ECLI:NL:RBGEL:2023:6438

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
C/05/426178 / JE RK 23-1198
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor geneeskundige behandeling van een minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 9 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om vervangende toestemming voor een geneeskundige behandeling van een minderjarige, die onder toezicht is gesteld. De gecertificeerde instelling Jeugd Veilig Verder, gevestigd te Amsterdam, heeft het verzoek ingediend. De minderjarige, die bij zijn moeder woont, is geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum]. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar zijn het niet eens over de noodzaak van de behandeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de behandeling niet noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden, en heeft het verzoek afgewezen. De kinderrechter heeft daarbij overwogen dat de zorgen over het functioneren van de minderjarige op school niet van dien aard zijn dat er sprake is van ernstig nadeel voor zijn gezondheid. De ouders hebben aangegeven dat de minderjarige het afgelopen schooljaar beter functioneert en dat de zorgen vooral voortkomen uit de relatie met de leerkracht. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om een ander criterium toe te passen dan het vereiste van artikel 1:265h BW, en heeft het verzoek om vervangende toestemming afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/426178 / JE RK 23-1198
Datum uitspraak: 9 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over vervangende toestemming medische behandeling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugd Veilig Verder gevestigdte Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[naam vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 12 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- twee vertegenwoordigers van de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 maart 2023 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 22 april 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt vervangende toestemming te verlenen voor de medische behandeling van [de minderjarige] . Deze medische behandeling betreft een onderzoek naar de capaciteiten, zijnskenmerken, het welbevinden en de sociaal- emotionele ontwikkeling van [de minderjarige] . De GI verzoekt de kinderrechter om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling het verzoek aangepast en aangevuld. In eerste instantie kwam het verzoek om nader onderzoek via school en de orthopedagoog van school. De orthopedagoog zou het onderzoek ook uitvoeren. Inmiddels is duidelijk dat de orthopedagoog het onderzoek niet kan uitvoeren. Daarom heeft de GI heel recent contact gehad met praktijk [naam praktijk] (een GGZ-organisatie) over het beoogde onderzoek bij [de minderjarige] . De conclusie is dat de GI eerst wil insteken op onderzoek naar en behandeling van mogelijk trauma. Niveaubepaling (met behulp van een IQ-test) is namelijk onbetrouwbaar op het moment dat het kind een trauma heeft dat op de voorgrond staat. [naam praktijk] wil allereerst aan de slag met de volgende onderzoeksvragen:
  • Is er een onderliggend trauma?
  • Zijn er kindkenmerken of omgevingsfactoren die [de minderjarige] beperken in zijn ontwikkeling?
Vervolgens wil [naam praktijk] in de tweede fase een IQ-test afnemen bij [de minderjarige] en onderzoeken wat er nodig is voor [de minderjarige] om tot leren te komen op school. De GI benadrukt dat er veel zorgen bestaan over het functioneren van [de minderjarige] op school. Uit het MDO blijkt dat er sprake is van leerkrachtafhankelijkheid, [de minderjarige] moet persoonlijk en nadrukkelijk aan het werk gezet worden. Ook zijn de prestaties onvoldoende en lijkt [de minderjarige] veel zorgen te dragen. Daarnaast zijn er vaak conflicten tussen [de minderjarige] en leeftijdsgenootjes waarbij [de minderjarige] de oorzaak hiervan vaak buiten zichzelf legt. [de minderjarige] voelt zich vaak onbegrepen. Dit kan duiden op de aanwezigheid van trauma. De GI stelt ook dat [de minderjarige] veel heeft meegemaakt dat trauma heeft kunnen veroorzaken. Ten eerste is [de minderjarige] met de rest van het gezin gevlucht naar Nederland in verband met de oorlog in Syrië. [de minderjarige] is in Nederland getuige geweest van huiselijk geweld en is veel belast met volwassenenproblematiek passend bij een complexe scheiding. [de minderjarige] gaf destijds aan dat hij niet meer met vader mee wilde en klaagde over buikpijn. Bij een oudere broer is al een trauma gediagnosticeerd, de behandeling hiervan met traumatherapie is ingewikkeld en het trauma heeft veel impact gehad op het sociaal-maatschappelijk leven van deze oudere broer. Zo is de oudere broer gezakt van het vwo naar het mbo en is er sprake van veel verzuim op school. De GI wil [de minderjarige] niet op zo’n manier zien “afglijden” en wil dat hij zijn volledige potentieel kan benutten.
