ECLI:NL:RBGEL:2023:352

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6545
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een handhavingsverzoek tegen de afwijzing door het college van burgemeester en wethouders met betrekking tot parkeernormen en terrasgebruik

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 25 januari 2023, wordt het beroep van eisers, Stichting DOEH en een andere eiser, tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek beoordeeld. De eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo, dat op 30 oktober 2020 hun verzoek om handhaving heeft afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2022 behandeld, waarbij de gemachtigden van de eisers, het college en de vergunninghouder aanwezig waren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de afwijzing van het handhavingsverzoek onterecht was, omdat de vergunninghouder niet voldeed aan de parkeernormen die zijn vastgesteld in het bestemmingsplan.

De rechtbank concludeert dat de vergunninghouder, die een terras heeft aangelegd op het perceel waar een restaurant is gevestigd, in strijd handelt met de omgevingsvergunning en de geldende bestemmingsplannen. De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte heeft gesteld dat er geen overtreding was, omdat het restaurant nog niet geopend was. De rechtbank benadrukt dat de parkeernormen al van toepassing zijn op het moment dat de omgevingsvergunning wordt verleend, ongeacht of het restaurant in gebruik is genomen. De rechtbank vernietigt de beslissing op bezwaar en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het college ook de proceskosten van de eisers moet vergoeden.

De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de handhaving van bestemmingsplannen en de naleving van parkeernormen in de gemeente Ermelo. De rechtbank heeft de eisers in het gelijk gesteld en het college verplicht om de handhaving van de parkeernormen serieus te nemen, wat kan leiden tot verdere juridische stappen indien de vergunninghouder niet aan de eisen voldoet.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 20/6545

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2023

in de zaak tussen

Stichting DOEH, uit Ermelo,

en
[eiseres A], uit [plaats B] ,
eisers,
(gemachtigde: mr. I.E. Nauta),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo (het college)

(gemachtigde: mr. R.A. Oosterveer).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Lisuda Vastgoed B.V. uit Ermelo (de vergunninghouder)
(gemachtigde: R. Scholten).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek.
Met het bestreden besluit van 30 oktober 2020 op het bezwaar van eisers is het college bij dat besluit gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van het college met F.T.J. van Veluw en J.A. Zandvoort en de gemachtigde van de vergunninghouder.
Gelijktijdig met dit beroep zijn de beroepen in de zaken 20/6558, 20/6555, 20/6552, 21/1031 en 21/2616 behandeld. In deze zaken doet de rechtbank gelijktijdig uitspraak.

