ECLI:NL:RBGEL:2023:4910

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
AWB – 23 _ 4805
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op herbeoordeling kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van eiseres tegen de Belastingdienst/Toeslagen, omdat de dienst niet tijdig heeft beslist op haar verzoek om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Eiseres had op 2 juli 2021 een verzoek ingediend, maar de dienst heeft niet binnen de wettelijk vastgestelde termijn van zes maanden beslist. Eiseres heeft de dienst in gebreke gesteld op 19 juli 2022, maar ook daarna bleef een beslissing uit. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, omdat de dienst niet binnen de beslistermijn heeft gereageerd.

De rechtbank legt de dienst een nieuwe beslistermijn op, waarbij de dienst binnen twaalf weken na 2 augustus 2023 een vooraankondiging over de uitkomst van het herbeoordelingsverzoek aan eiseres moet toezenden. Daarnaast moet de dienst binnen twee weken na ontvangst van een zienswijze op de vooraankondiging of binnen twee weken na het verstrijken van de termijn van zes weken een besluit bekendmaken. De rechtbank bepaalt ook dat de dienst een dwangsom van € 100 per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000.

De rechtbank concludeert dat eiseres recht heeft op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die door de dienst moeten worden betaald. De uitspraak is gedaan door rechter W.P.C.G. Derksen en is openbaar uitgesproken. Eiseres krijgt gelijk in haar beroep, en de dienst wordt verplicht om binnen de gestelde termijnen een besluit te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/4805

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. Y. Eryilmaz),
en

de Belastingdienst/Toeslagen (de dienst).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat de dienst volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek van 2 juli 2021 om een herbeoordeling in het kader van de kinderopvangtoeslag.
1.1.
Met het formulier van 19 juli 2022 heeft eiseres de dienst in gebreke gesteld. De rechtbank heeft op 19 juli 2023 het beroep van eiseres tegen het niet op tijd nemen van een beslissing ontvangen. Eiseres stelt dat de dienst niet binnen de beslistermijn en ook niet binnen twee weken na de ingebrekestelling op haar herbeoordelingsverzoek heeft beslist.
1.2.
De dienst heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De dienst heeft op 22 november 2022 de maximale dwangsom van € 1.442 aan eiseres toegekend wegens het niet op tijd beslissen op haar herbeoordelingsverzoek.
1.3.
Het is niet nodig dat partijen op een zitting worden gehoord. Het beroep is namelijk kennelijk ontvankelijk en gegrond. Daarom sluit de rechtbank het onderzoek en doet zij zonder zitting uitspraak. [1] De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaarschrift (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [2]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Gelet op artikel 6.2, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen neemt de dienst binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek een beslissing hierop. Deze termijn mag de dienst één keer – zonder overleg met of toestemming van eiseres – verlengen met zes maanden. Uit de brief van 29 december 2021 blijkt dat de dienst de beslistermijn met zes maanden heeft verlengd. Daarmee eindigt de beslistermijn op 2 juli 2022.
3.1.
Partijen zijn het erover eens dat de dienst niet binnen de beslistermijn heeft beslist. Na afloop van de beslistermijn heeft eiseres de dienst in gebreke gesteld. Het beroepschrift heeft de rechtbank meer dan twee weken daarna ontvangen. Omdat de dienst niet binnen twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling op 21 juli 2022 op het verzoek heeft beslist, en nog altijd niet heeft beslist, is het beroep ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn moet aan de dienst worden opgelegd?
4. Als het beroep gegrond is en het bestuursorgaan nog geen besluit bekendgemaakt heeft, bepaalt de rechtbank dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekendmaakt. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [3]
4.1.
De dienst heeft nog (steeds) geen besluit genomen. De dienst moet dit alsnog doen. In beroepen tegen het niet tijdig nemen van besluiten op aanvragen als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet hersteloperatie toeslagen legt de rechtbank nadere beslistermijnen op die overeenstemmen met de uitgangspunten geformuleerd in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 augustus 2023. [4]
4.2.
De dienst heeft op 2 augustus 2023 een verweerschrift ingediend. De rechtbank draagt de dienst daarom op om binnen twaalf weken na 2 augustus 2023 een vooraankondiging over de uitkomst van het herbeoordelingsverzoek aan eiseres toe te zenden. Vervolgens moet de dienst binnen twee weken na ontvangst van een zienswijze op de vooraankondiging of binnen twee weken na het verstrijken van de termijn van zes weken om te reageren op de vooraankondiging een besluit op het herbeoordelingsverzoek bekendmaken. Door snel een zienswijze in te dienen of mee te delen dat geen zienswijze wordt ingediend heeft eiseres het in de hand om het tweede deel van deze termijn zo kort als mogelijk te maken.
Welke dwangsom wordt aan de dienst opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat de dienst een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door de dienst. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000. Deze dwangsom stemt overeen met het landelijk beleid. [5] De rechtbank ziet geen grond om in dit geval een andere dwangsom op te leggen.
5.1.
Deze dwangsom geldt voor de onder 4.3 genoemde termijnen gezamenlijk. Dat betekent dat de dwangsom begint te lopen op het moment dat de dienst de eerste termijn van twaalf weken overschrijdt en deze doorloopt tot op het moment dat de dienst de vooraankondiging over de uitkomst van het herbeoordelingsverzoek heeft verzonden. Als de dienst vervolgens ook de tweede termijn overschrijdt, gaat de dwangsom weer verder lopen tot het moment dat de dienst een besluit neemt. De dwangsom loopt uiteindelijk niet verder door dan € 15.000.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en de dienst de onder 4.3 genoemde termijnen krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan de dienst de onder 5 genoemde dwangsom wordt opgelegd.
6.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is, moet de dienst het griffierecht aan eiseres vergoeden. Daarbij krijgt eiseres een vergoeding voor haar proceskosten. De dienst moet die vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de dienst de beslistermijn heeft overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet op tijd nemen van een besluit;
  • draagt de dienst op binnen twaalf weken na 2 augustus 2023 een vooraankondiging over de uitkomst van het herbeoordelingsverzoek aan eiseres toe te zenden en binnen twee weken na ontvangst van een zienswijze op de vooraankondiging of binnen twee weken na het verstrijken van de termijn van zes weken om te reageren op de vooraankondiging een besluit op het herbeoordelingsverzoek bekend te maken;
- bepaalt dat de dienst aan eiseres een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee de dienst de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000;
  • bepaalt dat de dienst het griffierecht van € 50 aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt de dienst tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van
M. Gasseling, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
4.ABRvS 23 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3209.
5.https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tijd/Paginas/extra-dwangsom.aspx#tabs