Voor vervangende toestemming voor een medische behandeling eist artikel 1: 265h BW dat deze behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden. De GI verzoekt de kinderrechter om, indien zij vaststelt dat de behandeling niet noodzakelijk is om ernstig gevaar af te wenden, de kinderrechter dan toetst aan een ander criterium, namelijk of de behandeling ‘in het belang van het kind wenselijk is’, zoals geformuleerd in artikel 1:253a BW. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft dit criterium in een zaak toegepast. [1] De GI is van mening dat dit criterium in dit geval ook toegepast moet worden, omdat de omstandigheden van het geval vergelijkbaar zijn. De ondertoezichtstelling in die casus was (mede) uitgesproken vanwege een jarenlang verstoord communicatiepatroon tussen de ouders. De ouders in deze zaak communiceren ook niet met elkaar.
4.2.
De vader is niet akkoord met een onderzoek naar een mogelijk trauma en een IQ-test. De vader legt uit dat [de minderjarige] een gevoelige jongen is die het meteen aanvoelt als hij anders wordt behandeld dan andere kinderen. [de minderjarige] heeft zich afgelopen jaar vaak gediscrimineerd gevoeld. De vader wil [de minderjarige] beschermen voor labels die hem kunnen beperken in zijn ontwikkeling en mogelijkheden. De vader denkt dat [de minderjarige] rust en ruimte nodig heeft en dat dan alles op zijn plek valt. De vader benadrukt dat [de minderjarige] een goed rapport heeft gehaald en onder zijn huidige leerkracht goed functioneert. De vader benadrukt dat hij en de moeder niet met elkaar communiceerden omdat er een contactverbod gold tot 14 juli 2023.
4.3.
De moeder heeft aangegeven niet akkoord te zijn met onderzoek naar een mogelijk trauma, maar wel akkoord te zijn met een IQ-test. De moeder geeft aan dat zij denkt dat een IQ-test [de minderjarige] kan sterken in zijn verhaal dat hij een intelligente jongen is. Dit zou hem kunnen helpen bij de bepaling van het advies voor het passende niveau voor het voortgezet onderwijs. De moeder heeft net zoals de vader het vermoeden dat het gedrag en het functioneren van [de minderjarige] het afgelopen schooljaar te maken had met een slechte relatie met de juffrouw. [de minderjarige] heeft thuis meermaals aangegeven bang voor de juffrouw te zijn. De moeder legt daarbij ook uit dat het feit dat hij wat langzamer is dan de overige leerlingen, er wellicht mee te maken heeft dat de moeder op latere leeftijd [de minderjarige] heeft geadviseerd om (gezien de cultuur) met de rechterhand te eten en te schrijven in plaats van met links. Deze verandering maakt dat het voor [de minderjarige] nog wat onwennig is om taken uit te voeren met zijn rechterhand. Ook de moeder ziet dat het dit schooljaar een stuk beter gaat met [de minderjarige] . Hij voelt zich beter op zijn plek door de klik die hij heeft met de meester en hij haalt ook goede cijfers. Ook heeft [de minderjarige] vriendjes en een vriendinnetje. Ook thuis maakt [de minderjarige] een positieve indruk. De moeder benadrukt dat zij in de weekenden regelmatig leuke uitstapjes met elkaar ondernemen.

5.De beoordeling

5.1.
Als uitgangspunt geldt dat er altijd toestemming moet worden gegeven voor zowel een geneeskundige behandeling als jeugdhulp. [2] Dit is anders bij jeugdhulp in het kader van een ondertoezichtstelling. Hiervoor is geen toestemming van ouders nodig. [3] Dit geldt niet als de jeugdhulp een geneeskundige behandeling inhoudt in de zin van artikel 7:446 BW. [4]
5.2.
Als de jeugdhulp een medische behandeling inhoudt kan de kinderrechter vervangende toestemming verlenen voor de medische behandeling indien de behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden en de ouder die het gezag uitoefent zijn toestemming daarvoor weigert. [5]
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat de term medische behandeling van artikel 1:265h BW gelijkgesteld moet worden aan de term geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 7.3.1 Jeugdwet en 7:446 BW. [6] Diagnostisch onderzoek naar de aanwezigheid van trauma is net als de behandeling daarvan op grond van artikel 7:446, tweede lid BW een geneeskundige behandeling. Dit betekent dat voor het onderzoek naar onderliggend trauma bij [de minderjarige] toestemming van beide gezaghebbende ouders nodig is. Ditzelfde geldt voor een eventuele IQ-test.
