Beoordeling door de rechtbank
12. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de teruggaafbeschikkingen OB tot de juiste hoogten heeft vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
13. Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:
- Is sprake van een economische activiteit?
- Is sprake van een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen verwerving van de woning en de verhuur van de werkkamer?
- Is opteren voor belaste verhuur mogelijk?
- Is het rechtszekerheidsbeginsel geschonden?
- Heeft belanghebbende recht op integrale vergoeding van haar proceskosten?
Om redenen van proceseconomie zal de rechtbank eerst de vraag naar het rechtstreeks en onmiddellijk verband behandelen.
14. Niet in geschil is dat het verhuurde deel van de woning (de werkkamer) een onzelfstandig gedeelte van de woning betreft, namelijk de zolderverdieping.
Is sprake van een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen verwerving van de woning en verhuur van de werkkamer?
15. De inspecteur is van mening dat het aan belanghebbende is om feiten en omstandigheden te stellen, en bij betwisting aannemelijk te maken, die erop wijzen dat de verwerving van de woning haar uitsluitende oorzaak vindt in de belastbare activiteit (de verhuur van de werkkamer). Hierin slaagt belanghebbende niet. [persoon A] en [persoon B] zouden de woning sowieso zouden hebben verworven, ook als de werkkamer niet zou zijn verhuurd. Van een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de verwerving en de verhuuractiviteiten is dan ook geen sprake, aldus de inspecteur.
16. Belanghebbende is van mening dat de toerekening van de bouwkosten aan de belastbare activiteit mogelijk is. Er ligt een huurovereenkomst voor, en er is geopteerd belaste verhuur. Er is ook OB afgedragen.
17. De rechtbank overweegt als volgt. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van
16 juli 2021onder meer bepaald dat bij de beoordeling of een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat, rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden waaronder de belastingplichtige de betrokken uitgaven heeft gedaan, en hij de betrokken prestaties verricht. De aftrek moet worden beperkt tot uitgaven die objectief verband houden met de belastbare activiteit van de belastingplichtige. Of een rechtstreeks en onmiddellijk verband in de hiervoor bedoelde zin bestaat, moet worden beoordeeld aan de hand van de objectieve inhoud van de gebruikte goederen of diensten. Eveneens moet rekening worden gehouden met de uitsluitende oorzaak van de verwerving van het goed of de dienst. Wanneer vaststaat dat een uitgave niet ten behoeve van de belastbare activiteit van de belastingplichtige is gedaan, kan niet worden aangenomen dat tussen deze uitgave en die activiteit een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat in de zin van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Een rechtstreeks en onmiddellijk verband ontbreekt als de belastingplichtige de desbetreffende uitgave toch zou hebben gedaan wanneer hij geen belastbare economische activiteit had uitgeoefend. Verder heeft de Hoge Raad bepaald dat het aan de belastingplichtige is om feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken, die meebrengen dat een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat.
18. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur geen feiten en omstandigheden heeft gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, die erop wijzen dat de woning is verworven met als doel een deel ervan belast te gaan verhuren. Dit volgt niet uit de overgelegde huurovereenkomst (zie punt 5.), noch uit de brieven van belanghebbende (zie punt 3. en 7.). Deze stukken bieden hiervoor onvoldoende aanknopingspunten en hebben daarnaast een datum die is gelegen ruim na het aangaan van de koop-/aanneemovereenkomst van de woning. De rechtbank is met de inspecteur van oordeel dat de verwerving van de woning veeleer is geschied met als doel om in die woning te gaan wonen, en dat die verwerving ook zou hebben plaatsgevonden als de werkkamer niet zou zijn verhuurd. Er bestaat dus geen rechtstreeks verband tussen de verwerving en de verhuur (de belastbare activiteit). Het gelijk is dus aan de inspecteur.
19. De rechtbank wijst er ten overvloede nog op dat het beroep van belanghebbende op het arrest van 6 juni 2014niet ‘zaligmakend’ is, in die zin dat, als een economische activiteit wordt ontplooid als bedoeld in het arrest, dan dus automatisch recht zou bestaan op aftrek van voorbelasting. Voor dat laatste gelden aanvullende eisen.
Is opteren voor belaste verhuur mogelijk?
20. Volledigheidshalve zal de rechtbank ook de vraag behandelen of opteren voor belaste verhuur mogelijk is. Dit in wezen ten overvloede, omdat op grond van het hiervoor onder punt 18. vermelde reeds geen recht op aftrek bestaat.
