ECLI:NL:RBGEL:2024:5508

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
10829559
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en geschil over zwembad aanleg tussen aannemer en opdrachtgever

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, gaat het om een geschil tussen een aannemer, aangeduid als [eiser], en een opdrachtgever, aangeduid als [gedaagde], over de aanleg van een zwembad. De aannemer vordert betaling van een factuur van € 5.558,15, die betrekking heeft op meerwerk dat volgens hem is uitgevoerd na de oorspronkelijke overeenkomst van oktober/november 2021. De opdrachtgever betwist de vordering en stelt dat de aannemer bepaalde werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. De kantonrechter heeft op 12 juli 2024 geoordeeld dat er geen sprake is van meerwerk, maar van een nieuwe overeenkomst die in juni 2022 tot stand is gekomen. De rechter heeft geoordeeld dat de opdrachtgever de factuur moet betalen, evenals de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast is er een bewijsopdracht gegeven aan de opdrachtgever om aan te tonen dat de warmtepomp en andere onderdelen van het zwembad niet naar behoren functioneren. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en zal op 16 augustus 2024 opnieuw worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 10829559 \ CV EXPL 23-3571
Vonnis van 12 juli 2024
in de zaak van
[eiser] , H.O.D.N. [bedrijf] TEVENS H.O.D.N. [bedrijf],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. C. van Heijnsbergen,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

In deze zaak gaat het om een aannemer, [eiser] , die werkzaamheden voor een opdrachtgever, [gedaagde] , heeft uitgevoerd. [eiser] wil dat [gedaagde] zijn laatste factuur betaalt. [gedaagde] wil niets extra’s betalen, bovenop wat hij al heeft betaald. Hij vindt dat [eiser] bepaalde werkzaamheden niet, niet volledig of niet goed heeft uitgevoerd. [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van de factuur. Er volgt een bewijsopdracht voor een deel van het werk, zoals geformuleerd in 5.2.12.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 december 2023
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte vermindering van eis in conventie.
2.2.
Op 29 februari 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.

3.De feiten

3.1.
In oktober / november 2021 zijn partijen met elkaar overeengekomen dat [eiser] , kort gezegd, voor [gedaagde] een zwembad zou aanleggen voor € 82.000,00 inclusief btw. Ze spraken ook af dat de afwerking rondom het zwembad, zoals bestrating en gazon, onderdeel uitmaakte van de totaalprijs.
3.2.
Op 12 juli 2022 is een opleveringsrapport rapport opgemaakt. Dit is door beide partijen getekend. Daarop staat (samengevat):
Project werkzaamheden Gereed Akkoord
-
Opruimwerk ja
-
Grondwerk ja
-
Verharding ja
-
Bouwkundige werken .
-
Zwembad nee
-
Inrichting .
-
Beplanting .
-
Afwerken en opruimen ja
Opleveringspunten:
1. Groep verzwaren verrekenen, doet elektricien
2. Breektankunit plaatsen
3. Zoutwater behandeling / chloor-zuur bad
4. Inspuiters nazien
5. Winternet leveren
6. Garantie bewijzen versturen
3.3.
Voor de werkzaamheden van [eiser] heeft [gedaagde] vier facturen ontvangen en betaald; de laatste op 14 juli 2022. In totaal betrof het een bedrag van € 82.000,00 inclusief btw.
3.4.
Hierna heeft [eiser] een factuur met factuurdatum 19 juli 2022 naar [gedaagde] gestuurd met het verzoek een (aanvullend) bedrag van € 5.558,15 inclusief btw te betalen. Deze factuur bevat de opmerking “meer- en minderwerk” en bestaat uit onder meer werkzaamheden van een hovenier, ontwerpkosten tuin, bodemanalyse en gazon verwijderen. Deze vijfde (en laatste) factuur heeft [gedaagde] onbetaald gelaten.
3.5.
Op 5 december 2022 heeft [eiser] het zwembad van [gedaagde] winterklaar gemaakt.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[eiser] vordert, na vermindering van eis, [gedaagde] bij vonnis te veroordelen om aan hem tegen kwijting € 6.524,09 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.558,15 vanaf 9 november 2023 tot aan de dag van volledige betaling. [eiser] vordert ook dat [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld. [eiser] wil de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad verklaring).
4.2.
[eiser] heeft zijn vordering gebaseerd op een overeenkomst die hij mondeling met [gedaagde] heeft gesloten op of omstreeks 23 juni 2022. Deze overeenkomst zag op meerwerk. Op basis van de overeenkomst van oktober/november 2021 heeft [eiser] voor [gedaagde] een zwembad aangelegd, maar daarnaast heeft [gedaagde] verzocht om meerwerk. De nota die [eiser] voor dit meerwerk aan [gedaagde] heeft toegezonden bedraagt € 5.558,15. Deze nota is door [gedaagde] niet betaald. [eiser] wil dat [gedaagde] dat alsnog doet. Daarnaast wil [eiser] dat [gedaagde] wettelijke rente betaalt, omdat hij te laat is met de betaling. Tot 9 november 2023 bedraagt die rente € 293,98. Tot slot wil [eiser] dat [gedaagde] buitengerechtelijke incassokosten van € 671,96 exclusief btw betaalt, omdat hij [gedaagde] heeft moeten aanmanen.
4.3.
[gedaagde] vindt dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen en wil dat [eiser] in de proceskosten wordt veroordeeld en wettelijke rente over de proceskosten betaalt.
in reconventie
4.4.
[gedaagde] vordert nakoming van de afspraken. Hij wil dat [eiser] (alsnog) doet wat in de overeenkomst van oktober/november 2021 is afgesproken of met een voorstel komt waar [gedaagde] zich in kan vinden. Hij wil ook wel een vergoeding van de kosten om het zwembad door een derde te laten herstellen, maar deze derde moet dan wel door [gedaagde] worden gekozen. [gedaagde] heeft onder meer klachten over de sleutelschakelaar, de warmtepomp, de skimmers en inspuiters, het filtermedium, het verstrekken van garantiebewijzen en over het zelf hebben moeten inschakelen van een elektricien.
4.5.
[eiser] is het niet eens met wat [gedaagde] aangeeft. Hij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] . Hij wil ook dat [gedaagde] de proceskosten in reconventie betaalt.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
in conventie
Er is geen sprake van meerwerk, maar van een nieuwe opdracht
5.1.1.
Op grond van art. 7:755 BW geldt, kort gezegd, dat als de opdrachtgever toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk wenst, de aannemer de prijs onder omstandigheden kan verhogen. Dat hier sprake van is, is gesteld noch gebleken. Het is namelijk niet zo dat [gedaagde] tijdens de uitvoering van het werk aan het zwembad toevoegingen of veranderingen wilde. Wat er gebeurt is, zo stelt [eiser] , is dat nadat het zwembad klaar was, of toen het zwembad zo goed als klaar was, [gedaagde] besloot (ook) zijn tuin opnieuw in te richten en zijn oude gazon af te (laten) voeren. Dat betekent dat [eiser] aan zijn vordering een nieuwe overeenkomst, naast de eerdere overeenkomst over de aanleg van het zwembad, ten grondslag heeft gelegd. Er is dus geen sprake van meerwerk.
De overeenkomst is tot stand gekomen
5.1.2.
De kantonrechter is met [eiser] van oordeel dat deze nieuwe overeenkomst in juni 2022 tot stand is gekomen. De werkzaamheden die [eiser] heeft uitgevoerd staan niet in de oorspronkelijke overeenkomst van oktober/november 2021. Daarin staat weliswaar de afwerking rondom het zwembad, zoals bestrating en gazon, opgenomen, maar als gekeken wordt naar de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en naar hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, moet de conclusie zijn dat een volledige tuinrenovatie, mét een nieuw (tuin)ontwerp en veel werkzaamheden van een hovenier daar niet onder valt. Uit de door [eiser] overgelegde productie 6 (de tweede, er zijn twee producties 6 overlegd) blijkt ook dat er een voorstel voor de inrichting voor de tuin is gedaan. Ook uit een e-mail van [eiser] aan [gedaagde] van 20 juni 2022, tevens overgelegd als productie 6, blijkt dat partijen over de tuinaanleg in onderhandeling waren.
5.1.3.
[gedaagde] heeft ook niet betwist dat hij opdracht heeft gegeven voor de tuinaanleg. Hij heeft ter zitting aangegeven dat hij geen mondeling akkoord heeft gegeven op een (nieuwe) offerte die gedateerd is op 19 februari 2024, maar niet dat de eerdere offerte van 20 juni 2022 (met als prijs € 22.453,24) hem onbekend voorkwam. In de offerte uit 2022 staat opruimwerk aangegeven, verhardingen, grondbewerking, beplantingen en gazonaanleg. [eiser] heeft onbetwist gesteld dat deze offerte [gedaagde] te duur / uitgebreid was en dat daarom de beplantingen eruit zijn gehaald. Zo is gekomen tot de offerte gedateerd in 2024. Als reden dat de tweede offerte in 2024 is gedateerd, heeft [eiser] aangegeven dat zijn calculatiesysteem de printdatum aangeeft en dat die in 2024 lag. Deze tweede offerte bevat een aanzienlijk lagere prijs dan de offerte uit 2022, namelijk € 10.798,00 inclusief btw. Uiteindelijk is (slechts) € 5.558,15 in rekening gebracht, omdat [gedaagde] zelf ook werk heeft uitgevoerd. Dit alles heeft [gedaagde] onvoldoende weersproken. Er is aldus een nieuwe overeenkomst tot stand gekomen.
[gedaagde] moet de factuur betalen
5.1.4.
De kantonrechter ziet dat de offerte(s) omtrent de tuinaanleg door [gedaagde] niet zijn ondertekend, maar dat betekent niet dat hij voor dat werk (dat wel gedaan is en ook is afgesproken) niet hoeft te betalen. Ook een mondeling akkoord, dat voldoende blijkt uit de stellingen van [eiser] , is genoeg om een overeenkomst tot stand te laten komen.
5.1.5.
[gedaagde] heeft van de factuur één post afzonderlijk betwist, te weten “stortkosten”. Volgens hem zijn kosten bespaard omdat grond afgevoerd kon worden naar een adres van [gedaagde] . [eiser] heeft dit niet betwist, maar uitgelegd dat daarmee rekening is gehouden en dat op de factuur is terug te zien onder “Offerte post: afvoer grond” dat de kosten daarvan in mindering zijn gebracht. Wel zijn kosten die te maken hadden met de aanleg van de nieuwe tuin en het verwijderen van het oude gazon (die niet op de overeenkomst van oktober/november 2021 zien, maar op de overeenkomst van juni 2022) in rekening gebracht. Dat betreft een bedrag van € 3.150,00 exclusief btw. De kantonrechter volgt deze uitleg van [eiser] en [gedaagde] heeft het ook niet weersproken. Daarom moet [gedaagde] het totaalbedrag van de factuur, te weten een bedrag van € 5.558,15 inclusief btw aan [eiser] betalen. Hij zal daartoe worden veroordeeld.
[gedaagde] moet ook de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten betalen
5.1.6.
[eiser] heeft onbetwist gesteld dat de factuur na verloop van acht dagen betaald moest zijn. De wettelijke rente over € 5.558,15 zal daarom worden toegewezen vanaf 27 juli 2022. De reden dat het gevorderde bedrag van € 293,98 aan rente niet onverkort wordt toegewezen, is dat dat rentebedrag berekend was over de oorspronkelijke vordering van [eiser] (die ging over twee facturen) en [eiser] die vordering later verminderd heeft (er is één factuur overgebleven).
5.1.7.
Ook de buitengerechtelijke incassokosten zijn gebaseerd op een te hoog bedrag. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke incassokosten bij eindvonnis toewijzen volgens het wettelijke tarief dat hoort bij het aan hoofdsom toegewezen bedrag van € 5.558,15. Dat komt neer op toewijzing van € 652,91 exclusief btw. Dit bedrag is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en deze tarieven worden geacht redelijk te zijn. De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding.
5.1.8.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5.2.
in reconventie
De sleutelschakelaar en de garantiebewijzen
5.2.1.
Volgens [gedaagde] ontbreekt de sleutelschakelaar van het aquadeck, terwijl die wel staat omschreven in de offerte/overeenkomst. Daarnaast heeft hij de garantiebewijzen nog steeds niet ontvangen, terwijl hij er wel (herhaaldelijk) om heeft gevraagd. [eiser] erkent dat de sleutelschakelaar en de garantiebewijzen niet zijn geleverd.
5.2.2.
Omdat afgesproken is dat de sleutelschakelaar en garantiebewijzen geleverd worden, moet [eiser] die alsnog leveren. De kantonrechter zal [eiser] hiertoe veroordelen.
