ECLI:NL:RBGEL:2024:1877

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
10665406 \ CV EXPL 23-5814
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • A.J. Weerkamp - Beens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van erfgenaam voor schulden van nalatenschap en beoordeling van tekortkomingen als vereffenaar

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de gedaagde, die als enige erfgenaam en vereffenaar van de nalatenschap van haar moeder optreedt, voor de schulden van de nalatenschap aan de voormalig advocaat van haar moeder. De kantonrechter concludeert dat de gedaagde de nalatenschap niet stilzwijgend zuiver heeft aanvaard, zoals bedoeld in artikel 4:192 lid 1 BW. De rechter oordeelt dat er wel sprake is van feitelijke tekortkomingen in de rol van gedaagde als vereffenaar, maar dat deze tekortkomingen niet van dien aard zijn dat zij persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld op grond van artikel 4:184 lid 2 sub d BW. De vorderingen van de eiseres worden afgewezen, en de proceskosten worden aan de eiseres opgelegd. De uitspraak is gedaan op 7 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10665406 \ CV EXPL 23-5814
Vonnis van 7 februari 2024
in de zaak van
[eiseres] , T.H.O.D.N. [eiseres],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. R.C.H. Bruinier,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 september 2023
- de akte overlegging producties van [eiseres]
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaats gehad op 16 januari 2024, waarbij door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij brief van 7 augustus 2017 bevestigt mr. R. Bruinier (hierna: Bruinier), advocaat bij [eiseres] , de opdracht van mevrouw [naam 1] (hierna: [naam 1] ) om de zaak [naam 1] / [naam 2] in behandeling te nemen, in verband met een aan te vangen echtscheidingsprocedure.
2.2.
In totaal brengt Bruinier daarvoor een bedrag van € 6.619,18 aan [naam 1] in rekening, waarvoor een betalingsregeling van € 250,00 per maand is afgesproken, die [naam 1] gedeeltelijk is nagekomen.
2.3.
[naam 1] overlijdt op [datum] 2021. Haar dochter, [gedaagde] , is haar enige erfgename en vereffenaar van de nalatenschap.
2.4.
Tussen 24 november 2021 en 4 april 2022 corresponderen partijen over de nalatenschap.
2.5.
Door de rechtbank Gelderland, civiel recht, locatie Zutphen, wordt op 17 januari 2022 een akte opgemaakt van de verklaring namens [gedaagde] dat de nalatenschap aanvaard wordt onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
2.6.
De griffier van voormelde rechtbank deelt [gedaagde] bij brief van 29 maart 2022 onder meer mee dat de nalatenschap dient te worden vereffend en verzoekt de boedelbeschrijving binnen drie maanden na dagtekening van deze brief ter inzage te leggen van een boedelnotaris of, indien die ontbreekt, bij de griffie van de rechtbank.
2.7.
Op 14 april 2022 stelt [gedaagde] [eiseres] ervan in kennis dat zij de nalatenschap beneficiair heeft aanvaard en daarvan de vereffenaar is. Zij geeft verder te kennen dat zij ervan op de hoogte is dat [eiseres] een vordering van € 2.719,18 op de overledene heeft.
2.8.
[eiseres] bevestigt op 19 april 2022 dat dat laatste bedrag correct is.
2.9.
[eiseres] informeert een aantal malen bij [gedaagde] naar de stand van zaken rondom de boedelbeschrijving en attendeert haar erop dat zij tekort schiet in haar taak als vereffenaar, als deze uitblijft. Zij wordt in de gelegenheid gesteld een boedelbeschrijving op te maken en ter inzage te leggen tot en met 1 september 2022, bij gebreke waarvan [eiseres] zich het recht voorbehoudt een verzoek in te dienen tot gerechtelijke benoeming van een vereffenaar.
2.10.
Op 1 juli 2022 schrijft [gedaagde] aan [eiseres] dat een boedelbeschrijving is opgemaakt, die ter inzage ligt bij de rechtbank; zij verwijst naar het formulier “boedelbeschrijving bij erfrecht” van 13 december 2021. Volgens [gedaagde] is er sprake van een negatieve nalatenschap en komen de baten alleen toe aan de belastingdienst.
2.11.
Op 8 juli 2022 stuurt Bruinier een e-mail met de vraag om onderliggende stukken en een schriftelijke bevestiging dat [gedaagde] de nalatenschap van haar moeder niet aanvaardt, waarna hij op 31 augustus 2022 een rappel stuurt.
2.12.
Bij brief van 9 september 2022 sommeert [eiseres] [gedaagde] om binnen drie weken het openstaande bedrag te voldoen, bij gebreke waarvan rechtsmaatregelen zullen volgen.
2.13.
In reactie daarop schrijft [gedaagde] dat zij niet gehouden is de boedelbeschrijving met stukken te onderbouwen.
2.14.
[eiseres] schrijft op 22 september 2022 dat dit niet juist is en vraagt om onderbouwing door middel van bepaald aangeduide stukken.
2.15.
[gedaagde] stuurt een aantal stukken en vraagt waarom [eiseres] behoefte heeft aan de aangifte IB.
2.16.
In haar brief van 30 september 2022 licht [eiseres] dat toe en vraagt zij om nadere informatie te geven over de verkoop van de auto (een Toyota Yaris) van erflaatster.
2.17.
[gedaagde] geeft [eiseres] bij e-mail van 5 oktober 2022 te kennen dat [naam 3] (hierna: [naam 3] ) haar helpt bij de afwikkeling van de nalatenschap en dat [naam 3] contact op zal nemen met [eiseres] om een en ander te bespreken. [eiseres] bericht op 14 oktober 2022 dat zij geen behoefte heeft aan een bespreking op kantoor, maar dat zij de informatie over de verkoop van de auto wenst te ontvangen.
2.18.
De volgende dag schrijft [gedaagde] dat zij niet tekort is geschoten in haar rol als vereffenaar en levert zij de gevraagde RDW en IB stukken aan.
2.19.
Op 19 oktober 2022 meldt [eiseres] dat [gedaagde] nu tot afwikkeling dient over te gaan, dat zij een uitdelingslijst wenst te zien en het niet eens is met de waardebepaling van de auto.
2.20.
In reactie deelt [gedaagde] mee dat de baten niet voldoende zijn om de schulden af te betalen, zelfs indien de auto op het door [eiseres] gestelde bedrag zou worden gewaardeerd. Zij stuurt een uitdelingslijst mee.
2.21.
Op 21 november 2022 schrijft [eiseres] dat voormelde lijst geen uitdelingslijst is, maar een nieuwe boedelbeschrijving. Zij doet tevens een voorstel tot schikking.
2.22.
Bij brief van 7 december 2022 sommeert [eiseres] [gedaagde] om op grond van het bepaalde in artikel 4:184 lid 2 onder b, c en d van het Burgerlijk Wetboek (BW) een bedrag van € 3.736,29 te voldoen, omdat zij tekort is geschoten in haar verplichtingen als vereffenaar (in verband met de boedelbeschrijving en het stilzwijgend overdragen van de auto uit de boedel aan zichzelf).
2.23.
[gedaagde] verzoekt [eiseres] per brief van 8 december 2022 te bevestigen in te stemmen met de inhoud van de bijgevoegde uitdelingslijst. [eiseres] reageert op 14 december 2022 afwijzend op dat verzoek.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 3.736,29, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.719,18 vanaf 16 december 2022, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten en de eventueel daarover verschuldigde wettelijke rente.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt [eiseres] kort gezegd dat [gedaagde] in haar hoedanigheid van vereffenaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar wettelijke verplichtingen. Daarom moet zij de vordering die [eiseres] heeft op de nalatenschap van haar moeder (het restantbedrag van de oorspronkelijke vordering, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten) ten laste van haar eigen vermogen voldoen, aldus [eiseres] .
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Zij heeft haar uiterste best gedaan om de nalatenschap zo goed mogelijk af te wikkelen en betwist dat zij tekortgeschoten is in haar verplichtingen als vereffenaar.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat [eiseres] schuldeiser is in de nalatenschap van [naam 1] . Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] met haar eigen vermogen de schuld van de nalatenschap van haar moeder aan [eiseres] moet voldoen.
Beneficiaire of zuivere aanvaarding?
4.2.
Tijdens de zitting heeft Bruinier erop gewezen dat er ten tijde van het overlijden van [naam 1] twee auto’s op haar naam stonden: een Toyota Yaris (met kenteken [kenteken] ) en een Volkswagen Polo (met kenteken [kenteken] ). [gedaagde] heeft de Toyota aan zichzelf overgedragen en heeft de Volkswagen verkocht, maar onduidelijk is wat er met de opbrengst daarvan is gebeurd, aldus Bruinier. In reactie hierop heeft [gedaagde] verklaard dat de Volkswagen weliswaar formeel - waarschijnlijk om verzekeringstechnische redenen - op naam van haar moeder stond, maar dat het in feite haar auto was. Zij is daar altijd van uitgegaan. Haar moeder reed in de Toyota en [gedaagde] in de Volkswagen. [gedaagde] heeft de Volkswagen na het overlijden van haar moeder verkocht vanwege de hoge kosten waarmee zij werd geconfronteerd. Zij heeft een bedrag tussen de € 2.500,00 en € 3.000,00 voor de auto ontvangen, zo verklaarde [gedaagde] .
