In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen het buiten behandeling stellen van zijn verzoek om beëindiging van de tenaamstelling van zijn voertuig. Eiser had op 25 juli 2022 een verzoek ingediend bij de RDW, omdat zijn voertuig defect in Duitsland was achtergelaten. De RDW had op 10 maart 2023 besloten het verzoek buiten behandeling te stellen, wat eiser aanvecht. De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2023 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van de RDW aanwezig waren. Na een schorsing van het onderzoek heeft de rechtbank op 23 april 2024 het onderzoek gesloten zonder verdere zitting.
De rechtbank oordeelt dat de RDW het verzoek van eiser buiten behandeling heeft mogen laten, maar dat de RDW ten onrechte geen bestuurlijke dwangsom heeft vastgesteld. Eiser had financiële problemen ondervonden door de tenaamstelling van het voertuig, dat op 28 december 2022 als gesloopt was geregistreerd. De rechtbank concludeert dat de RDW de aanvraag niet redelijkerwijs buiten behandeling had mogen stellen, maar dat eiser niet heeft aangetoond dat de tenaamstelling eerder had moeten vervallen. De rechtbank stelt de hoogte van de bestuurlijke dwangsom vast op € 161 en bepaalt dat de RDW het griffierecht van € 184 aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, en is openbaar uitgesproken.