kennen gegeven dat het gesprek op 3 maart 2021 niet geschikt is, aangezien het college nog steeds geen andere passende functies heeft voorgesteld.
2.8.
Bij brief van 12 maart 2021 heeft het college eiseres opnieuw uitgenodigd voor een gesprek op 17 maart 2021. Eiseres heeft hierop gereageerd niet eens te zijn met de gang van zaken, namelijk dat de voorgestelde functie niet passend is en dat zij een andere mediator wil, omdat de door het college voorgestelde mediation kantoor ‘ Opstal en Partners ’ bekend staat als een outplacement mediator.
2.9.
Bij e-mail van 13 april 2021 heeft de arbeidsdeskundige G.H. J. Punte , gebonden aan EXPEREANS eiseres onder mee meegedeeld dat aan hem door het college een arbeidskundig onderzoek is gevraagd. Op 19 april 2021 heeft eiseres het college bericht dat aan haar geen instemming is gevraagd met betrekking tot het inschakelen van een arbeidsdeskundige en een mediationkantoor en dat zij hieraan daarom niet wil meewerken. Voorts heeft eiseres het college gevraagd om haar een drietal mogelijkheden voor de re-integratie aan te bieden, als ook de toestemming om een aantal (verkennende) gesprekken te kunnen voeren met collega’s, waaronder lectoren en onderzoekers.
2.10.
Op 22 april 2021 heeft Punte een rapport uitgebracht, dat zonder inbreng van eiseres tot stand is gekomen. Punte heeft gerapporteerd dat eiseres geschikt is voor haar eigen werkzaamheden op eigen niveau, mits rekening wordt gehouden met haar beperkingen. Tevens is geadviseerd om een mediator in te schakelen.
2.11.
Bij brief van 30 april 2021 heeft het college eiseres een (nieuwe) re-integratieplek voorgesteld bij Unit Studentenservices. Hiervoor is eiseres aangewezen op een gesprek met de Unitmanager [unitmanager] . Daarnaast heeft het college besloten om in te gaan op het verzoek van eiseres en een andere mediationkantoor in te schakelen. Eiseres is daarom gevraagd om een alternatieve MfN mediator door te geven. Ook heeft het college toestemming gegeven voor het voeren van de verkennende gesprekken met een aantal collega’s, onder de voorwaarde dat eiseres tijdig zal aangeven met welke collega’s en wanneer deze gesprekken zijn gevoerd, als ook de terugkoppeling van deze gesprekken. Uit de mailwisselingen tussen eiseres en [unitmanager] is gebleken dat eiseres de voorgestelde functie bij Unit Studentenservices niet passend vindt en dat zij meer interesse heeft voor een andere functie binnen de Unit.
2.12.
Bij brief van 17 mei 2021 heeft eiseres het college meegedeeld dat zij nadrukkelijk afstand neemt van het rapport van de arbeidsdeskundige, omdat zij hier niet mee heeft ingestemd. Daarbij heeft eiseres aangegeven dat het college al sinds 8 februari 2021 wist dat eiseres alleen een urenbeperking heeft, wat maakt dat zij geschikt is voor de eigen functie. Gelet hierop moet de re-integratie primair plaats vinden in de functie van Academiedirecteur (manager E), dan wel in de functie van manager (F) of de functie van Opleidingsmanager (D). De mediation kan daarom volgens eiseres pas worden opgestart, nadat concrete afspraken zijn gemaakt over de re-integratie voor een van de genoemde functies.
2.13.
In augustus 2021 heeft eiseres het college bericht dat aan haar, in het kader van haar opleiding, met ingang van 1 september 2021 een stageplek is aangeboden bij Universiteit Wageningen voor 4 uur per week. In reactie hierop heeft het college eiseres gevraagd om inzage te geven in het stageopdracht, zodat kan worden gekeken of stage in het kader van re-integratie plaats kan vinden. Eiseres heeft dit geweigerd onder de mededeling dat zij deze opleiding zelf heeft bekostigd en dat het ten onrechte wordt bijgetrokken bij haar re-integratie.
2.14.
Bij brief van 12 november 2021 heeft het college eiseres geïnformeerd dat zij via het UWV een procedure voor de opschorting van de WIA-uitkering hebben opgestart. Op 3 december 2021 heeft het college bij het UWV een deskundigenoordeel aangevraagd.
2.15.
