ECLI:NL:RBGEL:2024:1124

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 3029
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.S. Gaastra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de inbeslagname van een hond door de burgemeester na overtreding van aanlijn- en muilkorfgebod

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland wordt het beroep van eiser tegen de definitieve inbeslagname van zijn hond, aangeduid als [naam hond], behandeld. De burgemeester van Wijchen had eerder de hond als gevaarlijk aangemerkt na meerdere bijtincidenten en een aanlijn- en muilkorfgebod opgelegd. Eiser heeft dit gebod overtreden, wat leidde tot de inbeslagname van de hond. De rechtbank heeft op 15 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van de burgemeester aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de burgemeester bevoegd was om de hond in beslag te nemen, gezien de overtredingen van het aanlijn- en muilkorfgebod. De rechtbank oordeelt dat de risicoanalyse van een gedragsdeskundige, die concludeerde dat de hond niet trainbaar is en een gevaar vormt, als voldoende bewijs wordt beschouwd voor de inbeslagname. Eiser betwist de juistheid van deze analyse, maar de rechtbank ziet geen reden om aan de objectiviteit van de gedragsdeskundige te twijfelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de inbeslagname van de hond rechtmatig was. De rechtbank heeft geen beslissing genomen over de uiteindelijke bestemming van de hond, maar het advies van de gedragsdeskundige is om de hond te euthanaseren. Eiser kan in beroep gaan bij de burgerlijke rechter als hij het niet eens is met deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/3029

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

de burgemeester van de gemeente Wijchen

(gemachtigden: mr. C. Keller en mr. L.S. van Gemert).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de inbeslagname van zijn hond [naam hond].
1.1.
Met het besluit van 22 november 2022 heeft het college besloten om [naam hond] in beslag te nemen. Bij het bestreden besluit van 11 april 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de burgemeester [naam hond] definitief in beslag mocht nemen. Eerst beoordeelt de rechtbank of eiser bekwaam is om zelf in deze zaak op te treden (onder 3). Daarna beschrijft de rechtbank wat er is gebeurd (onder 4). Vervolgens beoordeelt de rechtbank of het college bevoegd was om het bestreden besluit te nemen (onder 5). Daarna beoordeelt de rechtbank of er een overtreding is (onder 7) en of [naam hond] definitief in beslag mocht worden genomen (onder 8).
2.1.
De rechtbank geeft eiser geen gelijk. Dit betekent dat [naam hond] in beslag mocht worden genomen. Het beroep is daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Bewindvoering
3. De eerste vraag die de rechtbank ambtshalve moet beantwoorden is of eiser bekwaam is om zelf in deze zaak op te treden. De rechtbank stelt namelijk vast dat uit de beschikking van 17 september 2020 van de kantonrechter blijkt dat eiser onder bewind staat voor alle goederen die hem toebehoren. Het geschil gaat over eisers hond [naam hond] en deze valt onder de onderbewindstelling. [1] Eiser is daarom in beginsel in deze zaak onbekwaam om de beroepsprocedure te voeren. [2]
3.1.
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of eiser in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen. De rechtbank heeft de bewindvoerder verzocht om zijn visie te geven op de vraag of eiser zelf in deze zaak kan optreden. Deze vraag heeft de bewindvoerder bevestigend beantwoord. Gelet daarop gaat de rechtbank er vanuit dat eiser in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen. Dit betekent dat eiser zelf de beroepsprocedure mag voeren.
Wat is er gebeurd?
4. Eiser is eigenaar van de twee honden [naam hond] en [naam hond 2]. Omdat [naam hond] een andere hond heeft gebeten, heeft de burgemeester met het besluit van 16 juni 2022 besloten [naam hond] aan te wijzen als een gevaarlijke hond. De burgemeester heeft toen ook een kort aanlijn- en muilkorfgebod opgelegd voor [naam hond]. Eiser heeft zich niet aan het opgelegde aanlijn- en muilkorfgebod gehouden. Ook heeft [naam hond] nog een keer een andere hond gebeten nadat hij als gevaarlijke hond was aangemerkt. Daarom heeft de burgemeester bij het besluit van
9 augustus 2022 [naam hond] tijdelijk in beslag en bewaring genomen om een gedragsonderzoek uit te laten voeren. [3]
4.1.
Op 1 september 2022 is bij [naam hond] een risicoanalyse uitgevoerd door een gedragsdeskundige. De resultaten van deze analyse staan in het rapport van 9 september 2022. De gedragsdeskundige acht de kans zeer groot dat [naam hond] opnieuw een bijtincident veroorzaakt naar volwassenen, kinderen en honden. Dit gedrag is volgens de onderzoeker niet te trainen waardoor [naam hond] niet herplaatsbaar is in de samenleving. De onderzoeker adviseert daarom om [naam hond] te laten euthanaseren. Het college heeft vervolgens op 22 november 2022 besloten tot de definitieve inbeslagname van [naam hond]. Met het bestreden besluit van 11 april 2023 is het college bij dat besluit gebleven. Eiser is het hier niet mee eens.
Wat zijn de regels?
5. [naam hond] is in beslag genomen om te voorkomen dat het aanlijn- en muilkorfgebod nog een keer wordt overtreden waardoor mogelijk gevaar bestaat voor de veiligheid. Als sprake is van een overtreding van een bepaald gebod of verbod, kan het gemeentebestuur overgaan tot het toepassen van een zogenoemde last onder bestuursdwang. Dit kan bij de overtreding van een opgelegd aanlijn- en muilkorfgebod bestaan uit het in beslag nemen van een hond. Bij de inbeslagname van een hond moet dus onvrijwillig afstand worden gedaan daarvan, maar dit betekent niet dat de hond niet meer aan de eigenaar moet worden teruggegeven. [4] Inbeslagname strekt ook niet zomaar tot de definitieve ontneming van de eigendom tegen de wil van de eigenaar. Een hond kan slechts tijdelijk [5] , tegen zijn of haar wil, van de eigenaar worden weggenomen. [6] Als na inbeslagname wordt beslist dat een hond niet kan worden teruggegeven aan de eigenaar, maar dat de hond wordt overdragen aan een andere eigenaar of dat er iets anders mee wordt gedaan, kan de bestuursrechter hier niet over oordelen. De eigenaar van de hond kan dan een voorziening vragen aan de burgerlijke rechter.
Was het college bevoegd om het bestreden besluit te nemen?
6. [naam hond] is in beslag genomen omdat eiser zich niet heeft gehouden aan het opgelegde aanlijn- en muilkorfgebod. Dit aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd door de burgemeester. Bij het niet naleven van het aanlijn- en muilkorfgebod is de burgemeester bevoegd om het besluit te nemen om [naam hond] in beslag te nemen. [7] In dit geval heeft het college het besluit genomen om [naam hond] definitief in beslag te nemen, terwijl het college daartoe dus niet bevoegd was. Dit is een bevoegdheidsgebrek.
6.1.
De rechtbank kan aan dit gebrek voorbijgaan. [8] Op de zitting is een brief overgelegd van de burgemeester waarin zij toelicht dat zij in de hoedanigheid van voorzitter van het college betrokken is geweest bij het onbevoegd genomen besluit van 22 november 2022 en achter dit besluit staat. Omdat het bestreden besluit gelijk is aan het besluit van
22 november 2022 en op de zitting is toegelicht dat de burgemeester achter het bestreden besluit staat, gaat de rechtbank ervan uit dat de overgelegde brief van de burgemeester ook ziet op het bestreden besluit. Verder is niet gebleken dat eiser door het gebrek is benadeeld. Daarom passeert de rechtbank het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat de rechtbank aan dit gebrek geen gevolgen zal verbinden en de zaak inhoudelijk zal beoordelen.
Is er sprake van een overtreding?
7. De rechtbank stelt vast dat partijen het er over eens zijn dat het aanlijn- en muilkorfgebod is overtreden. Eiser heeft op de zitting een van de bijtincidenten betwist, maar daar gaat deze uitspraak niet over. Dit betekent dat er een bevoegdheid was om [naam hond] in beslag te nemen om herhaling van de overtreding en het daarmee veroorzaakte gevaar voor de veiligheid te voorkomen. De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik mocht worden gemaakt. De burgemeester stelt zich op het standpunt van wel en verwijst onder andere naar de uitslag van de risicoanalyse van 9 september 2022. Eiser is het daar niet mee eens.
Mocht [naam hond] in beslag worden genomen?
8. Eiser stelt dat [naam hond] niet in beslag mocht worden genomen. De burgemeester mocht namelijk niet uitgaan van de juistheid van de risicoanalyse. De risicoanalyse klopt niet en er staan verschillende tegenstrijdigheden in. Zo heeft [naam hond] nooit vervelend gedaan tegen mensen en/of kinderen. [naam hond] houdt juist erg van aandacht en genegenheid. Eiser begrijpt niet hoe een risicoanalyse rechtsgeldig kan zijn terwijl wordt gewerkt met nephanden en nepkinderen. Eiser zou graag de kans krijgen om te laten zien dat [naam hond] wel hertrainbaar is, zodat hij een tweede kans kan krijgen op een mooi leven bij een ander gezin. Eiser heeft geen vertrouwen in het opnieuw uitvoeren van een risicoanalyse waarbij niet op gevoel wordt gewerkt. Verder heeft eiser spijt van het niet naleven van de aanlijn- en muilkorfplicht waardoor [naam hond] nu moet lijden. Op de zitting heeft eiser toegelicht dat hij [naam hond] het liefst weer terug zou willen krijgen.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester [naam hond] in beslag mocht nemen. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van de risicoanalyse. Het rapport van 9 september 2022 maakt inzichtelijk hoe de gedragsdeskundige tot haar conclusies en aanbevelingen is gekomen. Daarnaast heeft de burgemeester de gedragsdeskundige in beroep gevraagd om [naam hond] opnieuw te onderzoeken. De gedragsdeskundige heeft [naam hond] niet opnieuw kunnen onderzoeken omdat niet voor haar veiligheid en die van de opslaghouder kon worden ingestaan. De opslaghouder van [naam hond] heeft verder laten weten dat [naam hond] geen verbetering in zijn gedrag laat zien. Zodra [naam hond] de kans krijgt, probeert hij zowel mensen als andere honden te pakken. Uit de toelichtingen van de gedragsdeskundige en de opslaghouder blijkt dat het gedrag van [naam hond] niet is veranderd. De conclusies van de risicoanalyse komen dus ook overeen met de latere toelichtingen van de gedragsdeskundige en de opslaghouder.
Eiser heeft op zitting gezegd dat het onzorgvuldig is dat dezelfde gedragsdeskundige is gevraagd om opnieuw een risicoanalyse uit te voeren. Dit volgt de rechtbank niet. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de gedragsdeskundige niet objectief is. Daarbij komt dat eiser ook geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om een second opinion uit te laten voeren.
Wat gebeurt er nu met [naam hond]?
9. De burgemeester mocht [naam hond] in beslag nemen. Op de zitting hebben de gemachtigden van de burgemeester gezegd dat dit niet betekent dat er een besluit is genomen over wat er nu met [naam hond] gaat gebeuren. Daarvoor wordt namelijk deze beroepsprocedure afgewacht. Na deze uitspraak zal op korte termijn aan eiser worden verteld wat er met [naam hond] gaat gebeuren. Het advies van de gedragsdeskundige is om [naam hond] te laten euthanaseren. Als eiser het daar niet eens is kan hij een procedure voeren bij de burgerlijke rechter. Eiser heeft op de zitting de wens geuit om aanwezig te zijn bij het euthanaseren van [naam hond] als daartoe wordt besloten. De rechtbank kan daar niet over beslissen en raadt eiser aan dit te bespreken met de burgemeester.

Conclusie en gevolgen

10. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. Dit betekent dat [naam hond] in beslag mocht worden genomen. Het beroep is daarom ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van
mr.L. Janssen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Gelet op artikel 3:2a BW zijn dieren geen zaken, maar zijn de wettelijke bepalingen die op zaken zien ook van toepassing op dieren.
2.Artikel 8:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet.
4.Overeenkomstig artikel 5:29, derde lid, van de Awb.
5.Op grond van de artikelen 5:29 en 5:30 van de Awb.
6.ABRvS 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1389.
7.Op grond van artikel 125, derde lid, van de Gemeentewet.
8.Met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.