4.3.
Bruinier heeft vervolgens ter zitting de grondslag van zijn vordering gewijzigd, in die zin dat hij thans primair stelt dat het verkopen van de Volkswagen en het overdragen van de Toyota aan zichzelf zonder daarvoor een vergoeding aan de boedel te betalen moeten worden gezien als twee daden van [gedaagde] van zuivere aanvaarding van de nalatenschap. Daarom is de vordering van [eiseres] onder algemene titel overgegaan op [gedaagde] en moet [gedaagde] deze vordering voldoen, aldus Bruinier.
4.4.
Bij de beoordeling stelt de kantonrechter het volgende voorop. Artikel 4:192 lid 1 BW bepaalt dat een erfgenaam die zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt, daardoor de nalatenschap zuiver aanvaardt, tenzij hij zijn keuze (voor beneficiaire aanvaarding of verwerping) reeds eerder heeft gedaan. Deze bepaling heeft de strekking om schuldeisers te beschermen tegen benadeling door erfgenamen. In de parlementaire geschiedenis is ten aanzien van deze bepaling opgemerkt dat van zuivere aanvaarding geen sprake is indien de erfgenaam daden van beheer verricht [1] . Van zuivere aanvaarding is wél sprake indien de erfgenaam over de goederen van de nalatenschap ‘als heer en meester beschikt’ of wanneer hij, eventueel in een andere vorm dan een verklaring ter griffie, duidelijk aan de schuldeisers van de nalatenschap doet blijken dat hij de schulden van de nalatenschap geheel voor zijn rekening neemt. Het antwoord op de vraag of uit de gedragingen van een erfgenaam de bedoeling kan worden afgeleid de nalatenschap stilzwijgend (zuiver) te aanvaarden, hangt af van de omstandigheden van het geval [2] .
4.5.
Vastgesteld kan worden dat de Volkswagen juridisch gezien eigendom van [naam 1] was ten tijde van haar overlijden en daarom tot haar nalatenschap behoorde. Dit betekent dat [gedaagde] op 10 november 2021, dus vóór het opmaken van de akte van beneficiaire aanvaarding op 17 januari 2022, een - naar achteraf blijkt - tot de nalatenschap behorende auto heeft verkocht en geleverd aan een derde en de opbrengst daarvan zelf heeft gehouden. Een dergelijke gedraging dient in beginsel als een daad van zuivere aanvaarding te worden gekwalificeerd, nu [gedaagde] daarmee ‘als heer en meester’ over een tot de nalatenschap behorend goed heeft beschikt. Gebleken is echter van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat het desondanks niet de bedoeling van [gedaagde] was om de nalatenschap zuiver te aanvaarden en de schuldeisers van de nalatenschap te benadelen. [gedaagde] reageerde tijdens de zitting erg verbaasd toen bleek dat de Volkswagen deel uitmaakte van de nalatenschap. Zij ging er oprecht van uit dat de Volkswagen haar auto was. Mede van belang is tevens dat [gedaagde] ten tijde van het overlijden van haar moeder pas 23 jaar oud was, vrijwel direct in een juridische procedure belandde in verband met het huurrecht van de woning waar zij met haar moeder had gewoond en de nalatenschap beneficiair heeft aanvaard omdat “afwijzen stom voelde om te doen”, zoals zij ter zitting in eigen woorden verklaarde. De kantonrechter is overtuigd van haar goede trouw. Gelet op dit samenstel van omstandigheden is de conclusie dat [gedaagde] de nalatenschap met de verkoop van de Volkswagen niet (stilzwijgend) zuiver heeft aanvaard als bedoeld in artikel 4:192 lid 1 BW.
4.6.