Bij brief van 22 december 2021 heeft het college aan eiseres meegedeeld dat het voornemen bestaat om aan haar een maatregel op te leggen, omdat zij bij herhaling een aantal wettelijke re-integratieverplichtingen niet heeft nageleefd. Eiseres heeft op 6 januari 2022 tegen dit voornemen bezwaar gemaakt. Hierna heeft het college het primaire besluit 1 genomen. Het UWV heeft op 3 maart 2022 een deskundigenoordeel afgegeven. Hieraan is het rapport van de arbeidsdeskundige S. Sijens van 24 februari 2022 ten grondslag gelegd. Sijens heeft gerapporteerd dat eiseres vanaf 1 oktober 2021 geen benutbare mogelijkheden heeft, wat maakt dat de beoordeling van de re-integratie inspanningen van eiseres niet aan de orde is. Als gevolg hiervan heeft het college het primaire besluit 2 genomen.
2.16.
Op 30 april 2021 heeft eiseres een klacht ingediend bij het Tuchtcollege, omdat zij het niet eens was met de wijze van totstandkoming als ook de inhoud van het arbeidskundig onderzoek van Punte . Het Tuchtcollege heeft bij uitspraak van 12 januari 2022 overwogen dat geen oordeel wordt gegevens over de inhoud van het werk en de inhoudelijke conclusies van Punte en dat uitsluitend zijn handelwijze wordt beoordeeld. De klacht van eiseres is vervolgens gegrond verklaard, in die zin dat aan Punte de maatregel van berisping is opgelegd.
Wat is het standpunt van het college?
3. Het college heeft het bezwaar van eiseres, in navolging van het advies van de tijdelijke bezwarencommissie, ongegrond verklaard. Daarbij heeft het college met inachtneming van het advies van de commissie, de motivering van het primaire besluit 2 gewijzigd, in die zin dat de uitkering van eiseres, met 50% gedurende vier maanden wordt ingehouden. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de maatregel terecht is opgelegd, omdat eiseres niet heeft voldaan aan haar re- integratieverplichtingen. Daartoe is overwogen dat eiseres heeft geweigerd om mee te werken aan het medisch- en arbeidskundig onderzoek, als ook heeft nagelaten om mee te werken aan het opstarten van het mediation traject. Met betrekking tot het rapport van Punte , heeft het college overwogen dat de uitspraak van het Tuchtcollege geen aanleiding geeft om het arbeidskundig onderzoek niet aan het bestreden besluit ten grondslag te leggen, omdat in deze uitspraak uitsluitend over de handelwijze van Punte is geoordeeld.
3.1.
Het college heeft verder overwogen dat eiseres ten onrechte geen gesprek is aangegaan over de re-integratieplek bij de Frontoffice Servicedesk studenten en de Unit Studentenservies. Eiseres heeft tevens, ondanks meermalige verzoeken van het college, geweigerd de informatie over haar stageplaats bij de WUR te verschaffen. Voor zover eiseres stelt dat zij meerdere voorstellen in het kader van haar re-integratie heeft gedaan, heeft het college overwogen dat het veelal de verwijzingen naar de openstaande vacatures en geen gemotiveerde re-integratievoorstellen betrof. Aan eiseres is in ieder geval bij de brief van 23 september 2021 duidelijk gemaakt dat het college de functies beschreven in deze vacatures, als ook de functie van directie/management, vanwege haar belastbaarheid niet passend vindt.
Wat is het standpunt van eiseres?
4. Eiseres stelt zich ten eerste op het standpunt dat het bestreden besluit in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name met het evenredigheids- en het zorgvuldigheidsbeginsel. Volgens eiseres staan de nadelige gevolgen van het besluit niet in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen, zijnde de bevordering van re-integratie. Het college had dan ook een minder ingrijpende maatregel kunnen aanwenden dan het korten van haar volledige WIA-uitkering gedurende twee maanden. Bovendien schiet de maatregel zijn doel voorbij, omdat de maatregel pas driekwart jaar later (juni en juli 2022) is geëffectueerd op een moment dat er geen re-integratiemogelijkheden waren. Hieruit blijkt dat het college niet de intentie had om eiseres in haar organisatie te laten re-integreren, wat maakt dat de maatregel het karakter van een punitieve sanctie krijgt. Dat wordt eveneens bevestigd door de omstandigheid dat het college geweigerd heeft om eiseres informatie te geven over de huidige en toekomstige vacatures. Eiseres voert verder aan dat de effectuering van de maatregel al tijdens het bestreden besluit heeft plaatsgevonden. Hierdoor was eiseres genoodzaakt om een persoonlijke lening af te sluiten, wat kosten met zich meebrengt.