5.4.
De kinderrechter kan vervangende toestemming verlenen voor een medische behandeling als de behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van [de minderjarige] af te wenden. De kinderrechter begrijpt uit het verzoek dat het ernstig nadeel volgens de GI met name bestaat uit de zorgen die de GI heeft over het functioneren van [de minderjarige] op school. Deze zorgen zijn met name het vorige schooljaar geconstateerd. [de minderjarige] lijkt zich moeilijk te kunnen concentreren en hij vindt het moeilijk om aan zijn werk toe te komen. Daarnaast waren zijn prestaties vorig jaar onvoldoende. Inmiddels zit [de minderjarige] dit schooljaar beter in zijn vel en zijn ook zijn prestaties beter. De ouders stellen dat dit sterk samenhangt met de meester/juf die [de minderjarige] heeft. Ondanks dat het nu beter gaat met [de minderjarige] wil de school graag meer handvatten om [de minderjarige] passend te kunnen begeleiden. Daarvoor wil de school duidelijk hebben wat hij op sociaal-emotioneel gebied nodig heeft en heeft de school graag een beeld van het IQ van [de minderjarige] . Hoewel het wenselijk kan zijn onderzoek te doen naar deze vragen zodat de school beter bij [de minderjarige] kan aansluiten, is de kinderrechter van oordeel dat deze zorgen niet dusdanig zijn dat van ernstig nadeel voor de gezondheid van [de minderjarige] gesproken kan worden.
5.5.
De GI heeft daarnaast aangevoerd dat, indien de kinderrechter van oordeel is dat het onderzoek niet noodzakelijk is om ernstig nadeel voor de gezondheid van [de minderjarige] af te wenden, de kinderrechter zou moeten toetsen of het onderzoek in het belang van [de minderjarige] wenselijk is (artikel 1:253a BW). Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [7] heeft dit criterium in een beschikking van 29 oktober 2019 toegepast. Aanleiding hiervoor was dat de ondertoezichtstelling in dat geval mede was uitgesproken vanwege een jarenlang verstoord communicatiepatroon tussen de ouders. Als een van de ouders gedwongen zou worden een procedure op grond van 1:253a BW te starten, zou dit ervoor zorgen dat de strijd tussen ouders juist weer zou voortduren.
5.6.
De kinderrechter is van oordeel dat de omstandigheden in deze zaak geen aanleiding geven een ander criterium toe te passen. Beide ouders staan immers niet achter diagnostisch onderzoek naar mogelijk trauma bij [de minderjarige] . Dat de ouders het niet eens zijn over het belang van een IQ-test is niet direct relevant. Deze test kan immers pas uitgevoerd worden volgens [naam praktijk] als het diagnostisch onderzoek is afgerond en de conclusie is dat een IQ-test op dat moment zinvol is. De kinderrechter beperkt zich in deze zaak daarom tot een oordeel over de vervangende toestemming voor het diagnostisch onderzoek naar onderliggend trauma, omdat op dit moment nog niet duidelijk is of en zo ja wanneer het andere onderzoek aan de orde is.
5.7.
Ten overvloede merkt de kinderrechter ook op dat zij vraagtekens plaatst bij de doelmatig van het door de GI gewenste onderzoek. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders daarvoor volgens [naam praktijk] ook hun medewerking moeten verlenen. Het is daarom de vraag in hoeverre dit onderzoek het gewenste effect zal hebben als het uitgevoerd moet worden terwijl de ouders hier niet voor open staan. Ditzelfde geldt voor een mogelijke behandeling die ingezet moet worden als dat uit het diagnostisch onderzoek blijkt.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 november 2023 door mr. dr. E.L. de Jongh, kinderrechter, in aanwezigheid van T. Akasbi als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 29 oktober 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9402.
2.Artikel 7:450 BW en artikel 7.3.4, lid 1, Jeugdwet.
3.Artikel 7.3.4, eerste lid, Jeugdwet.
4.Artikel 7.3.1, derde lid, Jeugdwet.
5.Artikel 1:265h BW.
6.De wetgever benoemt geen verschil tussen deze twee termen in bijvoorbeeld de memorie van toelichting bij artikel 1:265h BW (Kamerstukken II 2008-2009, 32 015, nr. 3, p. 32-33). Bovendien wordt er regelmatig naar artikelen over de geneeskundige behandeling verwezen en de term behandeling gebruikt als synoniem voor medische behandeling.