De overdracht van de Toyota heeft plaatsgevonden op 14 februari 2022, dus na de beneficiaire aanvaarding en tijdens de beneficiaire afwikkeling. [gedaagde] heeft de waarde van de Toyota ook opgenomen als bezitting in de boedelbeschrijving en de uitdelingslijst. Partijen discussiëren weliswaar over de waarde van deze auto, maar die discussie is niet van belang voor de beoordeling of sprake is van (stilzwijgende) zuivere aanvaarding op grond van artikel 4:192 lid 1 BW. In deze omstandigheden kwalificeert de overdracht als een beheerdaad en is met deze handeling evenmin sprake van (stilzwijgende) zuivere aanvaarding. Dat [gedaagde] het bedrag niet daadwerkelijk aan de boedel heeft betaald, zoals door Bruinier betoogd, maakt niet uit voor de beoordeling, omdat zij ook de enige erfgenaam was en dus uiteindelijk aan zichzelf zou betalen, terwijl het saldo van de nalatenschap hoe dan ook negatief bleef, zoals hierna zal blijken.
4.7.
Op basis van voorgaande overwegingen is de vordering van [eiseres] niet toewijsbaar op basis van de primaire grondslag.
Is [gedaagde] ernstig tekortgeschoten in haar verplichtingen als vereffenaar?
4.8.
[eiseres] baseert haar vordering thans subsidiair op artikel 4:184 lid 2 sub d BW, waarin is bepaald dat een erfgenaam verplicht is een schuld van de nalatenschap ten laste van zijn overige vermogen te voldoen indien hij een vereffenaar is die in de vervulling van zijn verplichtingen als zodanig in ernstige mate tekort schiet en hem daarvan een verwijt kan
worden gemaakt. Hiertoe stelt [eiseres] dat [gedaagde] niet de voortvarendheid heeft betracht om de boedelbeschrijving op te maken en de vereffening af te wikkelen en dat zij haar informatieverplichting heeft geschonden. Daarnaast heeft [gedaagde] volgens [eiseres] de schuldeisers van de nalatenschap, waaronder [eiseres] , benadeeld door de waarde van de Volkswagen buiten beschouwing te laten bij de boedelbeschrijving en de Toyota op een te laag bedrag te waarderen. Indien de Toyota met de correcte waarde zou worden meegenomen en de opbrengst van de Volkswagen ook bij de bezittingen van de nalatenschap zou worden geteld, zou het volledige tekort van de nalatenschap van € 3.804,30 worden gedekt, aldus Bruinier ter zitting.
4.9.
[gedaagde] heeft verklaard dat zij, voor zover zij weet, wel degelijk aan al haar verplichtingen als vereffenaar heeft voldaan. Zij had, achteraf gezien, soms sneller kunnen reageren op de verzoeken van [eiseres] en misschien eerder tot actie kunnen overgaan, maar heeft in de moeilijke omstandigheden waarin zij verkeerde alles naar eer en geweten afgehandeld, aldus [gedaagde] .
4.10.
Vooropgesteld moet worden dat niet licht tot de in artikel 4:184 lid 2 sub d BW bedoelde persoonlijke aansprakelijkheid bij een feitelijke tekortkoming mag worden geconcludeerd. Behalve dat sprake moet zijn van ernstig tekortschieten, moet het tekortschieten aan de vereffenaar verwijtbaar zijn. Het doel van de vereffening is om de positie van de schuldeisers te beschermen en ervoor te zorgen dat de schuldeisers zoveel mogelijk worden voldaan. Aan de ene kant kan van een vereffenaar-erfgenaam verlangd worden dat zij nagaat wat haar rol als vereffenaar meebrengt en welke taken zij moet uitvoeren, maar aan de andere kant mogen aan een vereffenaar-erfgenaam als [gedaagde] , een niet-professional, geen te hoge eisen worden gesteld en kan niet verwacht worden dat zij op de hoogte is van alle verplichtingen die met de rol van vereffenaar gepaard gaan. [3] Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van ernstig tekortschieten, dient ook te worden betrokken wat de gevolgen van het tekortschieten voor de omvang van de boedel zijn geweest. [4]
4.11.
De kantonrechter is van oordeel dat wel sprake is geweest van feitelijke tekortkomingen, maar dat de ernst van die tekortkomingen of het verwijt dat [gedaagde] hiervoor gemaakt kan worden niet dusdanig ernstig is dat zij persoonlijk aansprakelijk is. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.12.
