ECLI:NL:RBGEL:2024:9716

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
428729
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid onderwijsinstelling voor schade door niet ontvangen diploma

In deze zaak vordert eiseres, die in 2007 de opleiding Verzorgende IG heeft gevolgd aan de Stichting Regionaal Opleidingen Centrum Aventus, schadevergoeding van de onderwijsinstelling. Eiseres stelt dat zij onterecht geen diploma heeft ontvangen, ondanks dat de examencommissie in 2020 heeft erkend dat zij aan alle voorwaarden voldeed. Eiseres heeft in 2022 haar diploma alsnog ontvangen, maar stelt dat zij door het niet ontvangen van het diploma in 2007 schade heeft geleden, waaronder juridische kosten en studievertraging. De rechtbank oordeelt dat de vordering tot schadevergoeding is verjaard, omdat eiseres in 2007 bekend was met de schade en de aansprakelijke partij. De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding af, maar erkent dat Aventus tekort is geschoten in haar zorgplicht door pas in 2022 een diploma te verstrekken. Eiseres krijgt wel een schadevergoeding voor de kosten van juridische bijstand toegewezen. De rechtbank wijst de verklaring voor recht af, omdat eiseres geen zelfstandig belang heeft bij deze verklaring. De proceskosten worden toegewezen aan eiseres, omdat Aventus grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/428729 / HZ ZA 23-438
Vonnis van 20 november 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. J. Paijmans,
tegen
STICHTING REGIONAAL OPLEIDINGEN CENTRUM AVENTUS,
te Apeldoorn,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Aventus,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 april 2024
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 2 september 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
Partijen zijn verwikkeld in een geschil over de vraag of Aventus aansprakelijk is jegens [eiseres] . In 2020 heeft de examencommissie van Aventus erkend dat [eiseres] in 2007 had voldaan aan alle voorwaarden voor het diploma van de opleiding Verzorgende IG en toen onterecht geen diploma heeft ontvangen. Na een procedure bij de Commissie van Beroep voor examens heeft [eiseres] in 2022 haar diploma alsnog ontvangen. [eiseres] verwijt Aventus dat zij door het onterecht niet ontvangen van een diploma in het jaar 2007 schade heeft geleden.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] heeft tot en met juli 2007 de opleiding Verzorgende IG gevolgd aan Aventus, een regionaal opleidingen centrum (ROC).
3.2.
Op 31 juli 2007 heeft de examencommissie aan [eiseres] een instellingsverklaring verstrekt, omdat zij volgens Aventus niet in aanmerking zou komen voor een diploma.
3.3.
[eiseres] is per september 2007 met een nieuwe opleiding gestart, de opleiding commercieel medewerker niveau 3. In juli 2010 heeft [eiseres] deze opleiding afgerond samen met de niveau 4 opleiding Vestigingsmanager. [eiseres] heeft hiervoor haar diploma’s ontvangen.
3.4.
In 2012 heeft [eiseres] bij Aventus geklaagd over het onterecht niet hebben ontvangen van een diploma voor de opleiding Verzorgende IG in 2007.
3.5.
Op 2 juli 2020 heeft [eiseres] gemaild naar de examencommissie van Aventus met betrekking tot het diploma voor de opleiding Verzorgende IG en het volgende, voor zover van belang, geschreven:
“(…)
Maar het is mij nog steeds niet duidelijk in al die jaren waarom ik het niet behaald heb, want ik heb overal toen een voldoende voor gehad. En uit mijn cijfers is het echt te zien dat eindcijfers overal voldoende of goed waren! Graag hoor ik van u welke onderdelen ik volgens jullie en mijn dossier niet heb behaald voor mijn opleiding niv3? (…)”
3.6.
Bij e-mail van 8 juli 2020 heeft de examencommissie aan [eiseres] het volgende, voor zover relevant, meegedeeld:
“Er kon geen volledig diploma Verzorgende worden uitgereikt, omdat de deelkwalificatie DK 304 (51579): Verpleegtechnische handelingen ontbreekt.”
3.7.
Bij e-mail van 24 november 2020 heeft [eiseres] de eindbeoordeling en de eindevaluatie van het ontbrekende onderdeel aan de examencommissie verzonden.
3.8.
De examencommissie heeft daarop bij e-mail van 11 december 2020, voor zover relevant, als volgt gereageerd:
“(…)
Nu heeft u kortgeleden nog een bewijs aangeleverd over een onderdeel van dk304. Dit was het enige ontbrekende bewijsstuk van de dk 304. (…)
Conclusie: de examencommissie ZenW neemt het besluit u een nieuwe instellingsverklaring te geven, inclusief dk 304. En dat u hiermee aan alle voorwaarden hebt voldaan die in 2007 golden voor het diploma VZ-IG.”
3.9.
De examencommissie heeft op 7 januari 2021 een nieuwe instellingsverklaring verstrekt, waaruit blijkt dat in 2007 aan alle onderdelen van de opleiding Verzorgende IG is voldaan.
3.10.
Bij brief van 27 oktober 2021 heeft [eiseres] de examencommissie verzocht om alsnog een diploma aan haar te verstrekken. Op 16 december 2021 heeft de examencommissie aangegeven dat dit niet mogelijk is.
3.11.
Op 27 januari 2022 heeft [eiseres] de examencommissie verzocht het besluit te heroverwegen. Op 14 maart 2022 heeft de examencommissie aan [eiseres] meegedeeld dat er geen wettelijke grondslag is om alsnog een diploma te verstrekken.
3.12.
[eiseres] heeft op 27 maart 2022 een beroepschrift ingediend bij de Commissie van Beroep voor examens. Op 7 april 2022 doet de Commissie van Beroep voor examens uitspraak. De Commissie van Beroep voor examens acht het beroep van [eiseres] gegrond, vernietigt het besluit van de examencommissie en verzoekt de examencommissie een nieuw besluit te nemen met in achtneming van de uitspraak. Op 17 juni 2022 heeft [eiseres] haar diploma ontvangen voor de opleiding Verzorgende IG.
3.13.
Op 28 november 2022 heeft [eiseres] Aventus aansprakelijk gesteld voor het nadeel dat zij heeft geleden.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. zal verklaren voor recht dat Aventus aansprakelijk is jegens [eiseres] voor de schade die zij heeft geleden,
II. Aventus zal veroordelen tot een schadevergoeding van € 50.137,40, te vermeerderen met de wettelijke rente,
III. Aventus zal veroordelen in de proceskosten (inclusief de nakosten), te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Aventus aansprakelijk is jegens [eiseres] voor de door haar geleden schade, die bestaat uit de kosten voor juridische rechtsbijstand, studievertraging, lesgeld en smartengeld. [eiseres] stelt zich allereerst op het standpunt dat Aventus niet heeft gehandeld zoals het een redelijk handelend en redelijk bekwaam onderwijsinstelling betaamt doordat pas op 11 december 2020 is onderkend door Aventus dat [eiseres] in 2007 de opleiding Verzorgende IG volledig heeft afgerond. Dit is niet conform de zorgplicht bij de uitvoering van de onderwijsovereenkomst, zodat sprake is van een toerekenbare tekortkoming, dan wel een onrechtmatige gedraging.
Daarnaast is Aventus toerekenbaar tekortgeschoten, dan wel heeft Aventus onrechtmatig gehandeld, door ten onrechte op 11 december 2020 geen diploma aan [eiseres] te verstrekken. Nadat op 11 december 2020 is komen vast te staan dat [eiseres] in 2007 heeft voldaan aan alle voorwaarden voor het diploma van de opleiding Verzorgende IG heeft Aventus pas een diploma verstrekt op 17 juni 2022.
4.3.
Aventus voert verweer. Aventus concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure (inclusief de nakosten), te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

