ECLI:NL:GHAMS:2021:1066

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
001075-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beschikking van de rechtbank Noord-Holland inzake schadevergoeding na preventieve detentie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, die op 28 oktober 2019 werd gegeven. De appellant, geboren in Frankrijk in 1980, heeft een verzoek ingediend om schadevergoeding naar aanleiding van zijn ondergane verzekering in een strafzaak. Het verzoek omvat verschillende schadeposten, waaronder kosten voor een vliegticket, rechtsbijstand en immateriële schade door een nacht op een bank op Schiphol door te brengen. Het hof heeft op 9 februari 2021 de zaak behandeld en de advocaat-generaal en de advocaat van de appellant gehoord. De appellant was niet aanwezig tijdens de zitting.

Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep tijdig is ingesteld en heeft de schadevergoeding beoordeeld. De rechtbank had eerder een bedrag van € 1.198,00 toegewezen, maar het hof heeft besloten om een totaalbedrag van € 1.726,71 toe te kennen, waarbij het hof de eerdere beslissing van de rechtbank heeft vernietigd. Het hof heeft de schadevergoeding gespecificeerd en een bedrag van € 533,71 ten laste van de Staat toegekend, evenals € 1.193,00 uit 's Rijks kas. De overige verzoeken zijn afgewezen. De beschikking is uitgesproken in de openbare zitting van het hof en de voorzitter heeft de tenuitvoerlegging van de beschikking bevolen.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 001075-20 (530 Sv) en 001076-20 (533 Sv)
Proces-verbaalnummer: PL27RV/19-017482
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 28 oktober 2019 op het verzoekschrift op de voet van de artikelen 89 (oud) en 591a (oud) van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortedag] 1980,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat mr. R.P.M. Kocken,
[adres].

1.Procesverloop

Het hoger beroep is op 29 oktober 2019 ingesteld door verzoeker (hierna appellant).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 26 januari 2020 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant is niet in raadkamer verschenen.

2.Inhoud van het verzoek

Het verzoek - zoals gewijzigd in raadkamer in hoger beroep - strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld proces-verbaalnummer ten bedrage van € 210,00;
schade die appellant stelt te hebben geleden voor de aanschaf van een nieuw vliegticket ten bedrage van € 323,71;
schade die appellant stelt te hebben geleden omdat hij een nacht op een bank op Schiphol heeft moeten doorbrengen ten bedrage van € 300,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand in de strafzaak ten bedrage van € 363,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 550,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in hoger beroep ten bedrage van € 280,00.

3.Beoordeling

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
De rechtbank heeft het verzochte als onderstaand gespecificeerd toegewezen tot een bedrag van totaal
€ 1.198,00:
€ 185,00;
afgewezen
€ 100,00;
€ 363,00;
€ 550,00.
De advocaat-generaal heeft geadviseerd het verzoek toe te wijzen met uitzondering van de schade die appellant zou hebben geleden doordat hij een nacht op een bank op Schiphol heeft moeten doorbrengen. Deze post kan worden toegewezen voor een bedrag van € 100,00.
De advocaat van appellant heeft toewijzing van het geheel bepleit.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ad b
Het hof overweegt dat de forfaitaire bedragen ter vergoeding van schade door preventieve detentie na niet-veroordeling, zoals die in de oriëntatiepunten en aanbevelingen van het LOVS zijn opgenomen, worden geacht de immateriële schade te betreffen. Indien gesteld en deugdelijk onderbouwd kunnen hogere bedragen worden toegekend en kan ook materiële schade, zoals inkomstenderving, worden vergoed (Hof Den Haag, 18 december 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:4159).
In casu heeft appellant zijn vlucht op Schiphol gemist omdat hij is aangehouden en opgehouden voor verhoor, waarna hij in verzekering is gesteld. Het moment van inverzekeringstelling zal in dergelijke gevallen plaatsvinden op een min of meer toevallig gekozen moment kort voor of na het vertrekken van de vlucht. Onder die omstandigheden ziet het hof gronden van billijkheid voor toewijzing van het verzoek.
Ad c
Het hof begrijpt dat vergoeding wordt gevraagd voor immateriële schade, aangezien appellant de nacht op een weinig gerieflijke wijze op een bank op de luchthaven heeft moeten doorbrengen. Deze schade leent zich naar het oordeel van het hof niet voor vergoeding.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding van € 1.726,71, als volgt gespecificeerd:
€ 210,00;
€ 323,71;
-;
€ 363,00;
€ 550,00
€ 280,00.
Omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en opnieuw recht doen.

4.Beslissing

Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Kent op de voet van artikel 533 Sv ten laste van de Staat aan appellant een vergoeding toe van
€ 533,71,00 (vijfhonderddrieëndertig euro eenenzeventig cent).
Kent op de voet van artikel 530 Sv uit ’s Rijks kas aan appellant een vergoeding toe van € 1.193,00 (duizend honderddrieënnegentig euro).
Wijst het meer of anders verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, D. Radder en A.W.T. Klappe, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is bij afwezigheid van de griffier alleen ondertekend door de voorzitter en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 9 februari 2021.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 1.726,71 (duizend zevenhonderdzesentwintig euro en eenenzeventig cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [tnv] o.v.v. [ovv].
Amsterdam, 9 februari 2021,
mr. R.D. van Heffen, voorzitter.