[gedaagde] had de afwikkeling wellicht iets sneller kunnen afhandelen, maar deze tekortkoming is onvoldoende om te oordelen dat [gedaagde] in ernstige mate tekortgeschoten is. Ook in dit verband is van belang dat [gedaagde] pas 23 jaar was toen haar moeder overleed en dat zij geen professionele vereffenaar is. Bovendien raakte zij vrijwel direct na het overlijden van haar moeder verwikkeld in een 1,5 jaar durende juridische procedure en moest zij de beneficiaire afwikkeling afhandelen terwijl zij ook nog 40 uur per week aan het werk was. Verder is gesteld noch gebleken dat het niet tijdig voldoen aan haar verplichtingen is ingegeven door een poging tot benadeling van de schuldeisers en dat een dergelijke benadeling daarvan ook het gevolg is geweest. De omvang van de boedel is niet benadeeld.
4.13.
Dat [gedaagde] de waarde van de Volkswagen buiten beschouwing heeft gelaten bij de afwikkeling is weliswaar ook een feitelijke tekortkoming, maar kan haar in de gegeven omstandigheden niet worden verweten. [gedaagde] wist niet dat de Volkswagen tot de nalatenschap behoorde en heeft daarom ook niet met de schuldeisers van de nalatenschap overlegd over de verkoop van die auto. De kantonrechter acht deze tekortkoming niet ernstig, omdat dit geen benadeling van de boedel tot gevolg heeft gehad, zoals hierna in rechtsoverweging 4.14. zal blijken.
4.14.
Ten aanzien van de Toyota wordt overwogen dat [gedaagde] die auto - zoals de notaris haar had geadviseerd - niet alleen bij haar eigen garage, maar ook bij een onafhankelijke Toyota garage heeft laten taxeren en van de gemiddelde waarde is uitgegaan, terwijl [eiseres] de auto via de website van Independer alleen op bouwjaar en kenteken heeft laten taxeren. Als al zou worden aangenomen dat [gedaagde] de Toyota op een te laag bedrag heeft gewaardeerd, hetgeen zij betwist, dan kan haar daarvan in de gegeven omstandigheden geen verwijt worden gemaakt. Bovendien heeft [gedaagde] er terecht op gewezen dat een eventueel te lage waarde van de Toyota en het buiten beschouwing laten van de waarde van de Volkswagen uiteindelijk geen benadeling van de boedel tot gevolg hebben gehad. In de eerste versie van de uitdelingslijst (waarvan Bruinier tijdens de zitting uitging) is weliswaar een bedrag van € 8.818,29 aan uitvaartuitkering bij de bezittingen opgenomen, maar de kosten van de uitvaart strekten daar nog op in mindering. Het voldoen van de kosten van de uitvaart is naar vaste rechtspraak immers een beheerdaad en geen beschikkingsdaad [5] . [gedaagde] heeft uiteindelijk, na aftrek van de kosten, een bedrag van € 1.596,44 ontvangen van de uitvaartverzekeraar. Zij heeft dit bedrag - dat zij heeft gebruikt voor de urn en bloemen - daarom opgenomen bij de bezittingen in de tweede versie van de uitdelingslijst (opgesteld in december 2022) in plaats van het eerdere bedrag van € 8.818,29. De bezittingen komen dan uit op een bedrag van € 3.651,44. Aangezien niet in geschil is tussen partijen dat de schulden van de nalatenschap ruim € 15.000,00 behelzen, betekent dit dat ook indien voor de Toyota de (beduidend hogere) waarde in aanmerking zou worden genomen waarvan [eiseres] uitgaat (€ 5.904,00) en de opbrengst van de Volkswagen (maximaal € 3.000,00) zou worden meegenomen, er alsnog een negatieve boedel zou zijn.
4.15.
Op basis van bovenstaande overwegingen concludeert de kantonrechter dat het beroep van [eiseres] op artikel 4:184 lid 2 sub d BW niet slaagt. [gedaagde] hoeft de schuld van de nalatenschap van haar moeder aan [eiseres] niet uit haar eigen vermogen te voldoen.
4.16.
De vordering van [eiseres] tot betaling van de vordering uit de nalatenschap zal worden afgewezen. Als gevolg daarvan worden ook de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
De proceskosten
4.17.
[eiseres] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [gedaagde] , die zonder gemachtigde procedeert, worden vastgesteld op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Weerkamp - Beens en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2024.
693 \ 41245

Voetnoten

1.Parl. Gesch. Vaststellingswet Boek 4 BW, p. 933-934
2.Hoge Raad 26 april 1968, ECLI:NL:HR:1968:AC4853
3.Gerechtshof Den Haag 8 september 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:2574
4.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 6 maart 2012, ECLI:NL:GHARN:2012:575
5.Hoge Raad 22 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1284