ECLI:NL:RBGEL:2023:912

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
C/05/409510 / FA RK 22-3015
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en kinderalimentatie in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 februari 2023 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure betreffende de wijziging van de zorgregeling en de kinderalimentatie voor de minderjarige [de minderjarige]. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M.P. Gerrits, verzocht om een verhoging van de kinderalimentatie en wijziging van de zorgregeling, terwijl de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.W.C. Giebels, verweer voerde en een zelfstandig verzoek indiende om de zorgregeling te wijzigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw gezamenlijk ouders zijn van [de minderjarige], die onder toezicht staat van de Jeugdbescherming Gelderland. De rechtbank heeft de bestaande zorgregeling, die eerder was vastgesteld, gewijzigd en bepaald dat [de minderjarige] bij de man zal verblijven volgens een nieuwe regeling. Tevens heeft de rechtbank de kinderalimentatie verhoogd naar € 82 per maand, met een verdere verhoging naar € 84,79 per maand per 1 januari 2023. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man en de vrouw hun eigen proceskosten moeten dragen en dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaakgegevens: C/05/409510 / FA RK 22-3015
Datum uitspraak: 27 februari 2023
beschikking kinderalimentatie en zorgverdeling
in de zaak van
[verzoekster]
wonende in [woonplaats] ,
hierna: de vrouw,
advocaat mr. M.M.P. Gerrits te Wijchen,
tegen
[verweerder]
wonende in [woonplaats] ,
hierna: de man,
advocaat mr. J.W.C. Giebels te Nijmegen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen bij de griffie op 29 september 2022;
- het verweerschrift met bijlagen, tevens zelfstandig verzoek, ingekomen op 3 november 2022;
- het verweerschrift tegen het zelfstandige verzoek, ingekomen op 1 december 2022;
- het journaalbericht met bijlagen van mr. Gerrits van 6 januari 2023;
- het journaalbericht met bijlagen namens mr. Giebels van 17 januari 2023;
- het journaalbericht met bijlagen namens mr. Giebels van 19 januari 2023;
- het journaalbericht met bijlagen van mr. Giebels van 27 januari 2023.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 30 januari 2023 zijn de ouders gehoord, die werden bijgestaan door hun advocaten. Verder is een vertegenwoordigster van Jeugdbescherming Gelderland (hierna: de GI) verschenen.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van:
[de minderjarige]. geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna: [de minderjarige] .
De man heeft [de minderjarige] erkend en partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over haar.
2.2.
De vrouw heeft twee zonen uit een eerdere relatie: [kind 2] , geboren op [geboortedatum] , en [kind 3] , geboren op [geboortedatum] .
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 18 januari 2021 is het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij de vrouw bepaald, en is een zorgregeling vastgelegd, die er kort gezegd op neerkomt dat er - onder een aantal in de beschikking genoemde voorwaarden - wordt toegewerkt (onder regie van de GI) naar een regeling waarbij [de minderjarige] elke week tot maandag 18.30 uur bij de man verblijft, waarbij het ingangsmoment de ene week zondag 17.30 uur is en de andere week zaterdag 9.30 uur.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter van 22 februari 2022 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 22 februari 2023. Deze ondertoezichtstelling is inmiddels bij mondelinge uitspraak van 20 februari 2023 met een jaar verlengd.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 25 juli 2022 is bepaald dat de man met ingang van 21 januari 2022 een bedrag van € 25 per maand moet betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] .

3.Het verzoek, het verweer en het zelfstandige tegenverzoek

3.1.
De vrouw verzoekt om bij beschikking, zoveel als mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • de door de man aan haar te betalen bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van [de minderjarige] met ingang van primair 1 augustus 2022 en subsidiair met ingang van datum indiening van het verzoekschrift vast te stellen op € 102 per maand, dan wel een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen onderhoudsbijdrage en ingangsdatum;
  • te bepalen dat iedere partij zijn/haar eigen proceskosten dient te dragen.
3.2.
De man voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek van de vrouw.
Bij zelfstandig verzoek verzoekt de man, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van 18 januari 2021 te wijzigen voor zover deze betrekking heeft op de zorgregeling en te bepalen dat [de minderjarige] eenmaal in de veertien dagen van zondag 17:30 uur tot maandag 18:30 uur bij hem verblijft en in de tussenliggende weken van vrijdag 18:30 uur tot maandag 18:30 uur, alsmede de helft van de vakanties en de feestdagen in onderling overleg in te vullen en dat zij daarnaast eenmaal in de veertien dagen op dinsdagmiddag uit school tot 18:30 uur bij zijn ouders verblijft.

4.Het standpunt van de GI

4.1.
Met [de minderjarige] gaat het volgens de aanwezige jeugdbeschermer redelijk goed. Zij heeft een jaar speltherapie gehad en het doel van de therapie is bereikt. Advies is dat ouders aan de slag gaan met een onderling traject. ‘Ouderschap blijft’ is niet van de grond gekomen, en het SCHIP-traject is gestagneerd. Daarom zou nu kunnen worden gekozen voor een traject parallel solo-ouderschap. In de tussentijd is er begeleiding bij de man geweest en is de zorgregeling zorgvuldig uitgebreid. Conclusie is dat de opvoedsituatie bij de man veilig is voor [de minderjarige] . Er zijn geen zorgen, en er is ook geen begeleiding meer bij de man.

5.De beoordeling

zorgverdeling
5.1.
De man wil graag dat [de minderjarige] eenmaal per twee weken al op vrijdagmiddag bij hem komt, zodat ze een extra nacht bij hem kan verblijven. De man heeft toegelicht dat zijn band met [de minderjarige] goed is, en dat hij inmiddels eigen woonruimte heeft met een eigen slaapkamer voor [de minderjarige] . Daarnaast heeft de man verzocht om een vakantieregeling, en ook heeft hij gevraagd om [de minderjarige] op dinsdagmiddag bij zijn ouders te laten verblijven in plaats van bij de buitenschoolse kinderopvang. Volgens de man heeft [de minderjarige] het niet naar haar zin bij de opvang, en gaat zij liever naar opa en oma. Bovendien scheelt dat kosten en wordt de vrouw financieel ontlast.
5.2.
De vrouw ziet geen reden de zorgregeling uit te breiden. Zij is van mening dat partijen eerst beter met elkaar moeten communiceren voordat er kan worden uitgebreid. De vrouw vindt het verzoek van de man te vroeg. Er dient eerst nog een hulpverleningstraject te worden gevolgd.
5.3.
Op grond van de wet [1] kan de rechtbank een zorgregeling wijzigen als er sprake is van gewijzigde omstandigheden. In de door de man toegelichte omstandigheden ziet de rechtbank voldoende aanleiding om uit te gaan van gewijzigde omstandigheden. De indertijd nog nodig geachte opbouw is immers van de grond gekomen en de huidige regeling loopt naar behoren.
5.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling komt naar voren dat beide partijen veel om [de minderjarige] geven en allebei goed voor haar kunnen zorgen. Uit de toelichting van de GI heeft de rechtbank begrepen dat de opvoedsituatie bij beide ouders voldoet aan wat [de minderjarige] nodig heeft. Het grootste knelpunt vormt het gegeven dat de ouders niet goed met elkaar kunnen communiceren. Dat heeft een effect op [de minderjarige] en leidt mogelijk tot een loyaliteitsconflict. Dat partijen nog een traject gaan volgen, staat wat de rechtbank betreft voor een groot deel los van een eventuele uitbreiding van de zorgregeling. Voor het volgen van een traject is het belangrijker dat er een duidelijke regeling is dan hoe ruim die precies is. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de zorgregeling kan worden uitgebreid met de door de man verzochte extra nacht van vrijdag op zaterdag eens per twee weken. Ook zal de rechtbank bepalen dat de vakanties en feestdagen bij helfte worden gedeeld. Hoe de verdeling bij helfte van de vakanties en feestdagen er concreet zal komen uit te zien, kan nader worden ingevuld onder regie van de GI en besproken worden in een nog te volgen traject.
5.5.
De rechtbank kan op het verzoek van de man om [de minderjarige] op dinsdagen bij zijn ouders te laten verblijven niet beslissen. Een dergelijk verzoek om omgang kan alleen worden gedaan door de grootouders zelf. [2] Overigens gelden er ook dan bepaalde voorwaarden voordat de rechtbank het verzoek in behandeling kan nemen. Voor zover de rechtbank het verzoek van de man dient te begrijpen als een verzoek om [de minderjarige] op dinsdagmiddag bij hem te laten verblijven, is de rechtbank van oordeel dat dit verzoek afgewezen moet worden. Duidelijk is dat de man [de minderjarige] op dinsdagmiddag niet zelf kan opvangen, en afhankelijk is van externe opvang zoals zijn ouders of buitenschoolse opvang. De vrouw heeft in dat verband toegelicht dat zij geen goede verstandhouding met de ouders van de man heeft en dat de grootmoeder heeft laten weten aan de kant van haar zoon te staan. Een verblijf bij de grootouders zal er naar verwachting toe leiden dat er extra druk komt te liggen op het overdrachtsmoment van [de minderjarige] op dinsdagmiddag en dat acht de rechtbank niet in haar belang. De rechtbank wijst dit deel van het verzoek daarom af.
kinderalimentatie
5.6.
De rechtbank komt nu toe aan het verzoek om verhoging van de kinderalimentatie.
uitkomst
5.7.
De rechtbank zal beslissen dat de man vanaf 29 september 2022 een bedrag van € 47 per maand aan kinderalimentatie aan de vrouw moet betalen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt. De berekeningen die de rechtbank heeft gemaakt, zijn als bijlagen aan deze beschikking toegevoegd. Bij de berekeningen rondt de rechtbank af op hele euro’s.
wijziging van omstandigheden
5.8.
De rechtbank kan de alimentatie opnieuw berekenen als de omstandigheden zijn gewijzigd [3] . Dat is hier het geval. De man heeft inmiddels een nieuwe baan waardoor hij een hoger inkomen heeft.
ingangsdatum
5.9.
De wet laat de rechter een grote vrijheid bij het vaststellen van de ingangsdatum van de alimentatieverplichting. Drie data liggen als ingangsdatum het meest voor de hand: de datum waarop de omstandigheden zijn gewijzigd, de datum van het verzoekschrift en de datum waarop de rechter beslist. De rechtbank kan de bijdrage dus verhogen over een periode in het verleden, maar moet daar terughoudend mee omgaan omdat dit flinke gevolgen voor de man kan hebben.
5.10.
De vrouw heeft verzocht om de wijziging van de kinderalimentatie te laten ingaan op 1 augustus 2022, of anders vanaf het moment van indiening van het verzoekschrift. De man vindt het redelijk om aan te sluiten bij die laatste datum, 29 september 2022. De rechtbank is het daarmee eens, omdat het op de weg van de vrouw had gelegen eerder een verzoekschrift in te dienen als zij vanaf een eerdere datum wijziging van de kinderalimentatie had willen laten vastleggen. Dat zij dit niet heeft gedaan komt voor haar rekening en risico. De man hoefde er tot 29 september 2022 nog geen rekening mee te houden dat de bijdrage verhoogd zou kunnen worden.
behoefte
5.11.
De behoefte van [de minderjarige] is eerder bij beschikking van deze rechtbank van 25 juli 2022 vastgesteld op € 208 per maand in 2022. Daarvan zal de rechtbank uitgaan.
draagkracht
5.12.
Vervolgens moet worden vastgesteld wat ieder van de ouders kan betalen. Dat wordt de draagkracht van de ouders genoemd. Daarvoor maakt de rechtbank gebruik van de methode die de Expertgroep Alimentatie van de Rechtspraak heeft ontwikkeld. Het netto besteedbaar maandinkomen (NBI) van een ouder is daarbij het uitgangspunt. Verder rekent de rechtbank met een forfaitair bedrag aan vaste lasten, dat ieder jaar wordt bijgesteld. Voor 2022 is dat bedrag € 1.020. Ook rekent zij met een woonbudget van 30% van het NBI. Deze twee posten vormen samen het draagkrachtloos inkomen. Na aftrek van die posten van het NBI blijft de draagkrachtruimte over. Daarvan is 70% beschikbaar voor kinderalimentatie. In een formule ziet die berekening er als volgt uit: 70% [NBI – (NBI x 0,3 + 1.020)].
5.13.
De man is op 1 juli 2022 in dienst getreden bij zijn huidige werkgever. Voor het bepalen van de draagkracht van de man rekent de rechtbank op basis van de overlegde loonstrook over december 2022, met het heffingsloon van € 12.953,75. Dit vermenigvuldigt de rechtbank met 2 om een jaarinkomen te berekenen. Dat is € 25.907. Hierbij komt nog het vakantiegeld van 8%. Zodoende berekent de rechtbank het NBI van de man op € 1.971. [4] Weliswaar is sprake van een tijdelijke situatie, waarbij de man tot maart op een project werkt waarbij hij een nacht per week op locatie verblijft, en waarvoor hij ook vergoedingen ontvangt, maar de rechtbank ziet geen aanleiding hiervoor een correctie toe te passen, enerzijds vanwege het tijdelijke karakter hiervan en anderzijds vanwege de hoge mate waarin kinderalimentatie forfaitair wordt berekend. Bovendien heeft de man verklaard dat het hem per saldo niet zoveel oplevert.
5.14.
Volgens de hiervoor vermelde formule heeft de man een draagkracht van € 251 per maand [5] .
5.15.
Voor het bepalen van de draagkracht van de vrouw rekent de rechtbank op basis van de overlegde loonstroken van november en december 2022, waarin een inkomen van € 1.747,89 bruto per maand staat genoemd. Verder houdt de rechtbank rekening met een pensioenpremie van € 176,49 per maand, de premie SFH van € 1,68 per maand, de eindejaarsuitkering van € 1.682,40 en het kindgebonden budget. Het NBI van de vrouw is dan € 2.225. [6]
5.16.
Volgens de hiervoor vermelde formule is de draagkracht van de vrouw € 376 per maand. [7]
5.17.
De vrouw heeft naar voren gebracht dat zij de (financiële) zorg voor haar twee andere kinderen heeft. [kind 3] woont nog bij haar, [kind 2] studeert en zit op kamers. De vrouw heeft toegelicht dat [kind 2] niet in zijn eigen onderhoud kan voorzien omdat hij een studie doet met 60-80 uur weekbelasting per week (technische natuurkunde). [kind 2] heeft daarom geen ruimte voor een bijbaan, en de vader van [kind 2] zit in de schuldhulp of -sanering. In de weekeinden en de vakanties verblijft [kind 2] bij de vrouw.
5.18.
De man betwist niet dat [kind 2] studeert, maar vindt dat er geen rekening gehouden moet worden met de kosten van [kind 2] . Er dient uitgegaan te worden van de kosten voor twee kinderen. Het had op de weg van de vrouw gelegen om inzichtelijk te maken dat zij kosten maakt voor [kind 2] en hoeveel. Als de vader van [kind 2] niet kan bijdragen, kan er geleend worden bij DUO.
5.19.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval voor een deel rekening gehouden moet worden met extra lasten aan de kant van de vrouw ten behoeve van haar twee andere kinderen. [kind 3] is jongmeerderjarig en woont nog bij de vrouw. Voor hem is de vrouw dus in elk geval onderhoudsplichtig, wat de man ook niet bestrijdt. Daarnaast acht de rechtbank voldoende toegelicht dat de vrouw ook voor [kind 2] kosten maakt, in ieder geval in de weekeinden waarin hij bij haar verblijft. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat in beperkte mate en voor een geschat bedrag rekening kan worden gehouden met kosten voor hem. De rechtbank schat die kosten in redelijkheid op € 100 per kind per maand. Na aftrek van dat bedrag resteert voor [kind 3] en [de minderjarige] nog € 276, dus € 138 per kind per maand.
verdeling van de kosten
5.20.
Als de ouders samen genoeg draagkracht hebben voor alle kosten van hun kind, moet de rechter berekenen wie welk deel van de kosten voor zijn rekening moet nemen.
5.21.
De man en de vrouw hebben samen € 389 per maand beschikbaar voor [de minderjarige] . Dit is genoeg om al haar kosten te betalen, want die zijn € 208 per maand. Beide partijen moeten in de verhouding van hun draagkracht bijdragen in die kosten. Dit betekent dat de man een deel van 251/389 x € 208 = € 134 per maand moet dragen en de vrouw het restant van € 74 per maand.
zorgkorting
5.22.
