Uitspraak
[gedaagde]
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werkneemster en haar werkgever. De werkneemster, werkzaam als Recruiter, was op staande voet ontslagen door haar werkgever, een bedrijf dat zich bezighoudt met arbeidsbemiddeling. De werkgever stelde dat de werkneemster een illegale werknemer had laten werken zonder de vereiste documenten, wat leidde tot het ontslag. De werkneemster betwistte de geldigheid van het ontslag, stellende dat er geen dringende reden was en dat het ontslag niet onverwijld was gegeven. Ze vorderde loonbetaling vanaf 1 april 2024 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zou eindigen, inclusief wettelijke verhogingen en rente.
De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet aan de vereisten voldeed, omdat er geen dringende reden was voor het ontslag. De werkneemster had erkend een fout te hebben gemaakt, maar de omstandigheden, waaronder haar privé-situatie, maakten het ontslag op staande voet een te zware sanctie. De rechter oordeelde dat de werkneemster recht had op haar loon, inclusief de wettelijke verhoging en rente, en dat de werkgever de proceskosten moest dragen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de werkgever onmiddellijk moest voldoen aan de betalingsverplichtingen.