4.1.
Eiseres stelt zich vervolgens op het standpunt dat zij wel degelijk voldaan heeft aan haar re-integratieverplichtingen. Zij voert in dit verband aan dat het niet meewerken aan het onderzoek door Ergatis en het arbeidskundig onderzoek haar niet kan worden verweten. Zo volgt uit het rapport van Punte dat het inschakelen van Ergatis geen toegevoegde waarde heeft. Ook heeft het college ondanks haar verzoek geweigerd om de vraagstelling aan Ergatis aan te passen. Daar komt nog bij dat het college zelf in haar schrijven van 19 januari 2022 erkent dat de stelling van eiseres, dat het college zelf heeft afgezien van het onderzoek door Ergatis, feitelijk klopt. Volgens eiseres heeft het college ten onrechte geen gevolg gegeven aan het besluit van het UWV, waaruit blijkt dat bij eiseres sprake is van volledige, maar niet duurzame arbeidsongeschiktheid. Aan het arbeidsdeskundig onderzoek was volgens eiseres geen behoefte, dat heeft zij in haar brieven van 6 april 2021 en 19 april 2021 ook kenbaar gemaakt. Uit het rapport van de bedrijfsarts van 17 mei 2021 volgt immers dat bij eiseres slechts sprake was van een urenbeperking en dat zij geschikt was geacht voor haar eigen arbeid. Ook heeft het college aan eiseres geen instemming gevraagd over het bureaukeuze van de mediator en is ook geen toestemming gevraagd voor het doorgeven van haar persoonsgegevens aan arbeidsdeskundige. Eiseres voert vervolgens aan dat haar niet kan worden verweten dat zij niet aan mediation heeft meegewerkt. Zij heeft immers in haar brief van 20 november 2020 zelf voorgesteld om de mediator Lot van der Heijden-de Graaf , gebonden aan Dialoque , in te zetten. Het college heeft hierop te kennen gegeven akkoord te gaan met mediation via een ander bureau, maar heeft haar vervolgens opnieuw gevraagd om met een alternatief voorstel te komen. Vervolgens heeft het college de re-integratie voortgezet, zonder eerst de uitslag van mediaton af te wachten. Eiseres betoogt dan ook dat zij bereid was om met mediation te starten nadat de afspraken zijn gemaakt over de passende re-integratie.
4.2.
Voor zover eiseres wordt verweten dat zij geweigerd heeft om het gesprek over re-integratie bij de Frontoffice Servicedesk studenten aan te gaan, stelt eiseres dat dit geen passende arbeid betreft. Gelet hierop kon het weigeren van werkzaamheden bij de Frontoffice Servicedesk, tijdens het arbeidskundig onderzoek, haar eveneens worden verweten. Dat geldt ook voor het niet uitvoeren van werkzaamheden bij Unit, nadat het arbeidskundig onderzoek was afgerond, omdat er volgens eiseres nog steeds geen sprake was van passende arbeid. Dat heeft zij ook in haar e-mail van 11 mei 2021 aan het college laten weten. Verder betoogt eiseres dat zij het gesprek van 3 maart 2021 niet heeft genegeerd, maar slechts heeft aangegeven dat zij, ter voorbereiding van de afspraak enkele relevante stukken wil ontvangen. Het louter noemen van vage werkzaamheden door het college was immers onvoldoende, aldus eiseres.
4.3.
Eiseres stelt verder dat haar ten onrechte wordt verweten dat zij in mei 2021 de eis heeft gesteld om te re-integreren in een managementfunctie, dan wel terug keren als academiedirecteur. Het einddoel van haar re-integratie was namelijk het terugkeren in een managementfunctie. Zij is dan ook geschikt voor een functie op WO-niveau, al dan niet met een urenbeperking. Eiseres heeft om die reden verkennende gespreken gevoerd met collega’s om de mogelijkheden voor re-integratie te verkennen. Met betrekking tot de stage binnen de WUR, voert eiseres aan dat zij deze stage aanvankelijk heeft voorgesteld in het kader van duale re-integratie, maar dit voorstel werd door het college afgewezen, omdat zij in eerste instantie wilde beoordelen of deze stage de re-integratie van eiseres niet belemmert. Vervolgens wilde het college de stage aanwenden voor re-integratie, zonder duidelijk te maken op welke wijze de stage aan re-integratie kan bijdragen. Bovendien heeft eiseres zelf een vergelijkbare stage binnen het college aangeboden en deze is door het college geweigerd.
4.4.
Tot slot verzoekt eiseres de rechtbank om het college te veroordelen tot een schadevergoeding.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

5. De rechtbank beoordeelt de vraag of het college terecht aan eiseres een maatregel heeft opgelegd, omdat zij zich niet zou hebben gehouden aan de re-integratieverplichtingen. De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat de periode waarop dit geschil ziet beperkt is tot 1 oktober 2021, omdat het UWV heeft vastgesteld dat eiseres vanaf 1 oktober 2021 geen benutbare mogelijkheden meer heeft.
5.1.
Op grond van artikel 89, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet WIA kan de eigenrisicodrager een maatregel opleggen, indien, voor zover hier van belang, de verzekerde verplichtingen als bedoeld in artikel 27, 29 of 30 niet of niet behoorlijk is nagekomen.
Is er sprake van schending van de in artikel 27 van de Wet WIA genoemde verplichtingen?
6. Artikel 27, tweede lid, aanhef en c, van de Wet WIA bepaalt dat de verzekerde verplicht is om mee te werken door zich te laten onderzoeken door het UWV of door een of meer daartoe door het UWV aangewezen personen.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank kon het college eiseres in redelijkheid verplichten mee te werken aan een arbeidskundig onderzoek, mede nu hier een advies van de bedrijfsarts aan ten grondslag lag. De rechtbank verwijst daarbij naar de e-mail van de bedrijfsarts Sprong van 7 oktober 2020, waarin het college geadviseerd wordt om het onderzoek door Ergatis te laten verrichten. De reden hiervoor was om een FML te laten opstellen, zodat vervolgens, door middel van een arbeidskundig onderzoek, de mogelijkheden van eiseres bij het college konden worden vastgesteld. Bovendien had het college in de WIA-procedure, geen inzage in medische gegevens van eiseres, waardoor het college geen informatie had over de mate van belastbaarheid van eiseres. Gelet op het voorgaande is het verlangen van het college van medewerking aan een onderzoek door Ergatis en arbeidskundig onderzoek een redelijke opdracht in het kader van re-integratie. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 8 juli 2021, [1] waarin is overwogen dat de oproep om aan een arbeidskundig onderzoek mee te werken een redelijk voorschrift is.
Is er sprake van schending van de in artikel 29 van de Wet WIA genoemde verplichtingen?
7. In artikel 29 van de Wet WIA zijn de plichten geregeld gericht op vergroten van mogelijkheden tot het verrichten van arbeid. Op grond van het eerste lid is de verzekerde die recht heeft op een WGA-uitkering verplicht in voldoende mate te trachten mogelijkheden tot het verrichten van passende arbeid te behouden of te verkrijgen. In het tweede lid, aanhef en onder b, voor zover van belang, is bepaald dat, ter naleving van de plicht bedoeld in het eerste lid, de verzekerde die recht heeft op een WGA-uitkering in elk geval verplicht is mee te werken aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op zijn inschakeling in de arbeid, die het UWV of de eigenrisicodrager wenselijk acht voor verkrijging van mogelijkheden tot verrichten van passende arbeid.
7.1.
De rechtbank stelt voorop dat in eerste instantie, zowel eiseres als het college in navolging van de adviezen van de bedrijfsarts en arbeidsdeskundige het met elkaar eens waren over het inzetten van mediation. Vaststaat dat de bedrijfsarts Firmansyah op 11 februari 2021 heeft geadviseerd om mediation in te schakelen om tot structurele oplossingen te komen en dat het volgens haar een goed effect zal hebben op de belastbaarheid en ook voor de voortzetting van de re-integratie. Tevens heeft de arbeidsdeskundige Punte in zijn rapport van 22 april 2021 geadviseerd om een mediator in te schakelen zodat beide partijen sluitende afspraken maken ten aanzien van de inzet van eiseres binnen het college, het formuleren van doelstellingen daarbij en het vastleggen van de werkzaamheden waarmee zij belast wordt.
7.2.
Uit het overzicht van contacten tussen eiseres en het college komt onder meer naar voren dat eiseres geen mediationtraject wilde via de door het college voorgestelde mediation kantoor ‘ Opstal en Partners ’, omdat dit kantoor volgens eiseres in praktijk bekend stond als een outplacementbureau. Het college is vervolgens akkoord gegaan met het voorstel van eiseres om een andere mediator in te schakelen. Ter zitting heeft de gemachtigde van het college toegelicht dat naar aanleiding van het verzoek van eiseres geprobeerd is contact op te nemen met Lot van der Heijden-de Graaf , maar is gebleken dat zij niet meer werkzaam was bij dit kantoor. Hierna is de mediation via de ‘ Opstal en Partners ’ opgestart. Uit de processtukken blijkt dat ‘ Opstal en Partners ’ het college twee keer geïnformeerd had dat eiseres niet wenst mee te werken aan mediation. Sterker nog, eiseres heeft het college in haar brief van 17 mei 2021 te kennen gegeven dat de mediation pas kan worden opgestart, nadat er concrete afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de door eiseres voorgestelde functies. Naar het oordeel van de rechtbank valt dit voorstel van eiseres niet te rijmen met het doel waarvoor de mediation was ingezet, namelijk het komen tot structurele oplossingen ter bevordering van re-integratie. Door het niet meewerken aan mediaton, dan wel door het stellen van voorwaarden alvorens zij mee zou doen aan mediation, heeft eiseres niet voldaan aan haar plicht om mee te werken aan activiteiten gericht op haar inschakeling in de arbeid voor verkrijging van mogelijkheden tot passende arbeid. De stelling van eiseres dat het college de re-integratie heeft voortgezet, zonder eerst de uitslag van mediation af te wachten, wordt dan ook niet gevolgd, te meer nu eiseres hieraan zelf allerlei voorwaarden heeft gesteld.
7.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat eiseres ten onrechte geen gehoor heeft gegeven aan de oproepen van het college om naar de gesprekken omtrent haar re-integratiewerkzaamheden bij de Frontoffice Servicedesk en Unit Studentenservice te komen. Uit de wet volgt dat eiseres verplicht is om mee te werken aan haar re-integratie, wat onder meer inhoudt dat eiseres verplicht is om mee te werken aan activiteiten of werkzaamheden, die gericht zijn op haar inschakeling in de arbeid, die haar werkgever wenselijk acht voor verkrijging van mogelijkheden tot het verrichten van passende arbeid. In dit verband wijst de rechtbank op de in rechtsoverwegingen 2.7 en 2.8 weergegeven uitnodigingen voor een gesprek over de re-integratiewerkzaamheden. Eiseres heeft echter alle voorgestelde afspraken, zonder eerst een gesprek te voeren, geweigerd door op voorhand te stellen dat de aangeboden re-integratiewerkzaamheden niet passend zijn. Een dergelijke handelswijze van eiseres kwalificeert de rechtbank als tegenwerking bij de pogingen van het college om eiseres toe te leiden naar re-integratie en passend werk. Het door eiseres ter zitting ingenomen standpunt dat zij voorafgaand duidelijkheid wilde over de functie en dat zij geen informatie kreeg, leidt niet tot een ander oordeel. Nergens uit de wet volgt immers dat bij de uitnodiging voor een gesprek alle details al bekend moeten zijn. Een re-integratiegesprek is juist bedoeld om alle details van de functie en relevante zaken te bespreken. Het college had deze re-integratieverplichtingen van eiseres in redelijkheid kunnen verlangen. Daar komt nog bij dat eiseres meerdere malen is gewezen op haar verplichtingen en dat zij ook kon weten wat van haar verwacht werd. De rechtbank overweegt verder dat eiseres ten onrechte, ondanks het nadrukkelijk verzoek van het college, geen inzage heeft gegeven in haar stageopdracht aan de Universiteit Wageningen, zodat onderzocht kon worden of een stage binnen het college gefaciliteerd kon worden. De stelling van eiseres dat zij deze stage aanvankelijk had voorgesteld als een onderdeel van duale re-integratie en dat het college dit geweigerd heeft, als ook niet heeft toegelicht op welke wijze de stage zou kunnen bijdragen aan re-integratie, maakt niet dat de weigering van eiseres om inzage te geven in de stageopdracht haar niet valt te verwijten.
Is er sprake van schending van de in artikel 30 van de Wet WIA genoemde verplichtingen?