De man maakt op de dagen dat [de minderjarige] bij hem verblijft kosten voor eten en drinken, energielasten en dergelijke: de verblijfskosten. Daarmee voldoet hij deels aan zijn onderhoudsverplichting. Voor zover daartegenover een besparing in die kosten van de vrouw staat, verlaagt de rechtbank in beginsel de bijdrage van de man met een percentage van de behoefte van de kinderen: de zorgkorting.
5.23.
[de minderjarige] verblijft volgens de reguliere zorgregeling gemiddeld twee dagen per week bij de man. Daarbij past een zorgkorting van 25% van de behoefte, dus € 52 per maand. Dat betekent dat de man een bedrag van € 134 - € 52 = € 82 per maand aan de vrouw moet betalen. De rechtbank gaat voorbij aan het standpunt van de man dat uitgegaan moet worden van een zorgkorting van 35% als de zorgregeling wordt uitgebreid. Weliswaar beslist de rechtbank dat de reguliere zorgregeling met een nacht per twee weken wordt uitgebreid en legt de rechtbank vast dat de vakanties en feestdagen bij helfte moet worden gedeeld, maar daarmee is nog geen sprake van een zorgregeling van gemiddeld drie dagen per week. Feitelijk zullen partijen bovendien nog invulling moeten geven aan de verdeling van de vakanties en feestdagen.
indexering
5.24.
Omdat de vast te stellen bijdrage ingaat op een datum gelegen voor 1 januari 2023, verhoogt de rechtbank de bijdrage per 1 januari 2023 met de wettelijke indexering van 3,4%. Met ingang van 1 januari 2023 dient de man € 84,79 per maand te betalen.
overige beslispunten
5.25.
De man moet de kinderalimentatie steeds vóór de eerste dag van de maand vooraf betalen. Het gaat namelijk om een bijdrage in de kosten die in die maand gemaakt worden en dan zou het te laat zijn als de alimentatie pas later in die maand wordt betaald.
5.26.
De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de kinderalimentatie betaald moet worden, ook al wordt er hoger beroep ingesteld.
5.27.
De man en de vrouw moeten allebei hun eigen proceskosten betalen, omdat zij elkaars ex-partners zijn.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijzigt de zorgregeling over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , zoals vastgelegd in de beschikking van deze rechtbank van 18 januari 2021 en bepaalt dat [de minderjarige] bij de man zal verblijven de ene week van zondag 17:30 uur tot maandag 18:30 uur en de andere week van vrijdag 18:30 uur tot maandag 18:30 uur, alsmede de helft van de vakanties en de feestdagen, in onderling overleg in te vullen;
6.2.
wijzigt de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie, zoals die was vastgelegd in de beschikking van deze rechtbank van 25 juli 2022, en bepaalt dat deze kinderalimentatie vanaf 29 september 2022 € 82 per maand bedraagt en vanaf 1 januari 2023 € 84,79 per maand;
6.3.
bepaalt dat de man deze alimentatie vanaf nu steeds vóór de eerste van de maand vooraf moet betalen;
6.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
bepaalt dat de man en de vrouw allebei hun eigen proceskosten moeten betalen;
6.6.
wijst de verzoeken voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Eskes, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Verschuren als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2023.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Bijlagen:
Berekening NBI van de man
Berekening NBI van de vrouw
Bijlage 1. Berekening NBI man
Bijlage 2. Berekening NBI vrouw

Voetnoten

1.Artikel 1:253a lid 4 en 1:377 e lid 1 Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 1:377a lid 2 Burgerlijk Wetboek.
3.Artikel 1:401 lid 1 Burgerlijk Wetboek.
4.Bijlage 1: berekening NBI van de man.
5.70% x [1.971 - (591 + 1.020)].
6.Bijlage 2: berekening NBI van de vrouw.
7.70% x [2.225 - (668 + 1.020)].