21. De inspecteur is van mening dat opteren voor belaste verhuur niet mogelijk is. Belanghebbende dient aannemelijk te maken dat geen sprake is van privégebruik, en daarin slaagt hij niet. Het betreft een onzelfstandige ruimte – de zolderverdieping - die ook privé wordt gebruikt. De C.V.-installatie en de wasruimte bevinden zich in die ruimte, aldus de inspecteur. De inspecteur wijst er verder op dat huurbetaling en afrekening van internetkosten is uitgebleven.
22. Belanghebbende is van mening dat het ontbreken van zelfstandigheid geen beletsel is voor het opteren voor belaste verhuur van de werkkamer. De huurder ([bedrijf]) verricht belaste prestaties en dus kunnen verhuurder (belanghebbende) en de huurder opteren voor met OB belaste verhuur. Het maakt niet uit dat de huurpenningen niet daadwerkelijk betaald zijn, maar in rekening-courant zijn geboekt. Ter ondersteuning van zijn standpunt doet belanghebbende een beroep op de uitspraak van gerechtshof Arnhem Leeuwarden van
23. De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel b, onder ten vijfde, van de Wet OB is onder bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorwaarden van de belasting vrijgesteld de verhuur van onroerende zaken, met uitzondering van de verhuur van onroerende zaken, andere dan gebouwen en gedeelten daarvan welke als woning worden gebruikt, aan personen die de onroerende zaak gebruiken voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van de belasting op de voet van artikel 15 van de Wet OB bestaat mits de verhuurder en de huurder blijkens de schriftelijke huurovereenkomst daarvoor hebben gekozen of in andere gevallen gezamenlijk een verzoek daartoe aan de inspecteur hebben gedaan en overigens voldoen aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden.
24. De rechtbank is van oordeel dat opteren voor belaste verhuur niet mogelijk is. Belanghebbende, op wie naar het oordeel van de rechtbank de bewijslast rust, is er tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur niet in geslaagd aannemelijk te maken dat de zolderverdieping, en dus de werkkamer, niet (ook) voor privé doeleinden worden gebruikt. De verklaring ter zitting van belanghebbende, dat de zolderverdieping slechts sporadisch (1%) privé wordt gebruikt, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. De stelling van belanghebbende dat de wasmachine-aansluiting elders in de woning is geplaatst is immers in het geheel niet onderbouwd. Uit de plattegrond en het overzicht ‘meerwerk’ blijkt geenszins dat de wasmachine-aansluiting zich niet op de zolderverdieping bevindt. De rechtbank neemt dus aan dat op de zolderverdieping zich de enige wasmachine-aansluiting in de woning bevindt. Dat is naar het oordeel van de rechtbank een sterke indicatie dat de zolderverdieping (ook) voor woondoeleinden, namelijk het doen van de was, wordt gebruikt. In dat geval is opteren voor belaste verhuur niet mogelijk. Ten slotte overweegt de rechtbank dat het beroep van belanghebbende op de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 mei 2019 hem niet kan baten, omdat in de zaak die voor het hof speelde niet in geschil was dat de werkkamer belast kon worden verhuurd. Dat is in de voorliggende zaak nu juist wel in geschil.
Is het rechtszekerheidsbeginsel geschonden?
25. Belanghebbende is van mening dat zij moet kunnen rekenen op een consequent handelen van de overheid. De rechterheeft zich reeds uitgesproken over de mogelijkheid van het opteren voor belaste verhuur. De Belastingdienst dient de uitkomsten te volgen in plaats van wederom een en ander ter discussie te stellen.
26. De inspecteur is van mening dat er op het gebied van de terbeschikkingstelling van een gedeelte van de woning aan ‘de eigen B.V.’ een veelvoud aan jurisprudentie bestaat. De situaties verschillen veelvuldig van elkaar en kunnen dus tot verschillende uitkomsten leiden. Het betreft een rechtsgebied in ontwikkeling.
27. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur het rechtszekerheidsbeginsel niet heeft geschonden. De vraag of kan worden geopteerd voor belaste verhuur wordt immers voorafgegaan door de vraag naar het ‘rechtstreeks en onmiddellijk verband’ als bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 16 juli 2021, en daarop loopt het in dit geval voor belanghebbende stuk.
28. De conclusie op grond van het voorgaande luidt dat het gelijk aan de inspecteur is en de teruggaven OB tot de juiste hoogten zijn verleend. De vraag naar de economische activiteit behoeft op grond van het voorgaande geen behandeling meer.