ECLI:NL:RBGEL:2024:5360

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 augustus 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
AWB 23/5906
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering afgifte VOG P aan ex-tbs’er voor de functie van ervaringsdeskundige bij een TBS kliniek

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot afgifte van een Verklaring Omtrent Gedrag met politiegegevens (VOG P). De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 27 maart 2023 afgewezen, en bij het bestreden besluit van 28 juli 2023 is de afwijzing gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 18 juli 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van de staatssecretaris. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de VOG P te weigeren, gezien de ruime beoordelingsvrijheid die de staatssecretaris heeft en de hoge integriteitseisen die gelden voor de functie waarvoor de VOG P is aangevraagd. De rechtbank overweegt dat het tijdsverloop sinds het laatste justitiecontact nog te kort is om te concluderen dat het risico voor de samenleving voldoende is afgenomen. Eiser heeft meerdere keren met justitie in aanraking geweest, en de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd zijn niet in zijn voordeel. De rechtbank oordeelt dat de belangenafweging niet in eisers voordeel uitvalt, en verklaart het beroep ongegrond. De afwijzing van de VOG blijft in stand, en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/5906

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. L. Schouten),
en
de staatssecretaris voor Rechtsbescherming, [1] de staatssecretaris
(gemachtigden: mr. A.L. de Gier en mr. V.N. Chaudron).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot afgifte van een Verklaring Omtrent Gedrag met politiegegevens
(VOG P).
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 27 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 28 juli 2023 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser vergezeld door [persoon A] [2] , en de gemachtigden van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. Na de sluiting van het onderzoek op de zitting heeft de staatssecretaris een brief naar de rechtbank gezonden, waarin wordt medegedeeld, dat de inrichtingsdirecteur op grond van artikel 3, derde lid, van Penitentiaire beginselen wet, bevoegd is om personen tot zijn inrichting toe te laten teneinde die personen een opdracht te kunnen laten uitvoeren. Dit kan dus uitdrukkelijk zonder VOG P. De staatssecretaris heeft dit standpunt in de brief verder toegelicht.
2.1.
De rechtbank ziet hierin geen reden om het onderzoek te heropenen. De bevoegdheid van de inrichtingsdirecteur om personen al dan niet (onder voorwaarden) toe te laten tot de kliniek is hier immers niet het door de rechtbank te beoordelen geschil. In geschil is de vraag of de VOG P aan eiser in redelijkheid mocht worden geweigerd.
Wat ging er aan deze procedure vooraf?
3. In het Justitieel Documentatiesysteem (JDS) zijn de volgende relevante justitiële gegevens ten name van eiser geregistreerd:
 Eiser is in 2011 in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden wegens doodslag. Op
15 januari 2014 is de tbs-maatregel verlengd met een jaar en in december 2014 is deze maatregel afgelopen;
 Eiser is in 2005 veroordeeld wegens diefstal in vereniging tot een werkstraf voor de duur van zestig uren subsidiair dertig dagen hechtenis;
 Eiser is in 2003 een transactie aangeboden van € 350,- wegens diefstal in vereniging.
3.1.
In de periode van 15 juli 2017 tot en met 30 juni 2018 heeft eiser bij [bedrijf 1] te [vestigingsplaats] ( [bedrijf 1] ) als stagiair ervaringsdeskundige gewerkt. Vanaf 1 juli 2018 tot en met 31 juli 2022 werkte eiser daar als ervaringsdeskundige, naast ook enkele uren voor [bedrijf 2] . In dit kader heeft eiser de Bachelor Social Work en Associate degree Ervaringsdeskundige in de Zorg behaald. Sinds 2021 was eiser werkzaam als GGZ-agoog bij [bedrijf 3] . Voorts zet hij zich in voor de Wetenschappelijke Advies Raad van CPT Veldzicht [3] en werkt hij als zelfstandige voor [bedrijf 4] . Daarnaast is hij gastdocent bij verschillende universiteiten en geeft hij lezingen.
3.2.
Eiser heeft op 29 januari 2023 een VOG P voor de functie van medewerker inrichting inclusief contact bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) aangevraagd. Op het aanvraagformulier heeft de werkgever de onderstaande screeningsprofielen aangevinkt:
 bevoegdheid hebben tot het raadplegen en/of bewerken van systemen;
 met gevoelige/vertrouwelijke informatie omgaan;
 kennis dragen van veiligheidssystemen, controlemechanismen en verificatieprocessen;
 met contante en/of girale gelden en/of (digitale) waardepapieren omgaan;
 het beschikken over goederen;
 het voorhanden hebben van stoffen, objecten en voorwerpen e.d., die bij oneigenlijk of onjuist gebruik, een risico vormen voor mens (en dier);
 het verlenen van diensten in de persoonlijke leefomgeving;
 belast zijn met de zorg voor (hulpbehoevende) personen, zoals ouderen en gehandicapten.
3.3.
Met de brief van 8 februari 2023 heeft de staatssecretaris eiser bericht voornemens te zijn om de aanvraag van eiser af te wijzen. Eiser heeft daartegen een zienswijze ingediend. Hierna heeft de besluitvorming plaatsgevonden, zoals vermeld onder ‘Inleiding’.
De standpunten van partijen
4. De staatssecretaris stelt zich ten eerste op het standpunt dat voldaan is aan het objectieve criterium. Omdat eiser in aanraking is gekomen met justitie vanwege strafbare feiten, is er sprake van een risico voor de samenleving als eiser deze strafbare feiten herhaalt. Voor de voor eiser aangevraagde VOG P geldt een terugkijktermijn van dertig jaren vanwege de hoge integriteitseisen die worden gesteld aan de medewerkers van de DJI. De staatsecretaris meent dat in de door eiser geambieerde functie van medewerker inrichting inclusief contact bij de DJI contact met gevangenen voorkomt. Het is dan ook mogelijk dat eiser soms alleen met een gevangene is, waardoor een risico bestaat dat eiser een gevangene verwondt met geweld, dan wel een gevangene bedreigt of zijn geld steelt. Omdat eiser in die functie ook bestanden kan openen waarin vertrouwelijke gegevens staan, bestaat er een risico dat eiser de geheime informatie van de DJI steelt. Ook heeft eiser voor zijn werk te maken met geld en andere spullen, zoals de medicijnen of persoonlijke spullen van gevangenen. Er bestaan daarom volgens de staatssecretaris ook risico’s dat eiser de spullen steelt of het geld of spullen op een verkeerde manier gebruikt, zodat hij er zelf beter van wordt. Dit allemaal is vooral van belang, omdat de samenleving van een medewerker van een gevangenis binnen de DJI juist verwacht dat hij betrouwbaar is en zich houdt aan de regels, aldus de staatssecretaris. De staatssecretaris benadrukt dat de VOG P screeningsfuncties bij de DJI, waaronder CPT Veldzicht valt, en de daaraan gekoppelde screeningsprofielen, in samenspraak met de DJI zijn vastgesteld. Na de eenmalige verstrekking van de VOG P wordt volledige en onbegeleide toegang verleend tot penitentiaire inrichtingen. De medewerkers in dienst van de DJI hebben dan alle bij deze functies behorende bevoegdheden en kunnen onbegeleid in de penitentiaire inrichtingen hun werkzaamheden uitvoeren. [4]
4.1.
De staatssecretaris stelt zich verder op het standpunt dat ook aan het subjectieve criterium is voldaan. Het belang van de samenleving weegt voor de staatssecretaris zwaarder dan het belang van eiser dat hij de VOG P krijgt. Daarbij vindt de staatssecretaris het van belang dat het contact van eiser met justitie te kort geleden is om een VOG P te krijgen. Gelet op de zeer hoge integriteitseisen voor werknemers bij de DJI is een terugkijktermijn van dertig jaar immers niet onredelijk. [5] De staatssecretaris vindt verder dat doordat eiser vaker in contact kwam met justitie, de kans groter is dat hij opnieuw met justitie te maken krijgt. Bovendien is eiser veroordeeld wegens een levensdelict tot een niet lichte straf. Hoewel de staatssecretaris het positief vindt dat eiser actief aan zijn ontwikkeling werkt, dat hij gedurende zes jaar zonder enkel incident bij [bedrijf 1] in [vestigingsplaats] gewerkt heeft en dat hij zich professioneel wil inzetten als ervaringsdeskundige, is de bescherming van de samenleving toch belangrijker. Ook de omstandigheid dat eiser eerder wel een VOG heeft gekregen voor functies in de zorg, geeft de staatssecretaris geen aanleiding om eiser alsnog een VOG P toe te kennen. Volgens de staatssecretaris hadden deze functies een ander screeningsprofiel en een andere terugkijktermijn.
4.2.
Eiser stelt zich op het standpunt dat aan hem, gelet op het subjectieve criterium, de VOG P had moeten worden verleend. Door het verloop van tijd, zijn persoonlijke omstandigheden en de omstandigheden die aan het delict ten grondslag hebben gelegen, had de belangenafweging in eisers voordeel moeten uitvallen. Een uitzonderlijk lange terugkijktermijn behoeft volgens eiser een deugdelijke motivering en afweging en daaraan heeft de staatssecretaris niet voldaan. De staatssecretaris had bij de belangenafweging in ieder geval moeten meewegen dat eiser sinds 2008 niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie, wat maakt dat hij ruim vijftien jaar geen strafbare feiten heeft begaan. Dat hij een aantal jaren hiervan in detentie heeft verbleven, doet hieraan niet af. Ook als wordt uitgegaan van het einde van de tbs-maatregel, geldt dat er inmiddels tien jaren zonder incidenten zijn verstreken. Volgens eiser moet deze periode juist worden gezien als een beschermende factor en zegt dit veel meer over de kans op recidive, dan het enkele feit dat hij eerder is veroordeeld wegens een strafbaar feit. Eiser voert verder aan dat zijn persoonlijke omstandigheden meegewogen moesten worden. Eiser heeft namelijk na het uitzitten van zijn gevangenisstraf er alles aan gedaan om zijn leven te beteren. Hij heeft zijn leven inmiddels goed op de rit. Zo heeft eiser een eigen woning, een rijk sociaal leven, is schuldenvrij, houdt zich bezig met allerlei activiteiten, is ondernemer en is in dienst bij verschillende organisaties. Hij heeft diverse opleidingen en cursussen gevolgd en is inmiddels al een aantal jaar werkzaam als volwaardig zorgprofessional. [6] Tijdens die zes jaren is eiser op geen enkele wijze betrokken geweest bij een (gewelds)incident, dan wel diefstal of fraude. Eiser is voorts werkzaam als GGZ-agoog en begeleider. Hij werkt met jongeren en ook in die functies hebben zich nimmer incidenten voorgedaan. Voorts stelt eiser dat de omstandigheid waaronder het strafbare feit is begaan relevant is. Hij had namelijk op dat moment drank- en drugsproblemen, die samenhangen met zijn persoonlijkheidsstoornis. Hij pleegde het feit onder invloed en was pas 24 jaar oud. Eiser heeft inmiddels het gebruik van de middelen jaren geleden achter zich gelaten en het recidiverisico is tot een aanvaardbaar niveau teruggebracht. Om zijn standpunt te onderbouwen verwijst eiser onder meer naar de stukken van de reclassering, [bedrijf 2] , de getuigschriften, als ook naar de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 12 september 2011. [7] Voorts heeft eiser de door klinisch psycholoog [persoon B] op 1 juli 2024 opgestelde risicoanalyse en het schrijven van [persoon C] [8] van 4 juli 2024 ingebracht. Volgens eiser is de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad relevant, omdat hij ook over de stukken beschikt waaruit volgt dat het recidiverisico gering is en dat hij al jarenlang naar alle tevredenheid functioneert. [9]
4.3.
Eiser voert verder aan dat hij, anders dan de staatssecretaris meent, niet werkzaam zal zijn als een penitentiair inrichtingswerker. Hij zal werkzaam zijn als een opgeleid zorgprofessional binnen een multidisciplinair team in een kliniek. Ervaringsdeskundigen zoals eiser beschikken per definitie over een justitieel verleden en een VOG P vormt een belemmering voor de inzet van deze deskundigen. Zelfs de werknemers van de DJI hebben de uitdrukkelijke wens dat de VOG-procedure voor ervaringsdeskundigen wordt gewijzigd, aldus eiser. Zo heeft [persoon D] , [functie] van de DJI, tijdens het hoorgesprek naar voren gebracht dat er dringend behoefte is aan personen zoals eiser en dat de visie van de DJI is dat er een aparte groep ervaringsdeskundigen komt en dat voor deze groep naar mogelijkheden moet worden gezocht.
4.4.
Tot slot voert eiser aan dat CTP Veldzicht vertrouwen heeft in eiser en hem graag als ervaringsdeskundige in dienst wil nemen. Voorheen was het nog mogelijk om ervaringsdeskundigen op zzp-basis opdrachten te laten verrichten. Echter, door de komst van de VOG P zijn er voor eiser geen andere mogelijkheden om binnen deze inrichting te werken, waardoor eiser op dit moment op non-actief is gesteld. Volgens eiser is het bestreden besluit een keihard signaal naar alle patiënten: eens een dader, altijd een dader.
4.5.
In reactie op eisers beroepsgronden heeft de staatssecretaris een verweerschrift ingediend. Daarin overweegt de staatssecretaris dat de omstandigheden die eiser naar voren brengt geen dusdanige bijzondere omstandigheden zijn die maken dat het strafbare feit in een ander licht kan worden geplaatst. De betrokken psycholoog en psychiater hebben in het kader van de strafzaak overwogen dat de persoonlijkheidsproblematiek van eiser ook zijn alcohol- en drugsgebruik kan verklaren. De staatssecretaris meent echter dat de omstandigheid dat eiser onder invloed was ten tijde van het delict geen uitzonderlijke omstandigheid is die zich niet meer voor kan/zal doen en die in het voordeel van eiser moet worden meegewogen. Daarbij merkt de staatssecretaris op dat - hoewel eiser verklaart vrij te zijn van problematiek en middelengebruik, wat ook door de algemeen directeur van CTP Veldzicht in de brief van 22 juni 2022 wordt bevestigd - uit de door de staatssecretaris opgevraagde politiegegevens blijkt dat eiser op 17 oktober 2022 per ambulance en met politieondersteuning naar het ziekenhuis werd gebracht omdat hij diverse alcoholhoudende dranken en drugs door elkaar had gebruikt. Omdat is vastgesteld dat alcohol- en drugsgebruik een katalyserende rol heeft op de bij eiser aanwezige impulsiviteit en agressie, is dit volgens de staatssecretaris in ieder geval een verontrustende politieregistratie. Het gebruik van drugs en alcohol kan daarom niet als een bijzondere/uitzonderlijke omstandigheid worden gezien, aldus de staatssecretaris.
Het oordeel van de rechtbankVooraf
5. De rechtbank acht het, mede gezien de inhoud van het (aanvullend) beroepschrift en het verhandelde ter zitting, van belang om voorafgaand aan de beoordeling van de vraag of de staatssecretaris de aanvraag van eiser om een VOG P heeft mogen afwijzen, enkele uitgangspunten te schetsen die voor de rechtbank als vaststaand worden aangenomen. Dit, omdat deze uitgangspunten ofwel niet zijn betwist of omdat er geen gronden tegen zijn ingediend, ofwel omdat deze buiten de beoordeling van het onderhavige geschil liggen.
5.1.
De hiervoor bedoelde uitgangspunten zijn de volgende. Eiser wenst als ervaringsdeskundige te gaan werken in CPT Veldzicht. Deze werkzaamheden worden verricht in het kader van de functie van medewerker inrichting inclusief contact bij de DJI. Voor deze functie is een VOG P vereist. Ten behoeve van het beoordelen van het al dan niet afgeven van een VOG P voor deze functie, is een screeningsprofiel opgesteld en - zoals de rechtbank heeft begrepen - is dit profiel tot stand gekomen in overleg tussen de minister/staatssecretaris en de DJI. De inhoud van dit screeningsprofiel en de wijze waarop dat is aangevinkt in de aanvraag van eiser is eveneens een uitgangspunt bij de beoordeling van dit geschil. Tot slot zijn voor de rechtbank de artikelen 28 tot en met 39 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wsjg), artikel 44 en 45 van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens en de Beleidsregels 2022 [10] een gegeven. Uit dit wettelijk kader volgt dat bij de beoordeling van een VOG-aanvraag in beginsel wordt gekeken naar alle justitiële gegevens betreffende de aanvrager, die zijn geregistreerd in het JDS, waarbij – in het geval van eiser – een terugkijktermijn van dertig jaar geldt.
5.2.
Gelet op voorgaande zal de rechtbank hierna alleen een oordeel geven over de vraag of de staatssecretaris de afgifte van een VOG P aan eiser heeft mogen weigeren. Dat betekent dat de volgende door eiser geschetste omstandigheden niet zullen worden beoordeeld. Eiser stelt namelijk dat CPT Veldzicht (en andere tbs-klinieken binnen de DJI) willen werken met ervaringsdeskundigen (in dit verband wordt verwezen naar het Kwaliteitskader). Deze deskundigen moeten volgens eiser bij hun werkzaamheden deel uitmaken van het zorgteam. Het vereiste van een VOG P maakt het volgens eiser in feite onmogelijk voor de kliniek om een dergelijke deskundige in dienst te nemen; deze ervaringsdeskundigen hebben gezien hun achtergrond (zij hebben namelijk altijd een ernstig strafbaar feit gepleegd en een tbs-maatregel ondergaan) vrijwel altijd justitiële gegevens binnen de terugkijktermijn van dertig jaar en daardoor kunnen zij eigenlijk nooit een VOG P krijgen. Deze omstandigheden – door de rechtbank op zitting impasse genoemd – zien op een politiek-bestuurlijke aangelegenheid dat, mede gezien wat in punt 5 is overwogen, door de rechtbank niet zal worden betrokken bij het beoordelen van dit geschil.
De situatie van eiser
6. De staatssecretaris weigert de afgifte van een VOG, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan een behoorlijke uitoefening van de taak of de bezigheden waarvoor de VOG wordt gevraagd, in de weg zal staan. [11] Bij de beoordeling van het risico voor de samenleving, worden de criteria gehanteerd die zijn neergelegd in de Beleidsregels.
6.1.
Volgens paragraaf 3 van de Beleidsregels, voor zover hier van belang, wordt bij de beoordeling van de aanvraag in beginsel gekeken naar de justitiële gegevens die zijn opgenomen in de justitiële documentatie in de voor het doel van de aanvraag relevante termijn. Wanneer de aanvrager in de justitiële documentatie voorkomt, wordt de vraag of een VOG kan worden afgegeven beoordeeld aan de hand van een objectief criterium en een subjectief criterium.
6.1.1.
Volgens paragraaf 3.1.1 van de Beleidsregels, voor zover hier van belang, geldt een afwijkende terugkijktermijn voor justitiële gegevens als de aanvraag voor een VOG ziet op een functie met hoge integriteiteisen.
6.1.2.
Volgens paragraaf 3.2 van de Beleidsregels, voor zover thans van belang, betreft het objectieve criterium de vraag of de justitiële gegevens die ten aanzien van de aanvrager zijn aangetroffen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie of het beoogde doel waarvoor de VOG is aangevraagd. Dit criterium is gebaseerd op artikel 35 van de Wjsg. Indien aan de hand van het objectieve criterium is vastgesteld dat het desbetreffende justitiële gegeven een risico voor de samenleving kan opleveren bij het vervullen van de betreffende functie, wordt de VOG in beginsel geweigerd.
6.1.3.
Volgens paragraaf 3.3 van de Beleidsregels, voor zover thans van belang, kan op grond van het subjectieve criterium worden beoordeeld of het belang van de aanvrager zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het eerder genoemde risico voor de samenleving. Als dat zo is, wordt de VOG afgegeven, ook al wordt voldaan aan het objectieve criterium. Bij de toepassing van het subjectieve criterium worden als relevante omstandigheden betrokken de wijze waarop de strafzaak is afgedaan, het tijdsverloop en de hoeveelheid antecedenten.
7. Voorop staat dat de staatssecretaris in het kader van de afgifte van een VOG P een ruime beoordelingsvrijheid heeft. [12] Gelet hierop dient de rechtbank het bestreden besluit terughoudend te toetsen. Beoordeeld moet worden of de staatssecretaris in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat de gevraagde VOG P diende te worden geweigerd. Niet in geschil is dat aan het objectieve criterium is voldaan. Dit betekent dat de rechtbank uitsluitend zal beoordelen of de staatssecretaris in redelijkheid het belang van bescherming van de integriteit van de DJI en het voorkomen van samenhangende veiligheidsrisico’s zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het belang dat eiser heeft bij afgifte van de VOG P.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de belangenafweging niet in eisers voordeel uitvalt. De staatssecretaris mocht in dit verband zwaar laten wegen dat het tijdsverloop sinds het laatste justitiecontact (einde tbs in 2014), gelet op de toepasselijke terugkijktermijn van dertig jaar, nog te kort is om te kunnen vaststellen dat het risico voor de samenleving op dit moment voldoende is afgenomen. Daarbij heeft de staatssecretaris mee kunnen wegen dat eiser meerdere keren met justitie in aanraking is geweest. Dit is te meer relevant nu voor de functie van eiser (zoals door de staatssecretaris op de zitting onweersproken is verklaard), hoge integriteitseisen gelden. De rechtbank voegt hier nog aan toe dat de rol die eiser gaat vervullen en waarvoor de VOG P is aangevraagd wordt verricht in een omgeving waar kwetsbare mensen verblijven. De staatssecretaris heeft hierbij op goede gronden meegewogen dat de omstandigheden waaronder het delict is begaan niet in het voordeel van eiser vallen. In dit verband heeft de staatssecretaris mogen verwijzen naar het feit dat eiser het delict heeft gepleegd op meerderjarige leeftijd. Dat eiser ten tijde van het delict onder invloed was van alcoholhoudende drank- en/of drugs heeft de staatssecretaris geen bijzondere omstandigheid hoeven vinden dat zou moeten meewegen in eisers voordeel. Verder heeft de staatssecretaris kunnen wijzen op de ernst van het delict en de wijze waarop dat is afgedaan.
7.2.
Eiser stelt dat de belangenafweging in zijn voordeel moet meewegen, wat uiteindelijk tot afgifte van de VOG P moet leiden, omdat het risico op herhaling vrijwel nihil is. In dat verband heeft eiser gewezen op het door hem geschetste positieve kader dat hij heeft ontwikkeld sinds hij in het kader van de tbs is behandeld. Hij heeft een eigen woning, een rijk sociaal leven, stabiel werk en is schuldenvrij. Hierover overweegt de rechtbank als volgt.
7.2.1.
De rechtbank hecht waarde aan het feit - en complimenteert eiser daarvoor - dat hij, door zijn behandeling en begeleiding in het kader van de tbs, heeft ingezien dat hij zijn leven moest veranderen, dat hij veel stappen heeft gezet om dat voor elkaar te krijgen en dat hij in dat verband hard heeft gewerkt om een stabiel kader voor zichzelf te ontwikkelen. De rechtbank kan echter, net als de staatssecretaris, haar ogen niet sluiten voor het recente incident van 17 oktober 2022. Hierover is in de politiegegevens weergegeven dat eiser toen per ambulance naar het ziekenhuis is gebracht omdat hij diverse drugs- en alcoholhoudende dranken door elkaar had gebruikt. Vast staat dat gebruik van drugs en alcoholhoudende drank aan de orde was ten tijde van de doodslag, waarvoor eiser is veroordeeld en dat dit aspect ook een rol heeft gespeeld in de tbs die eiser heeft ondergaan. Desgevraagd heeft eiser op de zitting toegelicht dat hij in de maand voorafgaand aan dit incident te horen kreeg dat hij chronisch ziek is. Dit was voor hem de laatste druppel om die dag weer alcoholhoudende drank/drugs te gebruiken. Eiser verklaarde dat hij ondanks eerdere meervoudige tegenslagen hiervoor nooit naar drugs- en alcoholhoudende drank heeft teruggegrepen.
7.2.2.
Het is voorstelbaar dat eiser gelet op alle samenhangende negatieve omstandigheden die op dat moment in zijn leven afspeelden erg van streek was geraakt en het erg moeilijk had. Dit neemt echter niet weg, dat gelet op dit incident, niet valt uit te sluiten en er dus een risico bestaat, dat hij wanneer bepaalde stressoren in zijn leven opdoemen hij toch opnieuw terug kan grijpen naar het gebruik van alcoholhoudende drank en drugs. Hierdoor wordt het risico op herhaling vergroot. Dit wordt ook bevestigd door klinisch psycholoog [persoon B] , die heeft gerapporteerd dat het risico op (verbaal) geweld en antisociaal gedrag (samenhangend met zijn verslaving) mogelijk kan oplopen, mocht eiser opnieuw structureel vervallen in drugsgebruik en (ernstig) maatschappelijk verval. Dat eiser zelf de kans op herhaling niet hoog inschat, doet aan het voorgaande niet af. De rechtbank wil hiermee, zoals hiervoor ook al is benadrukt, geen afbreuk doen aan de positieve ontwikkelingen die eiser afgelopen jaren heeft doorgemaakt. Het is indrukwekkend hoe eiser sinds de tbs zijn leven op de rit heeft gekregen. Echter, gelet op de bovengenoemde omstandigheden kon de staatssecretaris in redelijkheid concluderen dat het risico voor de samenleving nu nog onvoldoende is afgenomen om afgifte van de VOG P te rechtvaardigen.
8. Op de zitting heeft eiser nog aangevoerd dat de weigering om de VOG P aan hem af te geven voor hem verstrekkende (financiële) gevolgen heeft. Het is namelijk een alles of niets situatie, aangezien zijn arbeidscontract bij CTP Veldzicht door de weigering wordt beëindigd. Zijn stabiele leven en alles wat hij tot nu toe heeft opgebouwd komt hierdoor onder de druk te staan en dát zou juist weer risico’s met zich meebrengen.
8.1.
De omstandigheid dat eiser door de beëindiging van het arbeidscontract bij CPT Veldzicht geen inkomsten heeft, betekent naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat eiser (al dan niet in de toekomst) helemaal geen inkomsten zou kunnen hebben. Hij kan immers werken bij organisaties en in functies waarvoor geen VOG is vereist of voor welke VOG kortere terugkijktermijnen of andere screeningsprofielen gelden. Gebleken is dat eiser dit in het verleden ook heeft gedaan (bijvoorbeeld door te werken binnen de GGZ). De rechtbank is dan ook van oordeel dat de staatssecretaris met de door hem gebruikte argumenten in redelijkheid heeft kunnen vinden dat eisers belang bij toewijzing van de VOG P ondergeschikt is aan het belang van de beperking van de risico’s voor de samenleving.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De afwijzing van de gevraagde VOG blijft in stand. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Mamedova, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de minister voor Rechtsbescherming.
2.Kantoorgenoot van de gemachtigde van eiser.
3.In afwachting van de uitkomst van de afgifte van zijn VOG P is eiser bij CTP Veldzicht op non-actief gesteld.
4.De staatssecretaris verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State (ABRvS) van 5 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2872.
5.De staatssecretaris verwijst in dit verband naar de uitspraak van de ABRvS van 24 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2535.
6.Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser de getuigschriften: HBO Bachelor Sociaal Work, HBO Associate Degree Ervaringsdeskundige in de Zorg (Expert bij Experience in Health & Welfare), certificaat GGZ-agoog ingebracht.
8.Senior medewerker transcultureel werken CTP Veldzicht.
9.Eiser verwijst daarbij naar het schrijven van reclasseringsambtenaar [persoon E] van 21 oktober 2014, de brief van de voorzitter [vereniging] [persoon F] van 17 februari 2016 en het getuigschrift van [functie] CTP Veldzicht, [persoon G] , van 16 februari 2023.
10.Stcrt, nr. 17343. Beleidsregels VOG-NP-RP 2022 van 29 juni 2022.
11.Artikel 35 van de Wsjg.
12.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 25 januari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV1809, r.o. 2.4.