Breektank unit, winternet, zoutwaterbehandeling (chloor-zuur bad), Sugar-Valley station 2 controller, flow foutmelding, drassig gras
5.2.3.
[gedaagde] heeft per e-mail van 10 juli 2022 aan [eiser] opleverpunten doorgegeven/vragen gesteld. Hij noemt onder meer de breektank unit, het winternet en de Sugar-Valley station 2 controller voor zoutwaterbehandeling. In het opleverrapport van 12 juli 2022 staan de breektank unit, de zoutwaterbehandeling en het winternet ook benoemd. Per whatsapp van 14 augustus 2022 heeft [gedaagde] onder meer gewezen op een flow foutmelding en drassig gras.
5.2.4.
[eiser] heeft onbetwist gesteld dat de breektank unit op 15 augustus 2022 door de zwembadmonteur is gecontroleerd en in orde was bevonden en dat hij daarna niets meer hierover heeft gehoord van [gedaagde] . Ook niet toen het zwembad op 5 december 2022 winterklaar is gemaakt. Daarnaast is het winternet, zo stelt [eiser] , eveneens op 5 december 2022 geleverd. Verder heeft [eiser] de waterbehandeling, die eerst zou plaatsvinden via chloor-zuur en ook zo in de overeenkomst staat, omgezet naar zoutwaterbehandeling.
5.2.5.
Omdat [gedaagde] deze stellingen van [eiser] onvoldoende betwist heeft, wordt ervan uitgegaan dat de breektank unit, het winternet en de zoutwaterbehandeling in augustus 2022, maar uiterlijk eind 2022 in orde waren. [eiser] is de overeenkomst dus nagekomen wat deze punten betreft. Op de andere punten die [gedaagde] in zijn e-mail en whatsapp bericht noemde (Sugar-Valley station 2 controller, flow foutmelding, drassig gras), kwam [gedaagde] na 15 augustus niet meer terug. De kantonrechter gaat er dus vanuit dat die punten ook door [eiser] zijn opgelost.
De door [gedaagde] ingeschakelde elektricien
5.2.6.
[gedaagde] stelt dat hij zelf een elektricien moest regelen, terwijl in de overeenkomst opgenomen is dat [eiser] dit zou doen. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [gedaagde] daarom een bedrag aan minderwerk in rekening gebracht wil zien.
5.2.7.
[eiser] heeft gesteld dat voor de aanleg en de werking van het zwembad werkzaamheden door een elektricien moesten worden verricht. Volgens [eiser] zijn alle werkzaamheden uit de overeenkomst verricht door zijn elektricien, maar moest er ook nog een elektragroep verzwaard worden. Dat bleek tijdens de oplevering en staat ook in het opleveringsrapport. Om dit te bespoedigen heeft een door [gedaagde] ingeschakelde elektricien dit gedaan. Die elektricien was op dat moment toch al bij [gedaagde] aan het werk in verband met een verbouwing van de garage van [gedaagde] . [eiser] heeft, vanwege het werk van de elektricien van [gedaagde] , een bedrag van € 910,00 voor die werkzaamheden niet bij [gedaagde] in rekening gebracht. Dit heeft hij onderbouwd door te wijzen op de factuur van 19 juli 2022.
5.2.8.
De kantonrechter ziet op de factuur inderdaad dat het bedrag van € 910,00 in mindering wordt gebracht, onder de omschrijving “Offerte post: Meterkast en aansluiting.” [gedaagde] heeft hierop niet meer gereageerd. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van de stellingen van [eiser] . Dat betekent dat dit minderwerk, precies zoals [gedaagde] wilde, is verrekend. Wat de (kosten van de) elektricien betreft is dus geen sprake van ondeugdelijk werk door [eiser] en/of niet nakoming van de overeenkomst door [eiser] .
De warmtepomp, skimmers en inspuiters
5.2.9.
[gedaagde] is van mening dat de warmtepomp niet naar behoren functioneert, waardoor een gebrekkig product is geleverd met te weinig capaciteit, dat bovendien ondeugdelijk is geïnstalleerd. Het zwembad kan onvoldoende verwarmd worden en de skimmers en inspuiters werken niet door een gebrek aan pompcapaciteit met als gevolg dat het oppervlakte vuil rondjes blijft draaien in het zwembad en het water onvoldoende wordt ververst, aldus [gedaagde] .
5.2.10.
[eiser] heeft deze stellingen van [gedaagde] gemotiveerd betwist. Volgens hem heeft hij een deugdelijke warmtepomp met ruime capaciteit geleverd die op een correcte wijze is geïnstalleerd. [gedaagde] heeft hier volgens hem ook niet eerder over geklaagd. Een skimmer zorgt voor afzuiging van het water naar de filters. Als een skimmer niet zou functioneren, zou het kunnen dat de skimmerkraan dicht staat. De inspuiters zijn gecontroleerd op 15 augustus 2022 en op 5 december 2022 en toen werkte het correct, aldus [eiser] .
5.2.11.
[gedaagde] is van mening gebleven dat een en ander niet goed werkt. Hij heeft een second opinion gevraagd bij [naam] , zo stelt hij, die zijn standpunt deelt. De kantonrechter beschikt overigens niet over die reactie van [naam] .
5.2.12.
Bij deze stand van zaken is bewijslevering op zijn plaats. Aangezien op [gedaagde] de bewijslast rust van de stelling dat de warmtepomp, skimmers en inspuiters niet naar behoren werken, zal hij bewijs mogen leveren. Hij heeft ook bewijs aangeboden. Concreet zal [gedaagde] in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat:
a. de warmtepomp onvoldoende capaciteit heeft en/of ondeugdelijk is geïnstalleerd, waardoor het systeem niet naar behoren kan functioneren en wat er mede toe leidt dat het zwembad onvoldoende verwarmd kan worden;
b. dat de skimmers en/of inspuiters niet goed functioneren.
De kantonrechter wijst erop dat als [gedaagde] een van de twee hierboven genoemde punten (a of b) bewijst, dat voldoende is. Het is niet nodig, voor het slagen van dit deel van de eis in reconventie, om beide te bewijzen. Wel geldt dat als één of beide punten bewezen worden, nog bekeken moet worden wat voor gevolgen dat heeft voor de eis in reconventie. Met andere woorden: bekeken moet worden of en hoe het betreffende punt of de punten hersteld kunnen worden en welk bedrag er eventueel aan herstelkosten zal moeten worden toegewezen. Daarover zullen partijen zich na bewijslevering mogen uitlaten.
Het filtermedium
5.2.13.
Volgens [gedaagde] is het filtermedium uitgevoerd in zand, terwijl overeengekomen is dat glasmedium (AFM) geleverd zou worden. [eiser] heeft een factuur van zijn leverancier [naam] overgelegd (orderbevestiging), waarin te zien is dat AFM-I en AFM-II filtermedia zijn afgeleverd op 19 mei 2022, zodat er vanuit dient te worden gegaan dat [eiser] ten aanzien hiervan de overeenkomst juist heeft uitgevoerd.
Er komen nog vervolgstappen
5.2.14.
De kantonrechter wijst partijen er tot slot op dat er nog de nodige processuele stappen te maken zijn. Dat gegeven maakt dat de kantonrechter partijen aanspoort bij zichzelf en bij elkaar te rade gaan of toch nog (of: nu alsnog) een schikking bereikt kan worden. Dit lijkt de kantonrechter uit kostenefficiëntie verstandig om te overwegen. Uitstelverzoeken die gezamenlijk en om deze reden worden gedaan, zal de kantonrechter inwilligen.
5.2.15.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
houdt iedere beslissing aan,
in reconventie
6.2.
draagt [gedaagde] op te bewijzen dat:
a. de warmtepomp onvoldoende capaciteit heeft en/of ondeugdelijk is geïnstalleerd, waardoor het systeem niet naar behoren kan functioneren en wat er mede toe leidt dat het zwembad onvoldoende verwarmd kan worden;
b. dat de skimmers en/of inspuiters niet goed functioneren,
6.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van vrijdag 16 augustus 2024 voor uitlating door [gedaagde] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
6.4.
bepaalt dat, als [gedaagde] geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, hij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
6.5.
bepaalt dat, als [gedaagde] getuigen wil laten horen, hij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden september 2024 tot en met januari 2025 dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.6.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. A.J.M. van Breevoort, in het gerechtsgebouw te Nijmegen, Oranjesingel 56,
6.7.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen,
6.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken op
12 juli 2024.
61525 / 40141