ECLI:NL:RBGEL:2024:9372

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
22 december 2024
Zaaknummer
11083561 \ VV EXPL 24-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming gehuurde op basis van huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde]. [eiser] heeft [gedaagde] bij mondelinge huurovereenkomst een woning verhuurd, maar [gedaagde] heeft sinds augustus 2017 een huurachterstand opgebouwd van € 9.800,00. [eiser] vordert in kort geding ontruiming van het gehuurde en betaling van de achterstallige huur. De procedure is gestart met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 14 mei 2024, waarbij [gedaagde] niet is verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding op de juiste wijze is betekend en dat er sprake is van een spoedeisend belang voor [eiser]. De rechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand een ernstige tekortkoming vormt in de nakoming van de huurovereenkomst, wat de ontruiming rechtvaardigt. De vordering tot ontruiming is toegewezen, met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast zijn de vorderingen tot betaling van de achterstallige huur en buitengerechtelijke incassokosten eveneens toegewezen. De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde]. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 11083561 \ VV EXPL 24-23
Vonnis in kort geding van 28 mei 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. I.J.M. Dankoor,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling van 14 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] verhuurt aan [gedaagde] bij mondelinge huurovereenkomst per 1 maart 2017 de zelfstandige woning staande en gelegen aan [adres gehuurde] (hierna: het gehuurde). De huurprijs bedraagt € 700,00 per maand, te betalen voor of op de eerste van de maand.
2.2.
[gedaagde] heeft vanaf augustus 2017 een huurachterstand laten ontstaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat en na vermindering van eis - dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om:
Binnen drie dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen en te verlaten;
Aan [eiser] te betalen een bedrag van € 9.800,00 aan achterstallige huurtermijnen tot en met mei 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente;
Aan [eiser] te voldoen de nog openvallende huurtermijnen vanaf juni 2024 tot en met de dag van algehele ontruiming van € 700,00 per maand, te vermeerderen met de wettelijke rente;
Aan [eiser] te voldoen een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 830,00;
De proceskosten te betalen.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering - kort gezegd - ten grondslag dat [gedaagde] al sinds augustus 2017 haar huurbetalingsverplichtingen niet (volledig) nakomt. Zij heeft hierdoor een huurschuld laten ontstaan van inmiddels € 9.800,00. [gedaagde] is dan ook tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen op basis van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst en deze tekortkoming rechtvaardigt ontbinding van die overeenkomst, aldus [eiser] . Ook dient [gedaagde] de huurachterstand, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente, aan hem te betalen, net als de nog openvallende huurtermijnen vanaf juni 2024 tot en met de dag van ontruiming en de door [eiser] gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering.
4.2.
De dagvaarding is op de bij de wet voorgeschreven wijze betekend aan het adres van [gedaagde] . Zij is niet verschenen in deze procedure, zodat tegen haar verstek wordt verleend. Bij gebreke van verweer van [gedaagde] moet worden uitgegaan van de juistheid van de stellingen van [eiser] . Nu de vorderingen de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, zullen deze worden toegewezen, een en ander voor zover hierna niet anders blijkt.
Ontruiming
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is. Voor toewijzing van een dergelijke vordering zal dan ook slechts plaats zijn, indien met grote mate van waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat in een bodemprocedure eveneens de ontruiming zal worden bevolen, terwijl verder sprake moet zijn van een zodanig ernstige tekortkoming dat de beslissing in de bodemzaak niet kan worden afgewacht.
4.4.
Ingevolge het bepaalde in artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.5.
[eiser] heeft onweersproken gesteld dat [gedaagde] vanaf augustus 2017 met regelmaat de huurpenningen niet heeft betaald en hierdoor, ondanks herhaalde aanmaning door (de gemachtigde van) [eiser] , een huurachterstand heeft laten ontstaan van inmiddels € 9.800,00. Gelet op de hoogte van de huurachterstand is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van een zodanige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst dat voorshands voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde zullen worden uitgesproken. De gevorderde ontruiming wordt daarom toegewezen. De termijn van ontruiming wordt op veertien dagen na betekening van dit vonnis gesteld, nu gesteld noch gebleken is waarom van deze gebruikelijke termijn afgewezen dient te worden.
Huurachterstand
4.6.
Met betrekking tot de vordering tot betaling van de achterstallige bedragen overweegt de voorzieningenrechter dat zo’n vordering in kort geding alleen wordt toegewezen indien het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk is en de eisende partij bovendien een spoedeisend belang heeft.
[eiser] heeft zijn spoedeisend belang en de hoogte van de huurachterstand voldoende onderbouwd. Het gevorderde bedrag van € 9.800,00 kan dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente. Ook de vordering strekkende tot betaling van de huur van € 700,00 per maand vanaf 1 juni 2024 tot en met de datum van ontruiming van het gehuurde, te vermeerderen met de eventueel daarover verschuldigde wettelijke rente, is toewijsbaar.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.7.
De gevorderde vergoeding van gemaakte buitengerechtelijke incassokosten is eveneens toewijsbaar, nu [eiser] heeft voldaan aan de eisen van artikel 6:96 BW en
het gevorderde bedrag is berekend op basis van de in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief.
Proceskosten
4.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.062,72
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het gehuurde aan [adres gehuurde] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eiser] zijn, en de sleutels af te geven aan [eiser] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan [eiser] :
a. a) € 9.800,00 aan achterstallige huur tot en met 31 mei 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente over de verschuldigde huurtermijnen, telkens te rekenen vanaf de vervaldata van die huurtermijnen tot de dag van voldoening;
b) € 700,00 per maand vanaf 1 juni 2024 tot en met de dag van algehele ontruiming, te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente vanaf de vervaldata van de afzonderlijke huurtermijnen tot de dag van voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 830,00 aan buitengerechtelijke kosten;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.062,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2024.