Totstandkoming van het besluit

1. Op 14 januari 2020 heeft de gemachtigde van eisers namens eisers een verzoek gedaan om handhaving tegen het aanleggen van een terras op [het adres C] te [plaats B] . Op dat perceel is het restaurant [D] gevestigd. Het verzoek is als volgt: “Cliënten zijn van voordeel (de rechtbank begrijpt oordeel) dat vergunninghouder, door op de locatie van de parkeerplaatsen, een terras aan te leggen, handelt in strijd met de geldende bestemmingsplannen en/of de verleende omgevingsvergunning.(…)”
2. De vergunninghouder is de eigenaar van het perceel.
3. Bij besluit van 21 februari 2020 heeft het college het verzoek tot handhaving afgewezen.
4. Tegen dat besluit is bezwaar ingesteld door eisers. De commissie heeft geadviseerd om het besluit in te trekken en alsnog handhavend op te treden. Het college heeft dit advies niet overgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het handhavingsverzoek. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
6. De rechtbank acht het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Inleiding
7. Aan de vergunninghouder is op 1 april 2019 een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een restaurant. Op de inrichtingstekening die bij de omgevingsvergunning hoort is te zien dat aan de achterzijde van het restaurant 18 parkeerplaatsen gemaakt zouden worden en aan de zijkant van het restaurant 5 parkeerplaatsen.
8. Vergunninghouder heeft het terrein anders ingericht dan op de inrichtingstekening. Op het achterterrein en aan de zijkant heeft hij een terras gerealiseerd. Een deel van de parkeerplaatsen zijn aan de voorkant gerealiseerd.
9. Voor het perceel gelden het bestemmingsplan De Driehoek 2016 (de Driehoek) en het bestemmingsplan Parkeernormen. Het bestemmingsplan De Driehoek bepaalt dat voor het perceel de bestemming Horeca geldt.
Is er sprake van een overtreding?
10. Eisers stellen dat artikel 8.1 van het bestemmingsplan de Driehoek geen terras toe laat en dat ten tijde van het bestreden besluit wel al moet worden voldaan aan het bestemmingsplan Parkeernormen.
Is een terras toegestaan op het perceel?
10.1.
Eisers voeren aan dat het bestemmingsplan de Driehoek geen terras toelaat, omdat in artikel 8.1 limitatief is opgesomd voor welke doeleinden de bij de bestemming Horeca genoemde gronden gebruikt mag worden, en daar staat terras niet bij.
10.2.
Artikel 8 van het bestemmingsplan de Driehoek is als volgt:
Artikel 8 Horeca
8.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. horeca in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van horecabedrijven die is opgenomen in Bijlage 3 van de regels;
met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
(…)
10.3.
De exploitatie van het restaurant valt onder de categorieën zoals genoemd in bijlage 3 bij het bestemmingsplan. Een terras is volgens de definitie van het bestemmingsplan: een buiten de besloten ruimte liggend deel van een horecabedrijf of detailhandelsbedrijf met ondergeschikte horeca waar zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het horecabedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt. Het terras wordt gebruikt om dranken en/of spijzen te verstrekken vanuit het restaurant.
Niet ter discussie staat dat het restaurant in overeenstemming is met de bestemming Horeca. In de als bijlage 3 opgenomen Lijst van horecabedrijven valt een restaurant namelijk onder horecacategorie 2. De rechtbank is van oordeel dat het terras een onderdeel is van het restaurant en binnen de omschrijving van de bestemming Horeca past. Er is geen sprake van strijdigheid met artikel 8.1 van de planregels en dus geen sprake van een overtreding. Het college hoefde op basis van deze grond niet te handhaven.
Voldoen aan de parkeernormen?
10.4.
Het college heeft in haar beslissing op bezwaar overwogen dat ten tijde van de beslissing op het verzoek tot handhaving op 21 februari 2020 het restaurant nog niet geopend was en dat daarom nog niet aan de parkeernormen hoefde te worden voldaan. Het restaurant was nog in aanbouw en bouwkundig nog niet opgeleverd. Daarom was er op dat moment geen sprake van overtreding van de parkeernormen.
10.5.
Eisers stellen dat zowel tijdens het gebruik als bij het bebouwen van de gronden moet worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen. Het maakt daarbij niet uit of het restaurant al in gebruik is genomen. Daarnaast betwisten eisers ook dat het restaurant op 21 februari 2020 nog niet was opgeleverd.
10.6.
Volgens het bestemmingsplan Parkeernormen, dient te worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen (met bijbehorende eisen voor locatie en inrichting) ten behoeve van (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen en de bijhorende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading als opgenomen in bijlage 1. Deze eis geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening. [1] In de toelichting bij dit artikel staat: “De behoefte aan parkeervoorzieningen komt voort uit het gebruik van gronden en opstallen. Het is daarmee een 'gebruiksregeling' en niet een bouwbepaling. Dat betekent dat er aan moet worden voldaan ongeacht of er (al dan niet vergunningplichtig) gebouwd wordt.”
Het bestemmingsplan de Driehoek bepaalt in artikel: “Ruimte(n) voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.”
In de omgevingsvergunning van 1 april 2019 is opgenomen: “De parkeerplaatsen die voor dit project in verband met het bestemmingsplan ‘Parkeernormen’ worden aangelegd moeten in stand worden gehouden. Bij het onttrekken van de parkeermogelijkheden (ook bij doorverkoop) kan er een strijdige situatie ontstaan op grond van het bestemmingsplan. Daar zal dan handhavend tegen worden opgetreden.”
10.7.
In de uitspraken van vandaag in de zaken met zaaknummers 20/6552, 20/6558 en 20/6555 heeft de rechtbank geoordeeld dat het restaurant moet voldoen aan de parkeernormen. Die houden onder andere in dat er 29 parkeerplaatsen moeten zijn. In diezelfde uitspraken is geoordeeld dat niet in de groenstrook mag worden geparkeerd waardoor er maar 19 parkeerplaatsen zijn. Door de terreininrichting te veranderen en het terras uit te breiden op de plek waar eerst parkeerplaatsen zouden zijn handelt de vergunninghouder in strijd met de omgevingsvergunning, het bestemmingsplan De Driehoek en het bestemmingsplan Parkeernormen. Vanaf het moment dat de terreininrichting veranderde beschikte de vergunninghouder immers niet meer over het vereiste aantal parkeerplaatsen of kon hij die parkeerplaatsen niet meer realiseren. Daarbij maakt het niet uit of het restaurant al geopend is, omdat vanaf het moment dat de omgevingsvergunning is afgegeven daaraan moet worden voldaan. Dit betekent dat het college het verzoek tot handhaving ten onrechte heeft afgewezen.
10.8.
Deze beroepsgrond slaagt.
11. De overige beroepsgronden kunnen buiten beschouwing blijven nu het beroep gegrond is.

Conclusie en gevolgen

12. De rechtbank verklaart het beroep van eisers gegrond en vernietigt de beslissing op bezwaar van 30 oktober 2020. De rechtbank kan niet zelf in de zaak voorzien omdat in dit geval een besluit moet worden genomen op het handhavingsverzoek van eisers.
12.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college hiervoor 6 weken.
12.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers een vergoeding voor hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674 omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep van eisers gegrond;
  • vernietigt de beslissing op bezwaar van 30 oktober 2020;
  • draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 1.674 aan proceskosten aan eisers;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 354 aan eisers moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. van Gerwen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op: 25 januari 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 3.1.1 van het bestemmingsplan Parkeernormen.