ECLI:NL:RBGEL:2023:6323

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
407315
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door hoogspanningsverbinding en uitleg van overeenkomst

In deze zaak heeft de Stichting Het Lijndensche Fonds voor Kerk en Zending (hierna: de Stichting) een vordering ingesteld tegen TenneT TSO B.V. en Saranne B.V. (hierna gezamenlijk: TenneT c.s.) wegens schade die de Stichting lijdt door de aanwezigheid van een hoogspanningsverbinding op haar perceel. De Stichting stelt dat zij door deze hoogspanningsverbinding minder zonnepanelen kan plaatsen dan gewenst, wat leidt tot een schadevergoeding die TenneT c.s. volgens de Stichting moeten vergoeden op basis van de overeenkomst die in 1986 is gesloten. De rechtbank Gelderland heeft in een tussenvonnis van 15 februari 2023 geoordeeld dat de schade die voortvloeit uit de aanwezigheid van de hoogspanningsverbinding een voorzienbaar gevolg is van de overeenkomst en dat de Stichting geen aanvullende schadevergoeding kan vorderen voor het niet kunnen realiseren van het zonnepark op de belaste strook. De rechtbank heeft echter onvoldoende informatie om te oordelen over de schade die de Stichting buiten de belaste strook lijdt en heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hierover aanvullende informatie te verstrekken. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/407315 / HA ZA 22-353
Vonnis van 15 februari 2023
in de zaak van
de stichting
STICHTING HET LIJNDENSCHE FONDS VOOR KERK EN ZENDING,
gevestigd in Hemmen, gemeente Overbetuwe,
eisende partij,
hierna te noemen: de Stichting,
advocaat: mr. E.H.M. Harbers te Arnhem,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TENNET TSO B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SARANNE B.V.,
beiden gevestigd in Arnhem,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: TenneT c.s.,
advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans te 's-Gravenhage.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 oktober 2022 en de daarin genoemde processtukken,
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 januari 2023.
1.2.
Vervolgens is besloten dat er een vonnis zal volgen.

2.De feiten

2.1.
De Stichting heeft als doel om het landgoed De Heerlijkheid Hemmen te beheren. Zij beheert ruim 700 ha land in en nabij Hemmen, gemeente Overbetuwe. Tennet TSO B.V. (hierna: TenneT) is een (elektriciteit)netbeheerder.
2.2.
In 1986 is tussen N.V. Samenwerkende Elektriciteits- Produktiebedrijven (hierna: SEP), de rechtsvoorganger van TenneT, en de Stichting een overeenkomst gesloten die ziet op een deel van het landgoed, het perceel (tegenwoordig) [perceelnr.] . In de overeenkomst heeft de Stichting SEP gemachtigd om een zakelijk recht in te schrijven als bedoeld in artikel 5 lid 3 sub b van de Belemmeringenwet Privaatrecht (BP) op het voornoemde perceel. Op de overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden van 6 februari 1986 van toepassing verklaard. In de overeenkomst is SEP gevolmachtigd om voor en namens de Stichting de notariële akte te doen verlijden en tekenen. Op 31 maart 1989 is in een notariële akte het zakelijk recht gevestigd met een akte tot vestiging van een recht van opstal. Het opstalrecht staat op dit moment op naam van Saranne B.V. TenneT is enig aandeelhouder van Saranne B.V.
2.3.
De overeenkomst is gesloten om de hoogspanningsverbinding Dodewaard-Doetinchem te kunnen realiseren. Het zakelijk recht is gevestigd op de belaste strook, die een breedte van 36 meter ter weerszijden van de hartlijn van de hoogspanningslijn heeft en die een totale lengte van ongeveer 1,7 kilometer heeft.
2.4.
Artikel 5 van de overeenkomst luidt, voor zover relevant, als volgt.
2.5.
Artikel 3 lid 2 van de Algemene Voorwaarden luidt – voor zover relevant – als volgt:
“Met uitzondering van het bepaalde in lid 4 van dit artikel zal de eigenaar zonder schriftelijke toestemming van het bedrijf, dat zonder redelijke gronden deze toestemming nimmer zal weigeren:
a. binnen de belaste strook geen roerende of onroerende zaken, zoals opstallen, opslagplaatsen, bomen en beplantingen (doen) plaatsen dan wel machinaal verhardingen (doen) aanbrengen. (..)”
2.6.
Artikel 4 lid 4 van de Algemene Voorwaarden luidt – voor zover relevant – als volgt:
“Indien na vestiging van het zakelijk recht vanwege dit recht schade mocht ontstaan, die niet of niet geheel volgens de regelen van de overeenkomst is vergoed omdat die schade ten tijde van de vaststelling van de alsdan reeds uitgekeerde vergoeding(en) niet kon worden voorzien of bepaald, zal het bedrijf aan degene, die eigenaar van de belaste strook was ten tijde van de vestiging van het zakelijk recht (..) op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek alsnog een schadevergoeding toekennen”.
2.7.
De Stichting is voornemens een zonnepark te realiseren op een deel van het landgoed en heeft daartoe de besloten vennootschap Zonnepark Hemmen B.V. opgericht. De Stichting heeft de percelen die nodig zijn voor het zonnepark in opstal uitgegeven aan Zonnepark Hemmen B.V., tegen een retributie van € 8.000,00 per ha per jaar. Een deel van het geplande zonnepark bevindt zich op de belaste strook. De Stichting heeft TenneT toestemming gevraagd om ook daar het zonnepark te mogen realiseren.
2.8.
TenneT heeft in een brief van 19 mei 2022 schriftelijke toestemming gegeven voor de aanleg van het zonnepark op de belaste strook, onder een aantal voorwaarden. Eén van die voorwaarden ziet op elektromagnetische compatibiliteit (EMC).
2.9.
Vanwege de door TenneT gestelde voorwaarden kan een deel van het geplande zonnepark niet worden gerealiseerd.
2.10.
Bij brief van 23 mei 2019 heeft de Stichting TenneT verzocht om vergoeding van de schade die de Stichting lijdt omdat er – vanwege voorwaarden die TenneT heeft gesteld – 5.472 zonnepanelen minder kunnen worden geplaatst dan wanneer er geen hoogspanningsverbinding aanwezig was geweest. De Stichting begroot haar schade op € 12.837,00 per jaar aan misgelopen retributie. De Stichting verzoekt TenneT – met een beroep op artikel 4 lid 4 van de Algemene Voorwaarden – om deze schade te vergoeden. Bij brief van 11 juni 2019 heeft TenneT dit verzoek (mede namens Saranne B.V.) afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
De Stichting vordert - samengevat – uitvoerbaar bij voorraad:
  • een verklaring voor recht dat Tennet c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die de Stichting lijdt doordat als gevolg van de aanwezigheid van de hoogspanningslijn een omvangrijk deel van het zonnepark Hemmen niet gerealiseerd kan worden,
  • veroordeling van Tennet c.s. tot vergoeding van schade, nader op te maken bij staat,
  • veroordeling van Tennet c.s. in de proceskosten.
3.2.
De Stichting onderbouwt haar vordering als volgt. Door de aanwezigheid van de hoogspanningsverbinding kan een deel van het zonnepark niet worden gerealiseerd. Daardoor zal de Stichting minder retributie ontvangen dan in de situatie waarin er geen hoogspanningsverbinding was geweest. Zodoende lijdt de Stichting schade. Deze schade is door partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst niet verdisconteerd in de schadevergoeding en moet daarom op grond van artikel 4 lid 4 van de algemene voorwaarden door Tennet c.s. vergoed worden.
3.3.
TenneT c.s. voeren verweer. Tennet c.s. concluderen tot afwijzing van de vorderingen van de Stichting, met veroordeling van de Stichting in de kosten van deze procedure.
3.4.
De stellingen van partijen worden hierna, voor zover nodig, verder besproken.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank oordeelt dat Tennet c.s. geen (aanvullende) schadevergoeding zijn verschuldigd voor het feit dat de Stichting geen zonnepark kan (laten) realiseren op de belaste strook. Dat is namelijk een gevolg van het feit dat de Stichting met het sluiten van de overeenkomst niet langer de vrije beschikking heeft over de belaste strook, en de schade die daaruit voortvloeit wordt geacht te zijn vergoed. Dit is mogelijk anders als het gaat om schade die de Stichting lijdt doordat zij vanwege de aanwezigheid van de hoogspanningsverbinding ook buiten de belaste strook beperkt wordt in haar exploitatiemogelijkheden. De rechtbank heeft op dit moment te weinig informatie om hierover te oordeel te geven en zal partijen in de gelegenheid stellen om zich daarover bij akte uit te laten. Deze beslissingen worden hierna toegelicht.
Uitleg van de schadevergoedingsregeling
4.2.
Partijen beroepen zich bij de onderbouwing van hun standpunten allebei op artikel 5 van de overeenkomst en artikel 4 lid 4 van de algemene voorwaarden. De uitleg van die bepalingen staat bij de beoordeling van dit geschil dus centraal. De eerste vraag die moet worden beantwoord is naar welke maatstaf de overeenkomst moet worden uitgelegd.
4.3.
De Stichting meent dat de overeenkomst moet worden uitgelegd aan de hand van het Haviltex-criterium [1] waarbij ook de wijze van totstandkoming van de overeenkomst en de informatie die voorafgaand aan het sluiten daarvan tussen partijen is uitgewisseld, moeten worden betrokken. De Stichting stelt dat de overeengekomen schadevergoeding niet meer was dan een ‘medewerkingsvergoeding’, die erop gericht was om de Stichting te compenseren voor de hinder en de schade die zij ondervond als direct gevolg van het aanleggen van de hoogspanningsverbinding. Die vergoeding was er niet op gericht om enige toekomstige schade te vergoeden. De schadevergoedingsbepaling moet volgens de Stichting zo worden uitgelegd dat alle schade die door partijen niet kon worden voorzien (dus: die niet “voorzienbaar” was) én alle schade waar door partijen niet
inis voorzien (dus: die wel voorzienbaar was, maar die nog niet is vergoed) voor vergoeding in aanmerking komt. In dat verband verwijst de Stichting naar twee documenten. Ten eerste is in maart 1982 door een door SEP ingeschakeld rentmeesterskantoor, Duvekot, een document met richtlijnen opgesteld. Deze richtlijnen zijn uitgedeeld aan alle grondeigenaren die bij de aanleg van de hoogspanningsverbinding betrokken waren. In dat document staat onder meer:
“Naast de reeds genoemde schaden, kennen we nog het begrip
toekomstschade. Dit houdt in dat schade die achteraf optreedt en nog niet was vergoed omdat deze ten tijde van het afsluiten van de overeenkomst nog niet was voorzien, alsnog kan worden vergoed”.
Ten tweede wijst de Stichting op een brief van 19 november 1986 van de Gewestelijke Raad van het Landbouwschap Gelderland, waarin de normen voor de vergoedingen die aan de grondeigenaren zullen worden verstrekt worden toegelicht. Aan het eind van die brief staat onder meer:
“Voorts wijzen wij er nog op, dat later blijkende schade als gevolg van de aanwezigheid van masten en/of overspanningen alsnog kunnen worden vergoed op grond van toekomst_schaderegeling van de zakelijk recht overeenkomst”.
4.4.
De rechtbank oordeelt als volgt. De overeenkomst is naar haar aard kennelijk mede bestemd om de rechtspositie van derden, met name de (toekomstige) perceeleigenaren, te bepalen. Dat volgt onder meer uit het feit dat in de overeenkomst is bepaald dat het een zakelijk recht betreft als bedoeld in artikel 5, derde lid onder b van de BP, dat in de overeenkomst op meerdere plekken wordt verwezen naar ‘de eigenaar of zijn rechtsopvolger(s)’ en dat in de overeenkomst is bepaald dat de inhoud van de overeenkomst ook nog zal worden vastgelegd in een notariële akte. Gelet hierop bestaat bij de uitleg van de overeenkomst grond om uit te gaan van een geobjectiveerde variant van de Haviltex-maatstaf, waarbij aan de bewoordingen van de bepalingen van de overeenkomst, gelezen in het licht van de gehele inhoud van die overeenkomst, in beginsel doorslaggevend gewicht toekomt. Dat betekent dat aan de in overweging 4.3 genoemde brieven, die voor derden niet kenbaar zijn, bij de uitleg geen betekenis toekomt.
4.5.
De uitleg die de Stichting aan de schadevergoedingsbepaling geeft komt erop neer dat partijen alleen een medewerkingsvergoeding zijn overeengekomen en dat daarin geen toekomstige schade is verdisconteerd. Die uitleg is niet verenigbaar met de tekst van de overeenkomst. Uit de tekst van artikel 5 van de overeenkomst, gelezen in het licht van (artikel 4 lid 4 van) de algemene voorwaarden, volgt dat alle hinder en schade die ‘een gewoon’ gevolg – in de woorden van de algemene voorwaarden: een ‘te voorzien’ gevolg – zijn van het verlenen van het zakelijk recht, moeten worden geacht te zijn vergoed met het bedrag van ƒ 40.822,00 en dus niet alleen de hinder en schade die het gevolg is van het aanleggen van de hoogspanningsverbinding. Daaronder valt dus ook schade die zich in de toekomst pas zal voordoen, maar die bij het sluiten van de overeenkomst al een voorzienbaar gevolg is.
4.6.
De Stichting heeft aan de hand van een berekening aangevoerd dat uit de hoogte van de vergoeding volgt dat het slechts om een gestandaardiseerde medewerkingsvergoeding ging. Hiermee gaat de Stichting eraan voorbij dat de hoogte van de vergoeding wellicht is terug te voeren op normbedragen, maar dat daaruit niet volgt dat partijen het totaal van die normbedragen niet (mede) als schadevergoeding voor toekomstige schade hebben aangemerkt.
4.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet mogen aanleggen van een zonnepark op de belaste strook, als gevolg van het zakelijk recht, een gewoon, voorzienbaar gevolg is van de aanwezigheid van de hoogspanningsleiding. Deze beperking volgt namelijk rechtstreeks uit artikel 3 lid 2 sub a van de algemene voorwaarden [2] . De schade die voortvloeit uit het feit dat de Stichting niet meer de vrije beschikking heeft over de belaste strook en daar dus niet zonder toestemming van TenneT werken kan realiseren, wordt geacht te zijn vergoed. Dat partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst wellicht niet ook de concrete bestemming ‘zonnepark/zonnepanelen’ voor ogen hebben gehad, doet daaraan niet af: partijen zijn overeengekomen dat de Stichting zonder toestemming van TenneT de belaste strook niet mag bebouwen en (mede) daarvoor is aan de Stichting een vergoeding betaald, zonder dat op dat moment al concreet voorzienbaar was wat de Stichting in de toekomst zou willen bouwen.
