In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eisers tegen de intrekking van hun recht op bijstand over de periode van 4 maart 2021 tot 30 augustus 2021, de beëindiging van hun recht op bijstand met ingang van 30 augustus 2021 en de terugvordering van verleende bijstand van € 1.318,27. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem had eerder besloten dat 2/3e deel van een ontvangen immateriële schadevergoeding als vermogen moest worden aangemerkt. De rechtbank had eerder in een uitspraak van 10 november 2022 geoordeeld dat het college onvoldoende rekening had gehouden met de individuele omstandigheden van eisers en hen opgedragen opnieuw te beslissen. In het bestreden besluit van 24 januari 2023 bleef het college echter bij zijn standpunt, wat leidde tot het beroep van eisers.
De rechtbank oordeelt dat het college niet heeft voldaan aan de eerdere uitspraak en onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de persoonlijke omstandigheden van eisers. De rechtbank stelt vast dat de immateriële schadevergoeding bedoeld is om de gevolgen van blijvende letselschade te compenseren en dat het college de individuele situatie van eisers niet goed heeft gewogen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het eerdere besluit van 2 augustus 2021, waardoor eisers recht hebben op bijstand en de terugvordering niet hoeft te worden betaald. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan eisers.