ECLI:NL:RBGEL:2023:5397

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
10197811 \ BR VERZ 22-1816 \ 894-ER
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van boete in verkeerszaak met betrekking tot onnodig geluid door motorvoertuig

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 5 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. De betrokkene, vertegenwoordigd door gemachtigde B. de Jong, had een sanctie opgelegd gekregen wegens het veroorzaken van onnodig geluid met een motorvoertuig. De kantonrechter overweegt dat de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende is om de gedraging vast te stellen, tenzij er specifieke feiten zijn die aan de juistheid van de verklaring twijfelen. De verbalisant had geconstateerd dat het voertuig met piepende banden wegreed, wat volgens de kantonrechter onnodig geluid veroorzaakte.

De kantonrechter heeft vervolgens beoordeeld of er redenen zijn om de opgelegde sanctie te matigen. Hierbij is gekeken naar bijzondere omstandigheden die aanleiding zouden kunnen geven om van de vastgestelde bedragen af te wijken. De kantonrechter concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn gebleken die een matiging rechtvaardigen, maar wijst er wel op dat het sanctiebedrag door de regelgever is gewijzigd naar € 250. Dit leidt tot een gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep, waarbij de kantonrechter de sanctie matigt tot het nieuwe bedrag.

Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld over de proceskosten. De kosten voor rechtsbijstand in de administratieve fase komen niet voor vergoeding in aanmerking, maar de officier van justitie wordt wel veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 837. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 10197811 \ BR VERZ 22-1816 \ 894-ER
cjib-nr / registratienr 245747529 / SU6124
zitting van 5 september 2023
beslissing inzake Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van

[betrokkene]

wonende te [adres]
betrokkene
gemachtigde B. de Jong
tegen

de officier van justitie

Gronden voor de beslissing:

Het beroep is tijdig ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie met bovenvermeld CJIB nummer.
Aan betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd vanwege het als bestuurder met een motorvoertuig onnodig geluid veroorzaken.
De kantonrechter overweegt als volgt.
In Wahv-zaken biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in: “Ik, verbalisant, zag een voertuig rijden bij de verkeerslichten op de ritzema Bosweg en zag en hoorde vervolgens dat het voertuig met piepende banden weg reed. Hierbij werd onnodig geluid veroorzaakt door de bestuurder van genoemde voertuig.”
Artikel 57 van het RVV 1990 is bedoeld om op te kunnen treden juist in die gevallen waarin een voertuig aan alle daaraan te stellen eisen voldoet maar daarmee onnodig geluid gemaakt wordt. Onder onnodig geluid moet worden verstaan dat geluid dat sterker is dan het geluid dat het rijden met een naar de eisen van de tijd normaal ingerichte auto onvermijdelijk veroorzaakt. Van onnodig geluid zal men eerst kunnen spreken, zodra het veroorzaakte geluid het normale, geaccepteerde, door auto's veroorzaakte geluid te boven gaat. Voor de vaststelling of er sprake is van onnodig geluid in de zin van artikel 57 van het RVV 1990 is niet bepalend of er iemand is die overlast heeft ondervonden van het geluid en evenmin of een bepaald geluidniveau wordt overschreden. Het verrichten van een geluidmeting is daarom geen vereiste om tot de conclusie te kunnen komen dat is gehandeld in strijd met artikel 57 van het RVV 1990. Of daarvan sprake is kan in beginsel worden gebaseerd op de bevindingen van de verbalisant.
Het verweer van de gemachtigde geeft het de kantonrechter geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de ambtenaar. Uit die verklaring volgt dat het onnodig geluid veroorzaken bestond uit het via de benden produceren van geluid dat - gelet op de beschrijving die door de ambtenaar wordt gegeven - het geaccepteerde, bij een normaal gebruik van het betreffende type voertuig veroorzaakte geluid ruimschoots te boven gaat. Daarmee staat de gedraging vast.
Vervolgens dient de kantonrechter te beoordelen of er redenen zijn om het bedrag van de sanctie te matigen of kwijt te schelden. Slechts bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven om van de in hoge mate tariefsmatig vastgestelde bedragen af te wijken.
Dergelijke omstandigheden zijn hier niet gebleken.
Ingevolge artikel 1 van het Besluit van 22 december 2021 tot wijziging van de bijlage bij de Wahv en de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening in verband met onder meer de jaarlijkse indexering geldt ingaande 1 maart 2022 voor gedragingen als deze een lager sanctiebedrag, namelijk € 250. Onder verwijzing naar het arrest van het hof van 28 maart 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:2330) zal de kantonrechter het bedrag van de aan betrokkene opgelegde sanctie op die grond matigen tot dat bedrag.
Voor het beroep bij de kantonrechter komen op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht de kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking. Voor het beroepschrift en het verschijnen ter zitting worden 2 punten toegekend. De waarde per punt bedraagt € 837,00. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 toegepast. De kosten die zijn gemaakt in de administratieve beroepsfase komen gelet op de uitspraak met nummer ECLI:NL:RBGEL:2023:2880, te raadplegen op rechtspraak.nl, niet voor vergoeding in aanmerking. De kantonrechter wijkt hiermee af van het arrest van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 juli 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:6369). De betrokkene wordt in het gelijk gesteld vanwege een wijziging van het sanctiebedrag door de regelgever na de beslissing op het administratieve beroep. Dit betreft geen aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid als bedoeld in artikel 7:28 van de Awb. Aldus zal de kantonrechter de officier van justitie veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 837.
Er zal daarom als volgt worden beslist.

Beslissing

De kantonrechter:
-verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
-wijzigt de bestreden beslissing, in die zin dat de sanctie wordt gematigd tot € 250;
-verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
-veroordeelt de officier van justitie in de proceskosten van betrokkene, begroot op
€ 837.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. G.W.B. Heijmans, en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier, De kantonrechter,
Rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, doch alleen indien:
a. de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. het beroepschrift niet-ontvankelijk is verklaard omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld.
Het beroepschrift dient schriftelijk te worden ingediend bij de rechtbank Gelderland, Team strafrecht, Mulderzaken, kamer H.1.100, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem en dient door degene die beroep heeft ingesteld, of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend. Beroepschriften die per e-mail worden ingediend, kunnen gezien de wettelijke regeling niet in behandeling worden genomen.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd waarbij u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Een afschrift van deze uitspraak is aan betrokkene en de officier van justitie verzonden op: