6.1Met een zerotolerance-onderzoek wordt, conform de beschrijving van de Adviescommissie uitvoering toeslagen, een aanpak bedoeld waarbij op excessieve wijze strikt werd gehandhaafd, vanuit de gedachte dat iedere gebleken overtreding of onregelmatigheid een indicatie was van stelselmatig misbruik of fraude. Voor de beoordeling van de vergelijkbaarheid met de CAF 11-zaak, waarin de institutionele vooringenomenheid aanwezig is geoordeeld, gaat het niet om de optelsom van de genoemde kenmerken of het afzonderlijk aanwezig zijn daarvan, maar om het in samenhang voorkomen daarvan in een dossier van een belanghebbende. Ieder element afzonderlijk hoeft niet noodzakelijkerwijs te duiden op institutionele vooringenomenheid, net zomin als dat het ontbreken van een van deze elementen wijst op de afwezigheid daarvan. Juist de samenhang vormt een aanwijzing dat belanghebbenden mogelijk op voorhand reeds werden verdacht van misbruik, zonder dat zij een reële mogelijkheid kregen om zich daartegen te verweren, tot het tegendeel bleek uit het feit dat niets kon worden gevonden. Er kunnen ook nog aanvullende aanwijzingen zijn van institutionele vooringenomenheid.
7. Eiseres voert – samengevat – aan dat er met betrekking tot de definitief vastgestelde kinderopvangtoeslag over 2016 en 2017 sprake is geweest van etnische profilering en dus van institutioneel vooringenomen handelen. Dat blijkt uit het feit:
- dat haar Surinaamse nationaliteit is opgenomen in het systeem.
- dat er een (CAF-11 vergelijkbaar) rechtmatigheidsonderzoek is ingesteld in verband met verhoogd toezicht, zonder aan te geven waarom daarvan sprake was.
- dat uit het overgelegde overzicht van Dienst Toeslagen volgt dat eiseres als burger niet mag worden ingelicht, zonder dat daarvoor een reden wordt aangegeven.
- dat er meerdere keren (op 22 maart 2017 en op 27 mei 2017) dezelfde berg aan informatie is opgevraagd over de toeslagjaren 2016 en 2017, zonder aanwijsbare reden. Alle uitgevraagde gegevens had Dienst Toeslagen al in bezit voorafgaand aan de brief van
27 mei 2017.
- kinderdagverblijf [naam kinderdagverblijf] zo maar geactiveerd is door Dienst Toeslagen, terwijl dat al een jaar eerder door eiseres is stopgezet.
- er niet is teruggekoppeld waarom de beschikking over het jaar 2016 is gewijzigd.
8. De rechtbank is van oordeel dat de Dienst Toeslagen zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet is gebleken van institutionele vooringenomenheid bij de behandeling van het dossier van eiseres. Uit de stukken blijkt – zie de schriftelijke reactie van 14 maart 2023 – dat de vaststelling van de definitieve kinderopvangtoeslag over 2016 en 2017 is gebaseerd op de door eiseres verstrekte informatie over het aantal opvanguren en het gezamenlijk toetsingsinkomen. Het enkele feit dat de Surinaamse nationaliteit van eiseres is opgenomen in het systeem en dat zij in een enkel geval is aangeschreven met de naam [naam eiseres] kan niet tot de conclusie leiden dat sprake is van etnische profilering. De Dienst Toeslagen heeft in dit verband toegelicht dat ouders in het interne systeem TVS staan vermeld met hun meisjesnaam. Ook het feit dat twee keer kort achter elkaar bij eiseres gegevens zijn opgevraagd, leidt niet tot de conclusie dat sprake is van etnische profilering. Volgens de Dienst Toeslagen is de overgang van het oudste kind van eiseres van de dagopvang naar de buitenschoolse opvang de reden is geweest om nogmaals nadere informatie op te vragen. De rechtbank acht dit niet onaannemelijk. Verder is ook niet gebleken dat er een CAF-11 vergelijkbaar onderzoek heeft plaatsgevonden. Van het door eiseres genoemde CAF 1714 heeft de gemachtigde van de Dienst Toeslagen op zitting toegelicht dat dat geen vergelijkbaar onderzoek is. Dat er mogelijk iets is misgegaan bij de registratie van de uren van kinderopvang [naam kinderdagverblijf] leidt evenmin tot de conclusie dat sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit deze gang van zaken op geen enkele wijze dat voor de toeslagjaren 2016 en 2017 is voldaan aan (één van) de onder 6 genoemde kenmerken die duiden op institutioneel vooringenomen handelen door de Dienst Toeslagen, ook niet wanneer alle door eiseres aangevoerde omstandigheden in onderlinge samenhang worden bezien.
De beroepsgrond slaagt niet.
Schending algemene beginselen van behoorlijk bestuur
9. Eiseres stelt dat sprake is van schending van een aantal algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het verdedigingsbeginsel is geschonden, omdat geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden. Ook heeft eiseres het bestreden besluit pas op 29 september 2023 ontvangen, terwijl de beroepstermijn op 4 oktober 2023 verstreek. Verder heeft zij nog steeds geen volledig dossier ontvangen of inzage gehad in het volledige dossier. Tot slot heeft de Dienst Toeslagen pas kort voor de zitting inhoudelijk verweer gevoerd. Het motiveringsbeginsel is geschonden, omdat in het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd waarom geen sprake is van etnische profilering. Het gelijkheidsbeginsel is geschonden, omdat volgens de Catshuisregeling het meerdere keren uitvragen van een veelheid aan informatie over hetzelfde jaar met de samenhang van de registratie van de nationaliteit voldoende grond is om in aanmerking te komen voor de compensatie op grond van de lichte toets. Ook heeft de Dienst Toeslagen bij het nemen van het bestreden besluit gehandeld in strijd met het verbod van detournement de pouvoir. Eiseres stelt dat zij vanaf het jaar 2020 telkens een bezwaar moest indienen wegens het uitblijven van een definitieve beschikking kinderopvangtoeslag over de betreffende jaren. Het argument van de Dienst Toeslagen daarbij is dat het bezwaar omtrent de lichte toets nog loopt en dat daarom niet kan worden overgegaan tot uitbetaling van de betreffende jaren.
10. De rechtbank heeft er begrip voor dat eiseres de nodige frustratie heeft ondervonden over de gang van zaken rondom de kinderopvangtoeslag over de toeslagjaren 2016 en 2017. Daarmee staat echter nog niet vast dat de Dienst Toeslagen heeft gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Zo is niet gebleken dat het verdedigingsbeginsel is geschonden. Eiseres is uitgenodigd voor een hoorzitting door de Bezwaaradviescommissie (BAC), waar zij mede aan de hand van een uitvoerige pleitnota haar bezwaren heeft toegelicht. Het feit dat zij het besluit om onduidelijke redenen pas kort voor het verstrijken van de beroepstermijn heeft ontvangen, heeft haar niet in de verdediging geschaad. Zij heeft immers daarna de beroepsgronden kunnen aanvoeren en aanvullen. De Dienst Toeslagen heeft op 15 april 2024 een verweerschrift ingediend en heeft daarmee in ieder geval niet ‘te laat’ inhoudelijk verweer gevoerd. Dat volgt ook al uit het feit dat eiseres nog in staat is geweest om hierop te reageren bij brief van 22 april 2024. Tot slot is niet gebleken dat de Dienst Toeslagen niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft ingediend.
Van schending van het motiveringsbeginsel is ook geen sprake. Zoals in het bestreden besluit is overwogen, volgt de Dienst Toeslagen het advies van de BAC en verwijst voor de motivering naar dit advies. Op grond van artikel 3:49 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mag een bestuursorgaan verwijzen naar het advies van de adviescommissie als dit advies de motivering bevat. Daarvan is hier sprake.
Van strijd met het gelijkheidsbeginsel is niet gebleken. Eiseres heeft onvoldoende gemotiveerd van welke gelijke gevallen de Dienst Toeslagen nu afwijkt, terwijl ook overigens niet is gebleken dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat geen sprake is van détournement de pouvoir. Dit verbod ziet op misbruik van bevoegdheid en houdt in dat een bestuursorgaan haar bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet voor een ander doel mag gebruiken dan waarvoor die bevoegdheid is verleend. Niet valt in te zien, gelet ook op rechtsoverweging 8, dat daarvan sprake.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
11. Eiseres vraagt de rechtbank om toekenning van dwangsommen, omdat niet tijdig wordt beslist op haar verzoek om een integrale beoordeling en omdat niet tijdig is beslist op haar bezwaar tegen het besluit van 20 december 2021.
12. De rechtbank wijst het verzoek om de Dienst Toeslagen te veroordelen tot een dwangsom af. Het niet tijdig beslissen op het verzoek om een integrale beoordeling is een aparte procedure. De vraag of in die procedure een dwangsom verschuldigd is, kan nu niet beantwoord worden. Over het niet tijd beslissen op het bezwaar tegen het besluit van
20 december 2021 is door de rechtbank in een afzonderlijke uitspraak al een beslissing gegeven.
Het verzoek om schadevergoeding
13. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade vanwege de instabiele financiële situatie en de lange duur van spanning en onzekerheid.
Schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen