ECLI:NL:RBGEL:2024:1255

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
AWB - 24 _ 348
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op herbeoordelingsverzoek kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van eiseres tegen de Dienst Toeslagen, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar verzoek om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Eiseres had op 30 september 2021 een verzoek ingediend, maar de Dienst heeft niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van zes maanden beslist. Eiseres heeft de Dienst in gebreke gesteld op 28 december 2023, maar ook daarna bleef een beslissing uit. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, omdat de Dienst niet binnen de beslistermijn heeft gereageerd. De rechtbank legt de Dienst een nadere beslistermijn op van twee weken na verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor griffierecht en proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en de gevolgen van het niet naleven van deze termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/348

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. N. Köse-Albayrak),
en

de Dienst Toeslagen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat de dienst volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek van 30 september 2021 om een herbeoordeling in het kader van de kinderopvangtoeslag.
1.1.
Met de brief van 28 december 2023 heeft eiseres de dienst in gebreke gesteld. De rechtbank heeft op 17 januari 2024 het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een beslissing ontvangen. Eiseres stelt dat de dienst niet binnen de beslistermijn en ook niet binnen twee weken na de ingebrekestelling op haar herbeoordelingsverzoek heeft beslist.
1.2.
Het is niet nodig dat partijen op een zitting worden gehoord. Het beroep is namelijk kennelijk ontvankelijk en gegrond. Daarom sluit de rechtbank het onderzoek en doet zij zonder zitting uitspraak. [1] De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Beoordeling door de rechtbank

2. De dienst heeft niet voldaan aan het verzoek van de rechtbank om de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift over te leggen. De rechtbank beoordeelt het beroep daarom op basis van de beschikbare stukken en de stellingen van eiseres.
3. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaarschrift (de zogenoemde ingebrekestelling). Als het bestuursorgaan na die twee weken nog steeds geen besluit heeft genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen. [2]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
4. Gelet op artikel 6.2, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen neemt de dienst binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek een beslissing hierop. Uit dit artikel volgt ook dat de dienst deze termijn één keer – zonder overleg met of toestemming van eiseres – mag verlengen met zes maanden.
4.1.
Eiseres heeft zich op 30 november 2021 met haar herbeoordelingsverzoek bij de dienst heeft gemeld. Uit haar beroepsgronden blijkt dat de dienst de beslistermijn met zes maanden heeft verlengd. Hiermee eindigt de beslistermijn op 30 november 2022.
4.2.
Uit het dossier blijkt niet dat de dienst (inmiddels) een besluit op het herbeoordelingsverzoek van eiseres heeft genomen. De dienst heeft dan ook niet binnen de beslistermijn op het herbeoordelingsverzoek van eiseres beslist. Na afloop van de beslistermijn heeft eiseres de dienst in gebreke gesteld. Het beroepschrift heeft de rechtbank meer dan twee weken daarna ontvangen. Omdat de dienst niet binnen twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling op het herbeoordelingsverzoek heeft beslist, en nog altijd niet heeft beslist, is het beroep ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn moet aan de dienst worden opgelegd?
5. Als het beroep gegrond is en het bestuursorgaan nog geen besluit bekendgemaakt heeft, bepaalt de rechtbank dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekendmaakt. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [3]
5.1.
De dienst heeft nog (steeds) geen besluit genomen. De dienst moet dit alsnog doen. In beroepen tegen het niet tijdig nemen van besluiten op aanvragen als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet hersteloperatie toeslagen legt de rechtbank nadere beslistermijnen op die overeenstemmen met de uitgangspunten geformuleerd in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 augustus 2023. [4]
5.2.
Uit die uitspraak volgt dat in het geval waarin een verweerschrift ontbreekt, aan de dienst een nadere beslistermijn geldt van zes weken na de dag van verzending van de uitspraak om een vooraankondiging over de uitkomst van het herbeoordelingsverzoek aan eiseres toe te zenden. Vervolgens krijgt de dienst een termijn van twee weken na ontvangst van een zienswijze op de vooraankondiging of twee weken na het verstrijken van de termijn van zes weken om te reageren op de vooraankondiging om een besluit op het herbeoordelingsverzoek bekend te maken.
5.3.
In dit geval ziet de rechtbank aanleiding om van de voornoemde beslistermijnen af te wijken. Uit de stukken van eiseres blijkt dat de dienst al op 20 november 2023 een vooraankondiging als bedoeld in 5.2 aan eiseres heeft toegezonden. De in de vooraankondiging vermelde periode van twee weken [5] voor het indienen van een zienswijze zijn verstreken. Gelet op het voorgaande bepaalt de rechtbank dat de dienst binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op het herbeoordelingsverzoek van eiseres bekendmaakt.
Welke dwangsom wordt aan de dienst opgelegd?
6. De rechtbank bepaalt dat de dienst een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door de dienst. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000. Deze dwangsom stemt overeen met het landelijk beleid. [6] De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen grond om in dit geval een hogere dwangsom op te leggen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en de dienst de onder 5.3 genoemde termijnen krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan de dienst de onder 6 genoemde dwangsom wordt opgelegd.
7.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is, moet de dienst het griffierecht aan eiseres vergoeden. Daarbij krijgt eiseres een vergoeding voor haar proceskosten. De dienst moet die vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 437.50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de dienst de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om, zoals eiseres bepleit, op grond van bijzondere omstandigheden van deze vergoeding af te wijken. [7] Dat de gemachtigde van eiseres ervoor heeft gekozen om in een zeer omvangrijk document de gronden aan te voeren, is geen bijzondere omstandigheid. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de dienst op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op het herbeoordelingsverzoek van eiseres bekend te maken;
- bepaalt dat de dienst aan eiseres een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee de dienst de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000;
  • bepaalt dat de dienst het griffierecht van € 51 aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt de dienst tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kloppers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
4.ABRvS 23 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3209.
5.De dienst heeft in deze vooraankondiging geen termijn van zes weken, maar een termijn van twee weken gegeven.
6.https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tijd/Paginas/extra-dwangsom.aspx#tabs.
7.Dit volgt uit artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.