ECLI:NL:RBGEL:2024:7765

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
ARN 23_2012
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag financiële tegemoetkoming voor woningaanpassing op grond van de Wmo 2015

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om financiële tegemoetkoming voor een aanbouw aan zijn woning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk, met als argument dat de door eiser gevraagde aanpassing niet noodzakelijk was. Eiser, die lijdt aan verschillende psychische en fysieke klachten, stelde dat hij een prikkelarme omgeving nodig heeft en dat de huidige situatie in zijn woning niet voldoet aan zijn behoeften. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de aanvraag zorgvuldig heeft behandeld en dat het onderzoek door het adviesorgaan Factum voldoende was. De rechtbank concludeert dat de stoeltjestraplift die door het college werd aangeboden, een adequate oplossing is voor de zelfredzaamheid van eiser, ondanks zijn bezwaren tegen het gebruik ervan. De rechtbank oordeelt dat het college de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen, omdat er geen medische redenen zijn die het gebruik van de traplift uitsluiten. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer: ARN 23/2012

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk, het college
(gemachtigden: [naam gemachtigde 1] en [naam gemachtigde 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het college waarbij zijn aanvraag om een financiële tegemoetkoming voor een aanbouw aan de achterkant van zijn woning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) is afgewezen.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 17 augustus 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 27 februari 2023 op het bezwaar van eiser is het college, onder verwijzing naar het advies van de Commissie Bezwaarschriften, bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser vergezeld van eisers echtgenote [persoon A] en eisers broer [persoon B] , als ook de gemachtigden van het college vergezeld van Wmo-consulente [persoon C] .

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser, geboren op [geboortedatum] 1951 is gediagnosticeerd met autisme spectrum stoornis en depressieve klachten. Verder heeft eiser angstklachten. Hij heeft moeite met het omgaan met mensen en is angstig voor hoogten. Omdat eiser erg gevoelig is voor prikkels (licht, geluid, drukte) moet hij zich terugtrekken voor rust. Rust, structuur en regelmaat zijn voor eiser van belang. Ook kampt eiser met vermoeidheid, slaapapneu en geheugenproblemen en heeft hij klachten van zijn motoriek. Zijn reactievermogen is verminderd en hij heeft gewrichtsklachten en klachten aan heupen en lage rug.
2.1. Eiser heeft een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) (Modulair Pakket Thuis met ambulante begeleiding en dagopvang) en hij gaat vier dagen per week in het kader van de dagopvang naar [locatie] waar hij in een kamer op de eerste verdieping klusjes doet. Hij heeft één keer per week fysiotherapie en één keer per week ergotherapie (fietstraining). Verder krijgt hij ongeveer zeven uur per week begeleiding van [organisatie] . Ook gebruikt eiser medicatie.
2.2.
In 1985 heeft eiser zijn woning laten bouwen. De woning heeft een badkamer en slaapkamers op de eerste verdieping. In december 2020 is eiser van de trap gevallen en sindsdien slaapt hij in de woonkamer. Om de dag gaat hij op de eerste verdieping douchen waar eisers echtgenote hem bij helpt. Overdag trekt eiser zich af en toe terug op de eerste verdieping als het hem te druk wordt.
2.3.
Op 18 mei 2021 heeft de echtgenote van eiser een melding gedaan bij de gemeente voor hulp bij een woningaanpassing op grond van de Wmo 2015. Er heeft vervolgens een huisbezoek plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek is gesproken over een bouwkundige aanpassing van de garage. Een ergotherapeut zou ergonomisch advies geven voor een adequate bouwkundige aanpassing. Ook zou een bouwkundige vanuit de gemeente betrokken worden bij het onderzoek. Eiser heeft aangegeven uit eigen kracht € 25.000,- te kunnen meefinancieren. Ook heeft eiser bij [bedrijf 1] geoefend met een traplift. Vervolgens is het onderzoek stil komen te liggen.
2.4.
Op 9 maart 2022 heeft in de woning van eiser opnieuw een gesprek plaatsgevonden tussen twee medewerkers van het college en eisers echtgenote. Daarbij kwam ter sprake dat het onderzoek naar de gevraagde woningaanpassing niet goed was verlopen en heeft er opnieuw een zogenaamd keukentafelgesprek plaatsgevonden. Eisers echtgenote heeft aangegeven dat zij een aparte ruimte zou willen op de begane grond van hun woning waar eiser zich kan terugtrekken als het te druk voor hem is, waar hij kan slapen en waar hij een eigen badkamer heeft. Eisers echtgenote had een offerte hiervoor gevraagd bij [bedrijf 2] waaruit volgt dat de kosten voor de verbouwing ongeveer € 120.000,- bedragen. De medewerkers van het college hebben de verschillende opties ter oplossing van eisers woonprobleem met eisers echtgenote besproken. In de brief van 11 maart 2022 is een verslag opgenomen van het gesprek op 9 maart 2022. Hierin is tevens vermeld dat het college eiser vóór 1 april 2022 laat weten hoe de melding verder wordt afgehandeld.
2.5.
Op 21 maart 2022 heeft eiser een aanvraag gedaan om ondersteuning op grond van de Wmo 2015 (een (financiële vergoeding voor het aanbrengen van een) woonvoorziening). Het betreft de huidige aanvraag. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft het college advies gevraagd aan Factum. Een arts en een adviseur sociaal domein van Factum hebben in dat verband het dossier bestudeerd, een huisbezoek afgelegd waar is gesproken met eiser en zijn echtgenote, het indicatiebesluit van het CIZ bestudeerd en kennis genomen van bouwtekeningen van de door eiser gewenste situatie. Verder heeft de arts een medisch onderzoek verricht en in dat verband op 23 mei 2022 een spreekuur gehouden. Van de bevindingen en conclusies is een rapport met datum 21 juni 2022 opgesteld.
2.6.
Uit het rapport van Factum volgt dat de medisch adviseur de door eiser gemelde klachten heeft erkend en gesteld dat eiser om die reden beperkingen heeft in het persoonlijk en sociaal functioneren, beperkingen in houding en bewegingsapparaat en dat hij energetische beperkingen heeft. Op grond daarvan vond de medisch adviseur het traplopen niet veilig en verantwoord. De medisch adviseur heeft geen medische redenen gezien waarom het gebruik/het leren omgaan met een traplift gecontra-indiceerd is. Volgens de adviseur is eiser medisch in staat om normaal gebruik te maken van de slaapkamer en natte cel op de eerste verdieping. Een gelijkvloerse situatie of een situatie dat eiser geen trappen hoeft te lopen is dan ook niet noodzakelijk. Factum heeft een positief advies gegeven voor een maatwerkvoorziening, in het bijzonder een stoeltjestraplift. Hierna heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals vermeld onder ‘Inleiding’.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de vraag of het college de aanvraag van eiser om een financiële tegemoetkoming voor de aanpassing van zijn woning (aanbouw aan de achterkant van zijn woning) terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank is van oordeel dat het college de in punt 3 genoemde aanvraag terecht heeft afgewezen
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Stappenplan5. In de rechtspraak is een stappenplan ontwikkeld dat het college moet volgen wanneer er een melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. [1] Het college zal ten eerste moeten vaststellen wat de hulpvraag is (stap 1). Ten tweede moet worden vastgesteld welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, of het zich kunnen handhaven in de samenleving (stap 2). Ten derde moet worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving (stap 3). Ten vierde moet bezien worden in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden niet toereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen (stap 4). Met de vierde stap wordt aangesloten bij artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015. Hieruit volgt, kort gezegd, dat het college een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid die iemand ondervindt verstrekt, voor zover deze persoon de beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk kan verminderen of wegnemen. Het college heeft ter uitvoering van hetgeen is bepaald in de Wmo 2015 de Verordening Sociaal Domein 2022 (Verordening) vastgesteld. In artikel 4 en 5 van de Verordening zijn regels opgenomen over het onderzoek. In artikel 8 van de Verordening heeft het college criteria opgenomen voor een maatwerkvoorziening.
6. De rechtbank stelt vast dat het college de hiervoor genoemde stappen heeft verricht. Dat is door eiser ook niet betwist. Eiser stelt wel dat het college stap 2 onvoldoende heeft verricht. In dat verband heeft het college volgens eiser onvoldoende onderzocht welke problemen hij ondervindt bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, of het zich kunnen handhaven in de samenleving.
6.1.
Eiser stelt dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar zijn psychische beperkingen; de door Factum aangenomen fysieke beperkingen zijn volgens eiser niet in geschil. Hij ervaart belemmeringen in zijn woonsituatie omdat hij een prikkelarme omgeving nodig heeft waar hij zich kan terugtrekken als het hem teveel wordt. Deze kamer bevindt zich op de eerste etage van zijn woning, maar door zijn medische klachten kan hij de trap niet meer gebruiken, zodat hij deze kamer niet kan gebruiken. Ook is de natte cel op de eerste etage gelegen. Het onderzoek door Factum is onvolledig geweest. Hij heeft de onderzoekers verteld dat hij wegens zijn psychische klachten geen gebruik kan maken van een traplift, maar daar is in het onderzoek geen aandacht aan besteed. De psychische kant van het verhaal is volgens hem nooit onderzocht. Eiser stelt dat juist de combinatie van zijn medische beperkingen ten gevolge van zijn psychische klachten maakt dat het gebruik van een traplift zeer beangstigend is voor hem. Dit is niet meegewogen door de medisch adviseur. De medisch adviseur heeft ook geen informatie opgevraagd bij eisers behandelaars. Eiser wijst in dit verband naar informatie van zijn behandelend fysiotherapeut en begeleider.
6.2.
Het college stelt zich op het standpunt dat het onderzoek van Factum zorgvuldig is verricht. Voor zover eiser stelt dat ten onrechte geen behandelaars zijn geraadpleegd, overweegt het college, dat volgens vaste rechtspraak het oordeel van een onafhankelijk medisch adviseur voldoende is, mits dit oordeel zorgvuldig is onderbouwd. [2]
6.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank geeft het rapport van Factum blijk van een zorgvuldig onderzoek en is dit rapport inhoudelijk inzichtelijk en consistent. In het rapport is vermeld welke stukken zijn geraadpleegd en welke onderzoeksactiviteiten hebben plaatsgevonden. Zo heeft er op 10 maart 2022 een gesprek plaatsgevonden en is door adviseur van Factum op 8 april 2022 een huisbezoek afgelegd, waarbij ook de echtgenote van eiser en ambulant begeleider aanwezig waren. Voorts is eiser op 23 mei 2022 bij de medisch adviseur op een spreekuur geweest. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het rapport dat alle beschikbare informatie in de beoordeling is betrokken. Eiser heeft het tegendeel ook niet gesteld noch aannemelijk gemaakt. Eiser stelt weliswaar dat zijn behandelaars hadden moeten worden geraadpleegd, maar heeft niet concreet gemaakt wat de onderzoekers van Factum met betrekking tot zijn mentale gezondheid hebben gemist. Ook heeft eiser zelf geen nadere informatie van zijn behandelaars in het geding ingebracht, die hierover een andere visie zou kunnen geven. De rechtbank ziet in de stellingen van eiser verder geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de conclusies in dit rapport. Eiser heeft geen stukken ingediend op grond waarvan, in weerwil van de conclusies van Factum, aangenomen zou moeten worden dat eiser niet kan leren omgaan met de traplift. Op de zitting is namens eiser aangevoerd dat hij voor zijn psychische klachten onder behandeling is geweest bij een psychiater. Desgevraagd is toegelicht dat eiser deze gegevens niet heeft ingebracht bij Factum, omdat volgens eiser van Factum verwacht mocht worden om deze gegevens zelf op te vragen. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Nog daargelaten dat de rechtbank niet is gebleken dat Factum geen juiste afspiegeling heeft gegeven van eisers (psychische) beperkingen, heeft eiser ook in beroep geen medische informatie overgelegd die de rechtbank aanleiding geeft om te twijfelen aan de bevindingen van Factum. De rechtbank ziet verder geen aanleiding om te twijfelen aan de onafhankelijkheid van Factum als adviesorgaan. Eiser heeft zijn twijfels daarover niet met concrete gegevens onderbouwd. De enkele omstandigheid dat Factum door het college is ingeschakeld is daartoe onvoldoende. Ook heeft eiser niet onderbouwd waarom het college vragen had moeten stellen aan Factum teneinde een naar zijn mening voldoende onderzoek te laten doen. Het college heeft zich bij het nemen van het bestreden besluit dan ook mogen baseren op dit rapport. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de beoordeling van psychische klachten, buiten de expertise van de fysiotherapeut en de begeleider valt. [3] Bij deze laatste is immers niet gebleken dat hij in dit verband wel over die deskundigheid beschikt.
7. Partijen zijn verder verdeeld over de vraag of de door het college wel aangeboden voorziening, namelijk een stoeltjestraplift, een passende bijdrage kan leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van eiser, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving (stap 3). Eiser betoogt dat de stoeltjestraplift geen passende voorziening voor hem is. Hij kan namelijk vanwege zijn angstklachten geen veilig gebruik maken van de stoeltjestraplift. Eiser heeft bij [bedrijf 1] in [plaats] een traplift geprobeerd, maar hij weet deze niet te bedienen en dit blijkt ook niet leerbaar te zijn. Eiser verwijst verder naar het schrijven van zijn fysiotherapeut en persoonlijke begeleider. [4] Daaruit volgt - kort samengevat - dat eiser, vanwege zijn angsten, niet in staat is om op een stoeltjestraplift te gaan zitten. Er bestaat een risico dat eiser op de lift zo angstig wordt, dat hij eraf wil en dus mogelijk valt. Ook schrijft de begeleider dat eiser regelmatig duizelingen in zijn hoofd heeft, wat hem nog meer onzeker en angstig maakt. Verder is de stoeltjestraplift volgens hem niet plaatsbaar in zijn woning gelet op de wijze waarop de trap naar de eerste verdieping is aangelegd. Gelet op de voorgaande meent eiser dat een aanbouw met een slaapkamer en natte cel noodzakelijk is. Deze slaapkamer kan door eiser ook gebruikt worden als hij zich wil terugtrekken, als de prikkelbare omgeving hem even te veel wordt.
7.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de beperkingen van eiser met plaatsing van een stoeltjestraplift voldoende worden gecompenseerd. In het advies van Factum is aangegeven dat er geen medische redenen zijn waardoor het gebruik van/het leren omgaan met een traplift niet mogelijk is. Voorts is niet vastgesteld dat een aanbouw van een slaap-zitkamer en badkamer noodzakelijk is. Het college overweegt verder dat hij op grond van de Wmo 2015 slechts de goedkoopste adequate voorziening hoeft te verstrekken. De stoeltjestraplift kost minder dan een aanbouw en van eiser kan dan ook gevergd worden om gebruik te maken van deze goedkoopste voorziening die voor hem geschikt wordt geacht, aldus het college.
7.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de conclusie van Factum dat de psychische beperkingen van eiser geen medische reden vormen om het gebruik van stoeltjestraplift af te raden. Hoewel het college niet betwist dat eiser het gebruik van de traplift onveilig vindt, betekent dat niet dat hij dat met begeleiding alsnog kan leren gebruiken, althans dat dat niet mogelijk is heeft eiser niet met een deskundigenadvies onderbouwd. Bovendien stelt het college terecht dat eiser ondersteuning krijgt op grond van de Wlz voor zijn psychische klachten, waarbinnen hem geleerd kan worden om te gaan met prikkels en met het omgaan met de traplift. Dat de stoeltjestraplift feitelijk niet kan worden geplaatst of gebruikt door de wijze waarop de trap in eisers woning is aangelegd volgt de rechtbank niet. Het college heeft dit standpunt ter zitting namelijk gemotiveerd betwist, door toe te lichten dat over deze mogelijkheid een specialist van ‘ [bedrijf 3] ’ is geraadpleegd, die heeft bevestigd dat aanleg en gebruik van een automatische traplift wel mogelijk is. De begeleider kan ook voor of achter de traplift lopen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan dit standpunt van het college te twijfelen, te meer nu eiser zijn stellingen in deze verder ook niet heeft onderbouwd. Het schrijven van de fysiotherapeut en de begeleider, met betrekking tot eisers angstklachten, maakt het voorgaande niet anders.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college de aanvraag van eiser om een financiële tegemoetkoming voor een aanbouw aan de achterkant van zijn woning terecht heeft afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Mamedova, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Het indienen van een hogerberoepschrift kan hetzij digitaal via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl hetzij door verzending per post aan de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 21 maart 2018, (ECLI:NL:CRVB:2018:819) en van 11 juli 2018, (ECLI:NL:CRVB:2018:819).
4.Zie de mailwisseling van 27 maart 2023, tussen begeleider [persoon D] en fysiotherapeut [persoon E] .