4.8.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende. Ook als de rechtbank bij de uitleg van de schadevergoedingsbepaling de in overweging 4.3 genoemde brieven zou betrekken, zou dit niet tot een ander oordeel leiden. De uitleg die de Stichting aan artikel 5 van overeenkomst geeft wordt namelijk niet ondersteund door die brieven. Geen van die brieven wijst erop dat partijen de begroting én vergoeding van schade die zij op het moment van sluiten van de overeenkomst al konden voorzien, naar de toekomst hebben willen verplaatsen. De Stichting heeft in dit verband gewezen op een verklaring van [naam rentmeester] die als rentmeester bij het sluiten van de overeenkomst betrokken was. Deze verklaring wijst weliswaar in die richting, maar [naam rentmeester] was geen contractspartij. De overige door de Stichting overgelegde stukken waaruit zou blijken dat TenneT in andere situaties wel op de door haar geschetste manier omgaat met schadevergoedingsbepalingen zien allemaal op andere ‘projecten’ en zijn van (veel) latere datum (1993, 2015). De Stichting heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat partijen bij het sluiten van onderhavige overeenkomst ook een dergelijke uitleg aan de bepaling hebben willen geven.
Invloed van het 380 kV verdeelstation
4.9.
De Stichting heeft erop gewezen dat haar schade (deels) wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van een 380 kV verdeelstation in Dodewaard. Vanwege het verdeelstation zou de elektromagnetische invloed van de hoogspanningslijn dusdanig zijn dat het onmogelijk is om op de belaste strook onder de hoogspanningsleiding zonnepanelen te plaatsen, waar dit zonder de aanwezigheid van het verdeelstation wél mogelijk was geweest. Ook zou de Stichting buiten de belaste strook beperkt worden in haar mogelijkheden haar perceel te gebruiken. De Stichting stelt dat de invloed van het verdeelstation voor partijen niet voorzienbaar was en dat de schade (dus) voor vergoeding in aanmerking komt.
4.10.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde invloed van het verdeelstation op de exploitatiemogelijkheden op de belaste strook niet ter zake doet. Dit laat namelijk onverlet dat de Stichting vanwege de aanwezigheid van de hoogspanningsverbinding beperkt wordt in haar exploitatiemogelijkheden. Zoals de rechtbank hiervoor in rechtsoverweging 4.7 heeft besproken is in die schade al verdisconteerd in het uitgekeerde bedrag.
4.11.
Met betrekking tot de gestelde invloed van de hoogspanningsverbinding op de exploitatiemogelijkheden buiten de belaste strook zou dit mogelijk anders kunnen zijn. De rechtbank ziet op basis van het dossier en het partijdebat vooralsnog geen aanknopingspunten waaruit volgt dat ook schade en hinder die de Stichting ondervindt buiten de belaste strook zijn voorzien en verdisconteerd in de schadevergoeding van artikel 5 van de overeenkomst. De rechtbank heeft op dit moment echter onvoldoende informatie over de aard en omvang van de beperkingen die de Stichting buiten de belaste strook ondervindt ten gevolge van de aanwezigheid van de hoogspanningsverbinding en van het verdeelstation om hierover een oordeel te kunnen geven. De rechtbank zal de Stichting daarom in de gelegenheid stellen zich hierover bij akte uit te laten. Tennet c.s. mogen daarop vervolgens reageren. De rechtbank verzoekt partijen om daarbij in ieder geval in te gaan op de volgende vragen:
Wat is de aard en de omvang van de belemmering in exploitatiemogelijkheden
buitende belaste strook die de Stichting vanwege de aanwezigheid van de hoogspanningsverbinding en van het verdeelstation ondervindt?
In hoeverre zijn die voorzien/verdisconteerd in de reeds uitgekeerde vergoeding?
Wat is de hoogte van de schade die de Stichting in dat verband lijdt?
Mocht de rechtbank tot het oordeel komen dat Tennet c.s. in dit verband een schadevergoeding aan de Stichting moet betalen, kan zij de schade dan in deze procedure begroten?
4.12.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 15 maart 2023voor het nemen van een akte door De Stichting over wat is vermeld onder 4.11, waarna Tennet c.s. op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Lenstra en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2023.
1785

Voetnoten

1.zie onder meer de uitspraak van de Hoge Raad van 22 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM8933
2.zie rechtsoverweging 2.5