ECLI:NL:RBGEL:2024:2386

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
319628
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding rechtsbijstand na wijziging sepotcode in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 17 april 2024 uitspraak gedaan over een verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand in een geseponeerde strafzaak. De verzoekster, die in 2022 betrokken was bij een verkeersongeval, had een verzoek ingediend op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) voor een vergoeding van € 2.979,-. De officier van justitie had eerder besloten om de verzoekster niet verder te vervolgen, wat resulteerde in een beleidssepot met code 52. De advocaat van verzoekster heeft echter met succes gepleit voor een wijziging van de sepotcode naar 02, wat de kansen op schadevergoeding vergrootte. De rechtbank oordeelde dat de wijziging van de sepotcode een nieuwe termijn voor het indienen van het verzoek inluidde, waardoor het verzoek ontvankelijk was. De rechtbank heeft de volledige gevraagde vergoeding toegekend, inclusief de kosten voor de rechtsbijstand en de indiening van het verzoek. De beslissing werd genomen door rechter F.J.H. Hovens, in aanwezigheid van griffier B. Doedens, en is openbaar uitgesproken op 17 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
parketnummer : 05/319628-22
raadkamernummer : 24-001987
datum zitting : 03 april 2024
datum uitspraak : 17 april 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoekster] ,
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster.
Raadsvrouw: mr. A.Y. Bleeker, advocaat te Amersfoort,

1.Feiten

De officier van justitie heeft beslist verzoekster niet verder te vervolgen en heeft dat bij brief van 3 oktober 2023 aan verzoekster meegedeeld. Deze beslissing is onherroepelijk geworden.

2.Procedure

Het verzoekschrift is op 23 januari 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het openbaar ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 03 april 2024 het verzoekschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de verzoekster, raadsvrouw en de officier van justitie op zitting gehoord.

3.Verzoek

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van in totaal € 2.979,- wegens:
  • de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak met het hiervoor genoemde parketnummer; door de verzoekster zijn facturen van de raadsvrouw overgelegd tot een bedrag van € 2.299,-;
  • de kosten van een raadsvrouw voor het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van dit verzoek het verzoek op grond van artikel 533 Sv tot een bedrag van € 680,-.

4.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt dat verzoekster niet-ontvankelijk is, omdat het verzoek te laat is ingediend. Een latere wijziging door het OM van de sepotcode brengt niet mee dat opnieuw een termijn van drie maanden gaat lopen waarbinnen een verzoek kan worden ingediend (Hof Amsterdam 2 april 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2481). Niet is gebleken dat sprake is van een verontschuldigbare termijnoverschrijding.

5.Beoordeling

5.1
De rechtbank is bevoegd.
De procedurele gang van zaken
5.2
Op 17 mei 2022 vond een verkeersongeval plaats waarbij verzoekster op de scooter in botsing kwam met een fietser. Zij heeft daarbij ernstig en deels blijvend fysiek en psychisch letsel overgehouden. Verzoekster werd in eerste instantie aangemerkt als verdachte van overtreding van artikel 5 WVW, maar die strafzaak is geseponeerd. De brief hierover van 3 oktober 2023 vermeldt: “
De reden hiervoor is dat mijn oordeel: door feit of gevolgen getroffen”. Uit deze slordige en kromme zin moet kennelijk worden afgeleid dat de strafzaak is geseponeerd in verband met persoonlijke gevolgen van het voorval voor verzoekster. Het is een zogeheten beleidssepot 52. De advocaat heeft vervolgens gecorrespondeerd met het openbaar ministerie om het beleidssepot te doen wijzigen in een technisch sepot.
5.3
De rechtbank verwijst hier naar de door verzoekster opgemaakte tijdlijn:
  • 22 augustus 2023: het openbaar ministerie deelt per e-mail mede dat de zaak tegen verzoekster “
  • 29 september 2023: advocaat stuurt een e-mail aan het OM met het verzoek om de (formele) sepotbrief te verstrekken;
  • 3 oktober 2023: de sepotbrief is opgemaakt en verstrekt. Er is sprake van een beleidssepot 52;
  • 7 november 2023: advocaat verzoekt het OM om een verkeersongevallenanalyse (VOA) uit te laten voeren;
  • 14 november 2023: advocaat rappelleert bij het OM over de VOA;
  • 20 november 2023: uitslag VOA wordt verstrekt;
  • 30 november 2023: advocaat verzoekt om wijzing van de sepotcode naar aanleiding van de bevindingen in de VOA;
  • 5 december 2023: het OM besluit de sepotcode 52 te wijzigen naar sepotcode 02.
5.4
Formeel is de sepotbeslissing medegedeeld op 3 oktober 2023 en dat markeert dan de aanvang van de termijn van drie maanden voor indiening van het verzoek. Daarvan uitgaande zou het verzoek d.d. 23 januari 2024 te laat zijn ingediend. De advocaat heeft echter betoogd dat het in deze zaak anders moet.
5.5
Bij een beleidssepot overheerst in de rechtspraak terughoudendheid met het toekennen van vergoedingen en een sepot met de code 52 heeft volgens de advocaat nog nooit daartoe geleid. Daarom was het van groot belang om eerst die sepotcode te laten aanpassen en daartoe heeft zij onder meer gevraagd een aanvullend VOA onderzoek te laten doen naar de toedracht van de aanrijding. Volgens het openbaar ministerie bleek uit dit aanvullend onderzoek dat de VOA geen uitspraak durft te doen over de toedracht van het ongeval; het scenario van verzoekster behoort tot de mogelijkheden.
5.6
Vervolgens is bij brief van het openbaar ministerie van 5 december 2023 de sepotcode gewijzigd: “
Na herbeoordeling is besloten te seponeren met sepotcode 02: onvoldoende bewijs.”
5.7
Vervolgens is alsnog het verzoek om schadevergoeding ingediend.
5.8
Leidt deze gang van zaken ertoe dat op 5 december 2023 een nieuwe termijn voor indiening van het verzoek is gaan lopen?
Beoordeling van de ontvankelijkheid
5.9
Het geschetste beeld van de bestaande rechtspraak dat bij een sepotcode 52 schadevergoeding voor de kosten rechtsbijstand amper wordt toegekend, is herkenbaar. Er zullen best uitzonderingen zijn, maar het plaatst verzoekster wel op achterstand. De bemoeienissen tot aanpassing naar sepotcode 02 zijn daarom begrijpelijk en zij hebben ook tot resultaat geleid: sepot wegens onvoldoende bewijs en dan worden de kansen op schadevergoeding aanzienlijk groter. Er was daarmee een reëel belang bij de inspanningen van de advocaat om deze code te laten wijzigen.
5.1
Men zou nog kunnen problematiseren of het niet in de rede had gelegen om na 3 oktober 2023 op zijn minste een ‘pro forma verzoekschrift’ in te dienen om de termijn veilig te stellen. Dat was een optie geweest, maar de rechtbank zal dit verzoekster niet tegenwerpen, Het gaat in deze procedures uiteindelijk om een billijkheidsoordeel (artikel 534 Sv) en in een moderne rechtsopvatting is er niets op tegen dit ook te laten doorwerken bij de beoordeling van de naleving van formele processuele eisen.
5.11
De rechtbank is met verzoekster van oordeel dat voor het indienen van het verzoekschrift ex 530 Sv een nieuwe termijn is gaan lopen op het moment dat de sepotcode is gewijzigd, te weten 5 december 2023 . Het verzoek is daarom ontvankelijk.
Inhoudelijke beoordeling
Aan de gewezen verdachte kan een vergoeding worden toegekend voor werkelijke schade als gevolg van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting. Ook kan een vergoeding worden toegekend voor de kosten van rechtsbijstand inclusief kosten voor bijstand tijdens de verzekering en de voorlopige hechtenis.
De toekenning van een schadevergoeding heeft steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank zal de volledige gevraagde vergoeding toekennen voor de kosten van rechtsbijstand. De opgegeven kosten worden onderbouwd door de overgelegde urenspecificatie en declaratie. De gevraagde vergoeding zal dan ook worden toegekend.
De rechtbank zal het gebruikelijke bedrag van € 680,- toekennen voor de kosten van indiening en behandeling van dit verzoek.
Beslissing
De rechtbank kent aan verzoekster ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 2.979,- (zegge: tweeduizend negenhonderdnegenenzeventig euro)
Deze beslissing is gegeven door
mr. F.J.H. Hovens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. Doedens, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2024.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen daarna en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.
BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING
De rechter beveelt de tenuitvoerlegging van vorenstaande beslissing als de zaak onherroepelijk is en de betaling ten laste van ’s Rijks kas door de griffier van deze rechtbank van een bedrag van:
€ 2.299,- (zegge: tweeduizend tweehonderdnegenennegentig euro),
ten gunste van verzoekster,
door overmaking van voornoemd bedrag op [rekeningnummer 1]
ten name van [verzoekster] .
De rechter beveelt verder de tenuitvoerlegging van vorenstaande beslissing als de zaak onherroepelijk is en de betaling ten laste van ’s Rijks kas door de griffier van deze rechtbank van een bedrag van:
€ 680,- (zegge: zeshonderdtachtig euro),
ten gunste van verzoekster,
door overmaking van voornoemd bedrag op [rekeningnummer 2]
ten name van Dijkstra & Jager Strafrechtadvocaten.