8. In artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet WIA is geregeld dat de verzekerde die recht heeft op een WGA-uitkering verplicht is om passende arbeid te verrichten indien hij daartoe in de gelegenheid wordt gesteld. Artikel 30, eerste lid, aanhef en onder b, bepaald dat de verzekerde verplicht is om in voldoende mate te trachten passende arbeid te verkrijgen. Artikel 30, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet WIA, bepaald dat de verzekerde geen eisen mag stellen in verband met door hem te verrichten arbeid die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren. In het vierde lid van artikel 30 van de Wet WIA is bepaald dat onder passende arbeid als bedoeld in het eerste lid, voor zover hier van belang, wordt verstaan alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd.
8.1.
De rechtbank stelt vast dat de commissie in haar advies heeft overwogen dat niet kan worden getoetst of eiseres geweigerd heeft om aangeboden passende arbeid te verrichten, omdat niet kon worden getoetst of de functie van Frontoffice en Unit passende arbeid betreft, zoals bedoeld in artikel 30, vierde lid, van de Wet WIA. Gelet hierop behoeven de beroepsgronden van eiseres dat haar niet kan worden verweten dat zij geweigerd heeft om de aangeboden re-integratiewerkzaamheden bij Frontoffice Servicedesk en Unit uit te voeren, geen bespreking. Wel heeft het college terecht geconcludeerd dat eiseres kan worden verweten dat zij de in artikel 30, eerste lid, aanhef onder c, van de Wet WIA opgenomen verplichting heeft overschreden. Naar het oordeel van de rechtbank kon het college deze inspanning van eiseres in redelijkheid kunnen verwachten. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de voorstellen van eiseres dat zij terug wil keren in haar eigen functie, dan wel voornamelijk in een management functie, kunnen worden gekwalificeerd als het stellen van eisen die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren. Voor zover eiseres stelt dat zij vele voorstellen in het kader van re-integratie heeft gedaan en dat het college ten onrechte aan haar niet tegemoet is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat het niet aan eiseres was om voorstellen te doen.
8.2.
Uit het voorgaande volgt dat eiseres onvoldoende heeft meegewerkt aan haar re-integratie en daarmee de verplichtingen als bedoeld in artikels 27, 29 en 30 van de Wet WIA heeft geschonden. Het college was dan ook bevoegd om een maatregel op te leggen.
Schiet de maatregel zijn doel voorbij?
9. Volgens vaste rechtspraak [2] leidt noch de hoogte en duur van de maatregel noch de combinatie van niet-uitbetaling en het opleggen van een maatregel tot de conclusie dat sprake is van een bestraffende sanctie. Een herstelsanctie strekt immers tot geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen een overtreding. Dit betekent dat het feit dat de maatregel reeds geeffectueerd was in een periode waarin geen re-integratiemogelijkheden waren, nog niet met zich meebrengt dat de maatregel hiermee zijn doel voorbijschiet. Zoals reeds overwogen heeft een maatregel tot doel om een herhaling van de nieuwe overtreding te voorkomen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de bedrijfsarts H. de Wit naar aanleiding van de second opinion van eiseres in juni 2022 heeft gerapporteerd dat eiseres geen beperkingen meer heeft en geschikt wordt geacht voor eigen werk. Hierdoor had het college rekening mogen houden met het feit dat van eiseres ook in die periode verwacht mag worden dat zij inspanningen moet verrichten die gericht zijn op re-integratie, omdat zij in de periode van het opleggen van de maatregel feitelijk nog steeds in dienst was bij het college. De ontslagvergunning van het college was immers bij besluit van 3 oktober 2022 afgewezen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Schadevergoeding
10. Artikel 8:88a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb bepaalt dat de bestuursrechter bevoegd is op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt als gevolg van een onrechtmatig besluit. Volgens vaste rechtspraak [3] is voor een veroordeling tot vergoeding van schade vereist dat deze schade verband houdt met het onrechtmatige besluit en voorts dat alleen die schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen die in een zodanig verband staan met dat besluit dat zij het bestuursorgaan, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van dat besluit kunnen worden toegerekend. Van enig onrechtmatig handelen van het college is de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet gebleken. Het verzoek om schadevergoeding wordt daarom afgewezen.

Conclusie en gevolgen

11. Nu geen van de door eiseres aangevoerde beroepsgronden slaagt, is het beroep ongegrond en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Mamedova, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
de griffier is buiten staat te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 8 juni 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2146 en van 17 november 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2872.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 5 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:16.