ECLI:NL:RBGEL:2023:5478

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
10244412 \ BR VERZ 22-431 \ 814
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing inzake schending hoorplicht en sanctie verkeersvoorschriften

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 13 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. De betrokkene, vertegenwoordigd door gemachtigde mr. I.N.D.J. Rissema, had beroep ingesteld tegen een sanctie die was opgelegd wegens het parkeren van een voertuig op een verboden plek in Harderwijk op 5 april 2022. De kantonrechter overweegt dat de ambtsedige verklaring van de verbalisant voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, tenzij de betrokkene specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aan de juistheid van de verklaring twijfelen. In dit geval heeft de kantonrechter geen reden om te twijfelen aan de waarnemingen van de verbalisant, en de enkele ontkenning van de betrokkene is onvoldoende om de sanctie te weerleggen.

De kantonrechter concludeert dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat de gemachtigde de gelegenheid heeft gekregen om schriftelijk gronden in te dienen, maar deze op een wijze heeft gedaan die door de officier van justitie is geweigerd. De kantonrechter oordeelt dat er geen nieuwe argumenten zijn ingediend die tot een andere beslissing zouden hebben geleid. De beslissing van de officier van justitie wordt bevestigd, maar de kantonrechter oordeelt dat de officier van justitie een dwangsom verschuldigd is aan de betrokkene, omdat de beslissing op het beroep te laat is genomen na een ingebrekestelling. De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond, wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, maar kent wel een dwangsom van € 46,- toe, vermeerderd met wettelijke rente, die door het CJIB aan de betrokkene moet worden overgemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Apeldoorn
zaakgegevens 10244412 \ BR VERZ 22-431 \ 814
cjib-nr / registratienr 248943292 / TM7604
zitting van 13 september 2023
beslissing inzake Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van

[betrokkene]

wonende te [adres]
betrokkene
gemachtigde mr. I.N.D.J. Rissema, Fixiq Legal/ Bezwaartegenverkeersboetes.nl
tegen

de officier van justitie

Gronden voor de beslissing:

Het beroep is tijdig ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie met bovenvermeld CJIB nummer.
Aan betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd vanwege het parkeren van een voertuig, met kenteken [kenteken] , waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone)), op 5 april 2022 om 14.14 uur, te Harderwijk, Vischmarkt.
De kantonrechter overweegt als volgt.
In Wahv-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB, in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
De kantonrechter heeft geen reden te twijfelen aan de waarnemingen van de verbalisant. Een enkele niet onderbouwde ontkenning van de verweten gedraging is daarvoor onvoldoende.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de verweten gedraging verricht en betrokkene daarvoor aansprakelijk.
De ernst van de schending van de hoorplicht vereist niet dat de sanctie wordt gematigd. Er is gelegenheid geboden om schriftelijk gronden in te dienen. Gemachtigde heeft dat op een wijze gedaan die - terecht - door de officier van justitie is geweigerd. Mede door de proceshouding van gemachtigde is de hoorplicht geschonden. Verder is uit de beroepsfase bij de kantonrechter niet gebleken van nieuwe argumenten die niet zijn meegewogen in de beslissing van de officier van justitie en die tot een andere beslissing zouden hebben geleid.
Ingevolge artikel 4:17, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager, indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen.
Ingevolge het derde lid is de eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.
Na de op 14 oktober 2022 ontvangen ingebrekestelling is door de officier van justitie te laat op het beroep tegen de beschikking beslist en daarom is de officier van justitie een dwangsom aan betrokkene verschuldigd. Gemachtigde stelt dat de officier van justitie over 2 dagen dwangsommen heeft verbeurd. De officier van justitie bestrijdt dat niet.
Er zal daarom als volgt worden beslist.

Beslissing

De kantonrechter:
-verklaart het beroep ongegrond.
-wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af;
-wijst het verzoek om vergoeding van een dwangsom tot een bedrag van € 46,- toe,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2022 en bepaalt dat het CJIB dit
bedrag op de bankrekening van betrokkene overmaakt.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. R.A. Eskes, en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier, De kantonrechter,
Rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, doch alleen indien:
a. de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. het beroepschrift niet-ontvankelijk is verklaard omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld.
Het beroepschrift dient schriftelijk te worden ingediend bij de rechtbank Gelderland, Team strafrecht, Mulderzaken, kamer C.1.14, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem en dient door degene die beroep heeft ingesteld, of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend. Beroepschriften die per e-mail worden ingediend, kunnen gezien de wettelijke regeling niet in behandeling worden genomen.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd waarbij u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Een afschrift van deze uitspraak is aan betrokkene en de officier van justitie verzonden op: