In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 3 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding wegens voorarrest. Verzoeker, geboren in 2000, werd op 1 augustus 2023 aangehouden en in verzekering gesteld. Na drie dagen inverzekeringstelling werd hij heengezonden, en de officier van justitie besloot niet verder te vervolgen. Verzoeker heeft op 18 september 2023 een verzoekschrift ingediend, waarin hij een schadevergoeding van € 750,-- of het forfaitaire bedrag van € 390,-- vroeg, met een beroep op de indexering van de forfaitaire bedragen van de LOVS met 15,68% vanwege inflatie. De rechtbank heeft het verzoek behandeld in een openbare raadkamer op 20 december 2023, waarbij zowel de officier van justitie als de advocaat van verzoeker zijn gehoord.
De rechtbank oordeelde dat de forfaitaire bedragen voor schadevergoeding wegens voorarrest sinds de laatste wijziging op 1 maart 2021 niet zijn geïndexeerd, en dat verzoeker recht heeft op een schadevergoeding van € 1.070,--. De rechtbank weigerde echter het verzoek om de forfaitaire bedragen te indexeren, omdat dit zou leiden tot ongelijkheid in vergelijkbare zaken. De rechtbank benadrukte dat het aan de LOVS is om periodiek de standaardbedragen te evalueren en aan te passen. De beslissing werd genomen door rechter F.J.H. Hovens, in aanwezigheid van griffier L. Willems, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.