ECLI:NL:RBGEL:2023:7054

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
23-021587 en 23-021588
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens gemiste vlucht door inverzekeringstelling

Op 1 november 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een schadevergoedingszaak. Verzoeker, geboren in 1992 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, had op 19 december 2020 een vlucht geboekt naar [land] voor 16:00 uur. Hij werd echter op dezelfde dag om 15:51 uur aangehouden op de [luchthaven] en op 20 december 2020 in verzekering gesteld. De officier van justitie besloot op 3 november 2022 om verzoeker niet verder te vervolgen, wat onherroepelijk werd. Verzoeker diende op 23 augustus 2023 een verzoekschrift in voor schadevergoeding, omdat hij door zijn aanhouding zijn vlucht had gemist en twee dagen in een politiecel had doorgebracht.

De rechtbank behandelde het verzoekschrift in openbare raadkamer, waarbij de advocaat van verzoeker en de officier van justitie aanwezig waren. Verzoeker zelf verscheen niet. Hij vroeg om vergoeding van de kosten van de gemiste vlucht, immateriële schade door de aanhouding en kosten voor zijn advocaat. De officier van justitie verzet zich tegen de vergoeding van de kosten van het vliegticket, omdat deze niet onder de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering vallen. De rechtbank oordeelde dat verzoeker recht had op een schadevergoeding van € 1.026,19, bestaande uit € 130,-- voor immateriële schade door de vrijheidsbeneming, € 216,19 voor de gemiste vlucht en € 680,-- voor de kosten van de advocaat.

De rechtbank benadrukte dat de toekenning van schadevergoeding afhankelijk is van billijkheid en dat verzoeker door de aanhouding schade had geleden. De beslissing werd mondeling gegeven door rechter F.J.H. Hovens en is openbaar uitgesproken. Verzoeker heeft afstand gedaan van rechtsmiddelen, en de rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van de beslissing bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
raadkamernummers: 23-021587 en 23-021588
datum : 1 november 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 en artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna te noemen: verzoeker.
Advocaat: mr. R.P.V.W. Willems, advocaat te ’s-Hertogenbosch.

Feiten

Verzoeker werd op 19 december 2020 om 15.51 uur aangehouden op de [luchthaven] . Hij is op 20 december 2020 om 08.06 uur in verzekering gesteld en dezelfde dag heengezonden om 13.23 uur. Hij had een vlucht naar [land] geboekt voor 19 december 2020 om 16.00 uur.
De officier van justitie heeft beslist verzoeker niet verder te vervolgen en heeft dat bij brief van 3 november 2022 meegedeeld. Deze beslissing is onherroepelijk geworden. De door de officier van justitie aan de niet (verdere) vervolging verbonden voorwaarden zijn vervuld.

Procedure

Het verzoekschrift is op 23 augustus 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 1 november 2023 het verzoekschrift in openbare raadkamer behandeld. De rechtbank heeft de gemachtigde advocaat van verzoeker en de officier van justitie op zitting gehoord. Verzoeker is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Verzoek

