ECLI:NL:RBGEL:2024:2058

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
412626
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grensgeschil en vordering tot grensbepaling na niet bewezen stellingen van beide partijen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een grensgeschil tussen twee partijen die elk eigenaar zijn van een langgerekt perceel dat aan elkaar grenst. De rechtsvoorgangers van de partijen zijn in 2000 een ruilovereenkomst aangegaan, waarbij een strook grond zou worden overgedragen om de overbouw van een loods te legaliseren. De partijen zijn echter in geschil geraakt over de exacte ligging van de grens tussen hun percelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen hun stellingen niet hebben kunnen bewijzen, wat heeft geleid tot een 'non liquet' situatie. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een onvoldoende bepaalbare verbintenis tot overdracht van de grond, en dat de deuren met ramen in de loods in strijd zijn met de wettelijke afstandsregels. De rechtbank heeft de vordering tot grensbepaling op grond van artikel 5:47 BW toegewezen, maar heeft ook aangegeven dat de exacte grens in het veld moet worden bepaald. De vordering tot ontruiming is toegewezen, voor zover blijkt dat de gedaagde afscheidingen en bestrating heeft aangebracht op het perceel. De vordering tot schadevergoeding wegens aantasting van coniferen is afgewezen, omdat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd van de schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: 412626 / HA ZA 22-537 / 17
Vonnis van 10 april 2024
in de zaak van
[eis in conv/verw in reconv sub 1]en
[eis in conv/verw in reconv sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers in conventie
verweerders in reconventie
advocaat: mr. J.P. Hoegee te Nijmegen
tegen
[ged in conv/eiser in reconv]
wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie
eiser in reconventie
advocaat: mr. V.W.J.H. Kobossen te Nijmegen
Partijen zullen hierna [eisers in conv/verw in reconv] en [ged in conv/eiser in reconv] worden genoemd.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 juli 2023
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het verkort proces-verbaal van mondelinge behandeling, ter plaatse gehouden op 5 oktober 2023; bij die gelegenheid zijn van de zijde van [ged in conv/eiser in reconv] spreekaantekeningen overgelegd
- de akte overlegging producties van [eisers in conv/verw in reconv]
- de akte overlegging producties van [ged in conv/eiser in reconv]
- de akte uitlating van [eisers in conv/verw in reconv]
- de akte uitlating over de laatstelijk ingebrachte producties van [ged in conv/eiser in reconv] .
1.2
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn ieder eigenaar van een langgerekt perceel te [plaats] , grenzend aan elkaar.
2.2
In 2000 zijn de rechtsvoorgangers van partijen een ruilovereenkomst met elkaar aangegaan op grond waarvan, voor zoveel hier van belang, de rechtsvoorganger van [eisers in conv/verw in reconv] een strook grond aan de rechtsvoorganger van [ged in conv/eiser in reconv] zou overdragen. Daarmee zou de overbouw van een loods van de rechtsvoorganger van [ged in conv/eiser in reconv] worden gelegaliseerd. Voor zover hier van belang werd de strook grond als volgt omschreven in de ruilovereenkomst:
“ [eis in conv/verw in reconv sub 2] [de rechtsvoorganger van [eisers in conv/verw in reconv] ,
rechtbank] staat af aan [ged in conv/eiser in reconv] [de rechtsvoorganger van [ged in conv/eiser in reconv] ,
rechtbank] een strook grond gelegen naast het [perceel 1] , eigendom van [ged in conv/eiser in reconv] met als meetpunt 2 meter vanaf de huidige grens aan de oostzijde van [perceel 1] recht naar de westgrens met als meetpunt de hoek van de huidige schutting, conform de bestaande feitelijke situatie (zie tekening)”
2.3
Op 10 november 2000 is de akte van levering gepasseerd. Daarin staat de bewuste strook grond als volgt omschreven:
“Een langwerpige strook grond te [Lot A] , hierna aangeduid als Lot A, achter [adres 1] , waarop staat: de gehele overbouw van het bedrijfsgebouw van partij 2 [de rechtsvoorganger van [ged in conv/eiser in reconv] ,
rechtbank], hetwelk voor het overgrote deel op perceel (..) [perceel 1] staat, uitmakende dat gedeelte groot als na kadastrale opmeting zal blijken van het perceel kadastraal bekend [perceel 2] [het perceel van de (rechtsvoorganger van) [eisers in conv/verw in reconv] ,
rechtbank], het welk schetsmatig met twee meetpunten is aangegeven op een door partijen gewaarmerkte situatietekening, waarvan een fax aan deze akte is gehecht welke fax door de comparanten is gewaarmerkt”
De tekening op de fax (waarbij de bovenzijde is gericht naar het westen en waarbij de gele markering en het woord betongaas moeten worden genegeerd) wordt hieronder afgebeeld, voor zoveel van belang:
2.4
Van 2009 tot 2019 hebben partijen geprocedeerd over de ligging van de noordgrens van de geleverde strook grond. Over het meetpunt aan de oostzijde waren partijen het eens, over het meetpunt aan de westzijde niet. Dit verschil in standpunt (zich uitende in vorderingen over en weer bij de rechtbank) is door het Hof Den Bosch in zijn arrest van 5 december 2017 (ECLI:NL:GHSHE:2017:5461) als volgt verwoord:
“3.2.1.
[appellanten] hebben in conventie onder meer gevorderd, voor zover in het geding na verwijzing relevant, voor recht te verklaren dat de erfgrens tussen hun perceel [nummer 1]
en perceel [nummer 3] van [geïntimeerde] zich bevindt op de plaats die is bepaald in de akte van
10 november 2000, die als volgt moet worden uitgelegd: de grens tussen deze percelen loopt in een rechte lijn evenwijdig aan de oorspronkelijke erfgrens, maar schuift twee meter op in de richting van perceel [nummer 1] , zodat een langwerpige strook grond van twee meter breed aan het perceel van [geïntimeerde] wordt toegevoegd.
3.2.2.
[appellanten] hebben aan deze vordering het volgende ten grondslag gelegd. Uit de omschrijving van de nieuwe grens in de akte van 10 november 2000 blijkt dat een langwerpige strook grond is overgedragen en dat de nieuwe grens naar de westgrens diende te lopen. Het eerste meetpunt ligt twee meter van de oorspronkelijke erfgrens aan de oostzijde van hun perceel. Het tweede meetpunt ligt daarom logischerwijs eveneens twee meter van de oorspronkelijke erfgrens aan de westzijde van hun perceel. De erfgrens is evenwijdig aan de oude grens twee meter in de richting van het perceel van [appellanten] opgeschoven. Hierdoor heeft [geïntimeerde] er over de gehele lengte van perceel [nummer 3] twee meter bij gekregen.
3.2.3.
[geïntimeerde] heeft in reconventie onder meer gevorderd voor recht te verklaren dat de erfgrens tussen genoemde percelen zich bevindt op de plaats die is bepaald in de akte van
10 november 2000, die als volgt moet worden uitgelegd: de grens tussen deze percelen loopt in een rechte lijn gevormd door de twee meetpunten zoals die door de rechtsvoorgangers van partijen schriftelijk in de ruilovereenkomst en de akte zijn genoemd in de akte.
3.2.4.
[geïntimeerde] heeft aan deze vordering het volgende ten grondslag gelegd. In de akte van 10 november 2000 staat dat het tweede meetpunt de hoek van de schutting is. Deze schutting was destijds ongeveer 1,5 lang en liep vanaf de lijn MN op het veldwerk in de richting van de loods van [geïntimeerde] . Deze situatie is daarna niet gewijzigd, behalve dat de schutting is verlengd in de richting van de loods.
Het in de akte vermelde tweede meetpunt, de hoek van de schutting, wordt gevormd door een recht opstaande biels. Deze biels staat er nog steeds en is niet verplaatst. De erfgrens loopt in een rechte lijn tussen de biels en het eerste meetpunt waarover partijen het eens zijn. Daardoor heeft de overgedragen strook grond een langwerpige vorm, maar dat is nog niet hetzelfde als een rechthoek. [geïntimeerde] betwist in dit verband de stelling van [appellanten] dat de nieuwe erfgrens evenwijdig aan de oude erfgrens loopt.”
Na bewijslevering door beide partijen heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden geen van hun standpunten bewezen geacht (arresten van 8 oktober 2013 en 24 juni 2014). Na cassatie en verwijzing heeft het Hof Den Bosch [ged in conv/eiser in reconv] ook niet alsnog in het bewijs van zijn standpunt geslaagd geacht (arrest van 5 februari 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:399).
2.5
Volgens het hof Den Bosch (ECLI:NL:GHSHE:2017:5461) lieten de standpunten van partijen zich na verwijzing als volgt samenvatten:
“ 3.5.5.
Partijen twisten nog over de ligging van het tweede meetpunt. Volgens [geïntimeerde] is dit meetpunt gelegen op het snijpunt/hoekpunt van de nu nog aanwezige schuttingen, waar de biels stond en nog steeds staat die links te zien is op bovenbedoelde foto 12. [appellanten] hebben dit gemotiveerd betwist, stellende dat het tweede meetpunt wordt gevormd door de biels die rechts vooraan is te zien op foto 12.”
Genoemde foto 12 wordt hieronder weergegeven:

3.Het geschil en de vorderingen in conventie en in reconventie

3.1.1
Volgens [eisers in conv/verw in reconv] is met het eindarrest van het Hof Den Bosch van 5 februari 2019 komen vast te staan dat de verbintenis tot levering van de strook grond onvoldoende bepaalbaar is. Daarom is geen sprake van een geldige titel. Daarom/ook is het over te dragen goed onvoldoende bepaalbaar, aldus [eisers in conv/verw in reconv] Gevolg daarvan is dat er in 2000 niets is overgedragen, zodat de eigendomsgrens tussen de percelen van partijen nog steeds wordt gevormd door de ‘oude’ kadastrale grenzen en de inschrijving van de akte van levering waardeloos is. Aan al deze gevolgtrekkingen wenst [eisers in conv/verw in reconv] een verklaring voor recht te verbinden – dat is zijn primaire vordering – waarbij ook bepaald moet worden dat het te wijzen vonnis in de plaats treedt van de volgens [eisers in conv/verw in reconv] in wettige vorm op te maken akte.
3.1.2
Subsidiair – als wel van een geldige overdracht van een strook grond kan worden uitgegaan – vordert [eisers in conv/verw in reconv] grensbepaling op de voet van artikel 5:47 BW en doet daarbij enige suggesties. Zijn insteek is dat daarbij slechts de grond onder de overbouw aan [ged in conv/eiser in reconv] toekomt. Als dat niet wordt gevolgd dient de erfgrens ‘in goede justitie’ te worden bepaald, zij het met inachtneming van het eindarrest van Hof Den Bosch.
3.1.3
Zowel primair als subsidiair vordert [eisers in conv/verw in reconv] , kort gezegd, de ontruiming van zijn perceel, voor zover dat in deze zaak niet in eigendom van [ged in conv/eiser in reconv] zal blijken toe te behoren, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.1.4
[eisers in conv/verw in reconv] stelt verder dat [ged in conv/eiser in reconv] in 2012 een aantal deuren in de loods heeft gemaakt die zicht geven op het erf van [eisers in conv/verw in reconv] Voor zover er sprake is van met artikel 5:50 BW strijdige uitzichten vordert [eisers in conv/verw in reconv] de verwijdering daarvan, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.1.5
Ten slotte stelt [eisers in conv/verw in reconv] dat [ged in conv/eiser in reconv] zijn coniferen – onrechtmatig –onherstelbaar heeft beschadigd, door het verwijderen van takken tot op de stam en door er zijn schutting strak tegenaan te plaatsen. Ook zouden er coniferen zijn verwijderd ter hoogte van de loods. De kosten van het herstel van de schade begroot [eisers in conv/verw in reconv] op € 9.665,68. Hij vordert de veroordeling van [ged in conv/eiser in reconv] tot betaling van dat bedrag, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2
[ged in conv/eiser in reconv] voert verweer, waarop hierna nog zal worden ingegaan. Omdat [ged in conv/eiser in reconv] vindt dat [eisers in conv/verw in reconv] niet een echte vordering op grond van artikel 5:47 BW instelt doet [ged in conv/eiser in reconv] dat in reconventie alsnog, nu zonder suggesties of aanknopingspunten.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1
Ten tijde van de ruilovereenkomst was er volgens de tekening sprake van een “hoek schutting”. Partijen wisten dus kennelijk waarheen de rechte lijn vanuit het meetpunt aan de andere zijde moest lopen, ook al wijst de pijl op de tekening daar niet goed naar en ook al is het ‘lijnenspel’ daarop naast de loods niet erg helder. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechter geen hoek van een schutting waargenomen. De feitelijke situatie moet dus zijn veranderd. Dat was ruim daarvóór kennelijk ook al het geval. De rechtbank verwijst daarvoor naar hetgeen het Hof Arnhem-Leeuwarden daarover in zijn arrest van 24 juni 2014 heeft overwogen (rechtsoverwegingen 2.10 en 2.11).
4.2
Er kan daarom niet zonder nadere toelichting, die echter ontbreekt, worden aangenomen dat er in 2000 geen bepaalbare verbintenis tot overdracht van de strook grond bestond. Dat er in de periode daarna zo’n discussie omtrent de loop van de grens is ontstaan wil niet zeggen dat de situatie ten tijde van de ruilovereenkomst voor de toenmalige eigenaren niet duidelijk was. Voor [eisers in conv/verw in reconv] vloeit de onbepaalbaarheid voort uit de omstandigheid dat zowel het standpunt van [eisers in conv/verw in reconv] als dat van [ged in conv/eiser in reconv] niet is bewezen (dagvaarding, onder 9). Gelet op het voorgaande is dat echter niet beslissend. Voor het overige heeft [eisers in conv/verw in reconv] onvoldoende toegelicht waaruit de onbepaalbaarheid van de verbintenis tot levering van de strook grond ten tijde van het aangaan van de ruilovereenkomst zou voortvloeien. De tekening biedt immers een aantal aanknopingspunten en zoals gezegd maakt de verharding van de standpunten van partijen en de uiteindelijke onbewijsbaarheid daarvan niet duidelijk wat er precies mis zou zijn geweest met de wijze waarop de omvang van de over te dragen grond zou moeten worden bepaald. De primair gevorderde verklaring voor recht in conventie (zie 3.1.1) wordt daarom afgewezen. Er is dus een strook grond overgedragen, alleen is de grens daarvan met de rest van [perceel 2] niet duidelijk.
4.3
Daarmee wordt toegekomen aan de subsidiaire vordering tot grensbepaling van [eis in conv/verw in reconv sub 1] c.s (art. 5:47 BW). Volgens de toelichting bij artikel 5:47 BW heeft de rechter daarbij “volledige vrijheid” (Parlementaire Geschiedenis Boek 5, blz. 197). De rechtbank vult aan dat wel binnen de omvang van het geschil gebleven moet worden, zoals dat hier door meerdere rechters in meerdere beslissingen met gezag van gewijsde is afgebakend. In concreto houdt dat in dat het gaat om een verdeling van de ruimte zoals hiervoor onder 2.5 weergegeven. De suggestie van [eisers in conv/verw in reconv] om de grens te bepalen conform de vorm van de overbouw van de loods, wat er verder ook van zij, wordt daarom niet gevolgd. Ook hoeven niet alle overwegingen uit het eindarrest van hof Den Bosch te worden meegenomen. In zoverre is de subsidiaire vordering van [eisers in conv/verw in reconv] te stringent geformuleerd. De vordering in reconventie was daarom nodig om in dit grensgeschil te beslissen.
4.4
De rechtbank zal de grens aan de westzijde van de overgedragen strook grond bepalen op een punt precies gelegen in het midden tussen de op de meergenoemde foto 12 (zie hiervoor, onder 2.5) afgebeelde voorste twee bielzen. Aldus ontstaat een grenslijn, die waarschijnlijk over de grote lengte van de strook grond (ongeveer 130 meter) een minimale verschuiving ondervindt in de richting van [perceel 1] , zoals dit nu door middel van een schutting en hekwerk van [perceel 2] is afgebakend (ervan uitgaande dat daarbij het meetpunt aan het andere uiteinde van de strook correct in het veld is genomen – partijen twisten ook daarover). Daarmee blijft een pad naast de loods mogelijk en ontstaat er vermoedelijk ook iets meer ruimte voor de coniferen.
4.5
De vordering tot ontruiming, zoals onder 3.1.3 geformuleerd, zal worden toegewezen, derhalve voor zover in het veld zal blijken dat [ged in conv/eiser in reconv] afscheidingen en bestrating e.d. aanwezig heeft op [perceel 2] , zoals de grens daarvan met [perceel 1] ingevolge de vorige rechtsoverweging zal worden bepaald.
4.6
Ervan uitgaande dat de feitelijke grens ter hoogte van de loods niet in het voordeel van [ged in conv/eiser in reconv] zal moeten gaan verschuiven kan ook een beslissing worden genomen omtrent de deuren in de loods. Hoewel [ged in conv/eiser in reconv] meermaals heeft gezegd dat de deuren al bij de bouw van de loods zijn geplaatst (hetgeen betwist wordt door [eisers in conv/verw in reconv] ), heeft hij geen beroep op verjaring gedaan. Tijdens de mondelinge behandeling bleek dat, anders dan in de conclusie van antwoord wordt betoogd, in de deuren doorzichtige ramen zitten en dat vrijelijk kan worden uitgekeken op het erf van [eisers in conv/verw in reconv] Op die plaats was geen sprake van een schutting maar van een doorzichtig hekwerk. Ook bleek de afstand van de deuren minder dan twee meter ten opzichte van de afscheiding tussen de erven. Door het alleen ondoorzichtig maken van de ramen in de deuren wordt het probleem niet opgelost. Ook het aanwezig hebben van een deur binnen de wettelijke afstand van twee meter is immers niet toegestaan als door het openen van die deur kan worden uitgezien op het naburige erf (vgl. HR 20 januari 1984, NJ 1985, 399). Een en ander kan worden opgelost door het plaatsen van een ondoorzichtige, twee meter hoge, afscheiding tegen de erfgrens. De vordering is in zoverre toewijsbaar.
4.7
Ten slotte de vordering tot schadevergoeding wegens aantasting/vernieling van de coniferen. De vordering, die erg algemeen is geformuleerd, gaat uit van vervanging van 175 (!) coniferen. [ged in conv/eiser in reconv] betwist schade te hebben toegebracht in de tuin van [eis in conv/verw in reconv sub 1] . Wel zegt hij wel eens een overhangende tak te hebben verwijderd, maar daarbij is geen schade toegebracht aan de bomen. [eisers in conv/verw in reconv] is daarop bij de mondelinge behandeling nauwelijks nog ingegaan. De vordering komt daarom niet voor toewijzing in aanmerking, ook niet voor een lager bedrag. [eisers in conv/verw in reconv] heeft simpelweg niet onderbouwd welke bomen door [ged in conv/eiser in reconv] onrechtmatig onherstelbaar zijn beschadigd. Weliswaar staat wel vast dat er een aantal bomen door [ged in conv/eiser in reconv] is verwijderd ter hoogte van de loods, maar details daarover ontbreken eveneens, terwijl ook niet duidelijk is in hoeverre ze in onzeker grensgebied stonden en [ged in conv/eiser in reconv] er een verwijt van kon worden gemaakt dat hij ze, mogelijkerwijs ten onrechte, na de levering als zijn eigendom beschouwde.
4.8
De rechtbank kan de grensbepaling niet preciezer omschrijven dan zij onder 4.4 heeft gedaan. Uiteindelijk zal in het veld de nodige precisering moeten worden bereikt. Partijen kunnen natuurlijk over centimeters gaan strijden maar het beste is om samen de grens in het veld te bepalen met inachtneming van rechtsoverweging 4.4, zo mogelijk ten overstaan van het kadaster. Partijen zijn het immers ook niet erover eens waar het meetpunt aan de oostzijde zich feitelijk bevindt.
4.9
Partijen kunnen zich daarbij of daarna ook tot de rechtbank wenden met het eenparig verzoek om een definitieve regeling over alle grensgeschillen te treffen in een hernieuwde mondelinge behandeling ter plaatse. Aan een dergelijk verzoek zal worden voldaan. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor een gelijktijdige uitlating bij akte daarover.
4.1
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie:
5.1
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 8 mei 2024 voor gelijktijdige uitlating door partijen bij akte over hetgeen onder 4.9 is overwogen;
5.2
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2024.