ECLI:NL:RBGEL:2024:40

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
5 januari 2024
Zaaknummer
23-023486 en 23-023487
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding wegens voorarrest en indexering van forfaitaire bedragen

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 3 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding wegens voorarrest. Verzoeker, geboren in 2000, werd op 1 augustus 2023 aangehouden en in verzekering gesteld. Na drie dagen inverzekeringstelling werd hij heengezonden, en de officier van justitie besloot niet verder te vervolgen. Verzoeker heeft op 18 september 2023 een verzoekschrift ingediend, waarin hij een schadevergoeding van € 750,-- of het forfaitaire bedrag van € 390,-- vroeg, met een beroep op de indexering van de forfaitaire bedragen van de LOVS met 15,68% vanwege inflatie. De rechtbank heeft het verzoek behandeld in een openbare raadkamer op 20 december 2023, waarbij zowel de officier van justitie als de advocaat van verzoeker zijn gehoord.

De rechtbank oordeelde dat de forfaitaire bedragen voor schadevergoeding wegens voorarrest sinds de laatste wijziging op 1 maart 2021 niet zijn geïndexeerd, en dat verzoeker recht heeft op een schadevergoeding van € 1.070,--. De rechtbank weigerde echter het verzoek om de forfaitaire bedragen te indexeren, omdat dit zou leiden tot ongelijkheid in vergelijkbare zaken. De rechtbank benadrukte dat het aan de LOVS is om periodiek de standaardbedragen te evalueren en aan te passen. De beslissing werd genomen door rechter F.J.H. Hovens, in aanwezigheid van griffier L. Willems, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
raadkamernummers : 23-023486 en 23-023487
uitspraak : 3 januari 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 en artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: verzoeker.
Advocaat: mr. B. Pernot, advocaat te Wijchen.

Feiten

Verzoeker is op 1 augustus 2023 aangehouden en in verzekering gesteld. Op 3 augustus 2023 is de inverzekeringstelling geëindigd en is verzoeker heengezonden. De officier van justitie heeft beslist verzoeker niet verder te vervolgen en heeft dat bij brief van 7 september 2023 aan verzoeker meegedeeld.

Procedure

Het verzoekschrift is op 18 september 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen. Het openbaar ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt. De rechtbank heeft op 20 december 2023 het verzoekschrift in openbare raadkamer behandeld, waarbij de officier van justitie en de advocaat zijn gehoord.

Verzoek

Het verzoek strekt tot vergoeding van de immateriële schade die verzoeker als gevolg van ondergane verzekering heeft geleden tot een bedrag van € 750,-- dan wel het forfaitaire bedrag van € 390,--. Namens verzoeker is aangevoerd dat het redelijk is een hoger bedrag te vragen dan de forfaitaire bedragen volgens de LOVS-afspraken, omdat deze forfaitaire bedragen sinds 2021 niet meer geïndexeerd zijn en volgens jurisprudentie van de Hoge Raad bij begroting van de immateriële schade de opgetreden geldontwaarding in aanmerking moet worden genomen (HR 17 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8358). Onder meer het beginsel van rechtsgelijkheid noopt tot een indexering van de standaardbedragen omdat het forfaitaire bedrag in december 2023 minder waard is dan ten tijde van de vaststelling daarvan in 2021. Gelet op de ontwikkeling van de consumentenprijsindex van 15,68% over de afgelopen tweeënhalf jaar is een indexering van 15,68% alleszins redelijk te achten. Daarnaast is de inverzekeringstelling aan te merken als bijzonder bezwarend voor verdachte omdat hij politieambtenaar is.
Ook de standaard vergoeding voor de rechtsbijstandskosten in deze procedure dient te worden verhoogd met de consumentenprijsindex zodat wordt gevraagd om een vergoeding van € 782,62 in plaats van € 680,-.

Standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie verzet zich voor een deel tegen het toekennen van de gevraagde vergoeding. De forfaitaire bedragen (€ 130,- per dag inverzekeringstelling en € 680,- voor rechtsbijstand) zijn toewijsbaar, maar voor indexering is geen aanleiding. De Commissie Rechtseenheid evalueert periodiek of de oriëntatiepunten en LOVS-afspraken nog voldoende aansluiten bij de praktijk of dat hierin wijzigingen moeten worden aangebracht. Bovendien zou indexering van de standaardbedragen in deze zaak juist op andere manier leiden tot rechtsongelijkheid, nu in andere gevallen wel de standaardbedragen worden gehanteerd.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd en het verzoek is tijdig ingediend.
De toekenning van een schadevergoeding heeft steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker is drie dagen in verzekering gesteld. Daarvoor staat volgens de LOVS-afspraken een forfaitair bedrag van 3 x € 130,- = € 390,- . De forfaitaire bedragen voor schadevergoeding wegens voorarrest zijn voor het laatst gewijzigd op 1 maart 2021. Sindsdien zijn de gemiddelde kosten van levensonderhoud volgens het CBS gestegen met 15,68%, zoals berekend door de advocaat. In geschil is of de in de LOVS-afspraak opgenomen forfaitaire bedragen moeten worden verhoogd met deze consumentenprijsindex. Het gaat bij deze categorie om vergoeding van immateriële schade. De rechter moet daarbij letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, “met in aanmerkingneming van de sedert de betreffende uitspraken opgetreden geldontwaarding” (HR 17 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8358, NJ 2001/215).
In het schadevergoedingsrecht wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van standaardbedragen voor bepaalde categorieën schade, personen en situaties. De bedoeling hiervan is het voorkomen van langdurige en moeizame discussies over de omvang van het leed en op welk bedrag dat moet worden gewaardeerd. Zo bestaat sinds 2019 het Besluit vergoeding affectieschade ter uitvoering van artikelen 6:107 lid 1 en 6:108 lid 3 BW. Dit besluit voorziet in een periodieke, vijfjaarlijkse herijking van de forfaitaire bedragen. [1] In de civiele rechtspraktijk wordt gebruik gemaakt van letselschade richtijnen voor tal van materiële schadeposten. Deze worden jaarlijks geïndexeerd. [2] Het Schadefonds geweldsmisdrijven hanteert evenzeer ‘tarieven’ voor de verschillende categorieën fysieke en psychische schade, die periodiek (jaarlijks) worden herzien. [3]
Het standaardiseren van schadebedragen voor bepaalde, veel voorkomende categorieën schade heeft voordelen, onder meer dat daarmee, als gezegd, moeizame discussies over de omvang van de schade worden voorkomen. Ook wordt daarmee zoveel mogelijk de rechtsgelijkheid bevorderd doordat gelijkende gevallen zoveel mogelijk gelijk worden behandeld (zonder dat overigens de nodige flexibiliteit verloren gaat omdat er doorgaans wel een mogelijkheid is om af te wijken van de standaardbedragen als de billijkheid daarom vraagt).
Het is begrijpelijk dat namens verzoeker wordt gevraagd de standaardbedragen in de LOVS-afspraken te indexering om de opgetreden inflatie te corrigeren. Het ligt echter niet in de rede dat zulks in individuele gevallen gebeurt door de rechter. Dat zou immers weer leiden tot ongelijkheid in den lande; in het ene geval wordt wel gevraagd om indexatie en in het andere geval niet, de ene rechter gaat hierin wel mee en de andere niet. Niet uitgesloten is dat vervolgens discussie ontstaat welke inflatiecorrectie moet worden gehanteerd en hoe deze moet worden berekend. [4]
Aan verzoeker moet ook worden toegegeven dat de LOVS-afspraken niet voorzien in een periodieke herijking van de forfaitaire bedragen. Wellicht zou dat wel vaker moeten gebeuren dan tot nu toe gebruikelijk is. Naar het zich laat aanzien dateert de voorgaande herziening van de forfaitaire bedragen uit mei 2014. Dat is evenwel aan de LOVS in samenspraak met de gerechten. De laatste bijstelling heeft echter plaats gevonden op 1 maart 2021 en dat is niet zó gedateerd dat ingrijpen van de rechter noodzakelijk is.
Het verzoek om de forfaitaire bedragen te indexeren met de consumentenprijsindex wordt daarom niet ingewilligd.
De rechtbank zal een vergoeding toekennen voor:
- vrijheidsbeneming door inverzekeringstelling, drie dagen € 390,--
- kosten voor het opstellen en toelichten van het verzoekschrift
€ 680,--
Totaal € 1.070,--

Beslissing

De rechtbank:
  • kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 1.070,--;
  • wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, rechter, in tegenwoordigheid van L. Willems, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2024.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen daarna en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.

BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING

De rechter beveelt de tenuitvoerlegging van vorenstaande beslissing als de zaak onherroepelijk is en de betaling ten laste van ’s Rijks kas door de griffier van deze rechtbank van een bedrag van:
€ 1.070,-- (zegge: duizendzeventig euro), ten gunste van verzoeker, door overmaking van voornoemd bedrag op rekeningnummer [Ibannnummer] , ten name van [tenaamstelling] , onder vermelding van [ovv] .

Voetnoten

1.Besluit vergoeding affectieschade, Stb. 2018, 133, NvT p. 5.
2.www.deletselschaderaad.nl.
3.www.schadefonds.nl.
4.De letselschaderaad hanteert bijvoorbeeld verschillende maatstaven voor de correctie.