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van in totaal € 1.156,19 wegens:
- de kosten wegens het missen van een vlucht naar [land] van € 216,19;
- de immateriële schade die verzoeker als gevolg van zijn aanhouding en inverzekeringstelling heeft geleden tot een bedrag van € 260,--.
- de kosten van een raadsman voor het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van dit verzoek tot een bedrag van € 680,--.
Namens verzoeker is aangevoerd dat hij op 17 december 2020 een vlucht voor 19 december 2020 om 16:00 uur naar [land] heeft geboekt. Door zijn aanhouding heeft verzoeker deze vlucht gemist en heeft hij een nieuwe vlucht moeten boeken
Daarnaast heeft verzoeker schade geleden doordat hij twee dagen in een politiecel heeft doorgebracht. Indien de rechtbank aanleiding ziet om deze schadevergoeding te matigen omdat verzoeker slechts één dag in verzekering is gesteld, refereert verzoeker aan het oordeel van de rechtbank.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich voor een deel tegen het toekennen van de gevraagde vergoeding.
Het verzoek inzake de kosten van het vliegticket is niet toewijsbaar. Het betreft immers geen onderzoekskosten (529 Sv), noch is het schade ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging (530 Sv), noch schade ten gevolge van voorarrest (533 Sv). Verzoeker is zijn vlucht misgelopen door de aanhouding en niet door de inverzekeringstelling. In zoverre is het verzoek niet-ontvankelijk. De door de advocaat aangehaalde uitspraak van het hof Amsterdam is anders, omdat in onderhavige zaak de inverzekeringstelling pas een dag later is gelast.
Daarnaast komt slechts de periode die verzoeker in verzekering is gesteld in aanmerking voor vergoeding van immateriële schade. Verzoeker is één dag in verzekering gesteld, dus komt hem een vergoeding toe van € 130,--.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd.
De kennisgeving van het sepot is niet verstuurd omdat van betrokkene geen adres bekend was. De advocaat van verzoeker is niet eerder dan 26 mei 2023 met het sepot bekend geworden. Het verzoekschrift is ingediend op 23 augustus 2023 door de rechtbank en daarmee tijdig ingediend.
Aan de gewezen verdachte kan een vergoeding worden toegekend voor werkelijke schade als gevolg van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting.
De toekenning van een schadevergoeding heeft steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzoek tot schadeloosstelling wegens de gemiste vlucht
Verzoeker heeft verzocht om vergoeding van de reiskosten wegens het missen van een vlucht naar [land] . Hij is niet op de dag van zijn vlucht in verzekering gesteld, maar hij is wel aangehouden en dus heeft hij door optreden van de overheid - dat later onrechtmatig is gebleken – reiskosten moeten maken doordat hij opnieuw een vlucht heeft moeten boeken.
De raadsman heeft daarbij gewezen op het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 9 februari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1066, waarin het hof in een vergelijkbaar geval oordeelde dat verzoeker zijn vlucht op [luchthaven] had gemist omdat hij was aangehouden, opgehouden voor verhoor en in verzekering gesteld. “Het moment van inverzekeringstelling zal in dergelijke gevallen plaatsvinden op een min of meer toevallig gekozen moment kort voor of na het vertrekken van de vlucht. Onder die omstandigheden ziet het hof gronden van billijkheid voor toewijzing van het verzoek."
Het gaat hier om vergoeding van daadwerkelijk geleden schade, bestaande in het niet gebruik kunnen maken van een geboekt vliegticket als gevolg van overheidshandelen, dat, hoewel niet per se onrechtmatig, uiteindelijk heeft geleid tot sepot. In het civiele aansprakelijkheidsrecht zou deze schade waarschijnlijk voor vergoeding in aanmerking komen, gezien het arrest HR 28 januari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6460, NJ 2008/55 (Parijs/Dakar).
Hoewel het verzoek niet onder de letterlijke bewoordingen van artikel 529 of 530 Sv lijkt te vallen, gaat het hier in essentie om een billijkheidsbeslissing. Mede gezien ook het vermelde arrest van het hof Amsterdam, komt het de rechtbank alleszins billijk voor het verzoek toe te wijzen.
Het verzoek wegens ondergaan voorarrest I(art 533 Sv)
Verzoeker is op 19 december 2022 aangehouden. Op 20 december 2022 is hij in verzekering gesteld en op dezelfde dag heengezonden. Bij het bepalen van het aantal dagen dat verzoeker in voorarrest heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen én geëindigd op een en dezelfde dag (en het voorarrest dus tot enkele uren beperkt is gebleven) wordt een vergoeding toegekend naar de maatstaf van een volledige dag. Verzoeker komt geen vergoeding toe voor de tijd die hij vóór zijn inverzekeringstelling in de politiecel heeft doorgebracht.
De rechtbank zal een vergoeding toekennen voor:
- vrijheidsbeneming door inverzekeringstelling, één dag € 130,--
- kosten gemiste vlucht € 216,19
- kosten voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift € 680,--
Totaal € 1.026,19
Voor toekenning van hetgeen overigens is verzocht acht de rechtbank geen gronden aanwezig.

Beslissing

De rechtbank:
- kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 1.026,19
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven door mr. F.J.H. Hovens, rechter, in tegenwoordigheid van G.C.F.J. Derkx, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen daarna en hoger beroep open bij het gerechtshof. Verzoeker heeft afstand gedaan van rechtsmiddelen.

BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING

De rechter beveelt de tenuitvoerlegging van vorenstaande beslissing als de zaak onherroepelijk is en de betaling ten laste van ’s Rijks kas door de griffier van deze rechtbank van een bedrag van:
€ 1.026,19,- (zegge: duizendzesentwintig euro en negentien cent), ten gunste van verzoeker, door overmaking van voornoemd bedrag op rekeningnummer [Ibannummer] , ten name van [tnv] , onder vermelding van [tnv] .