De schadevergoeding op basis van het eerste verwijt is verjaard
5.1.
Volgens Aventus is de vordering tot schadevergoeding die voortvloeit uit het feit dat Aventus pas in 2020 heeft onderkend dat [eiseres] recht had op een diploma in 2007 verjaard. Aventus voert aan dat [eiseres] in 2007 bekend was met zowel de schade als de daarvoor aansprakelijke persoon, omdat door Aventus aan [eiseres] in 2007 is meegedeeld dat zij niet in aanmerking kwam voor een diploma en zij wist dat dit onterecht was. Het beroep op verjaring slaagt. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom.
5.2.
Op grond van artikel 3:310 lid 1 BW verjaart een vordering tot schadevergoeding binnen vijf jaren na het moment waarop de benadeelde bekend is geworden met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. De verjaringstermijn begint pas te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van de door haar geleden schade in te stellen (HR 24 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0694). Voor toekomstige schade geldt dat de verjaringstermijn pas aanvangt als er schade is geleden en de vordering opeisbaar is (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU3784).
5.3.
Voor [eiseres] was de identiteit van de aansprakelijke persoon bekend. In 2007 is aan [eiseres] (telefonisch) door Aventus meegedeeld dat zij niet in aanmerking kwam voor een diploma. Het diploma werd volgens [eiseres] onterecht niet door Aventus verstrekt. [eiseres] heeft daarom bij Aventus hierover geklaagd in 2012. [eiseres] was van mening dat zij in 2007 aan alle vereisten voor het diploma had voldaan. Voor de aanvang van de verjaringstermijn is bepalend op welk moment [eiseres] bekend werd met de door haar gestelde schade. In de visie van [eiseres] leed zij schade in de vorm van lesgeld doordat zij een alternatieve opleiding moest volgen om te voorkomen dat zij zonder opleiding de arbeidsmarkt zou moeten betreden. Daarnaast stelt [eiseres] dat zij vermogensschade heeft geleden omdat zij door het volgen van de alternatieve opleiding een studievertraging heeft opgelopen. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat [eiseres] in juli 2007 bekend was met de schade, omdat het voor [eiseres] toen duidelijk was dat zij door het niet ontvangen van het diploma Verzorgende IG kosten zou moeten maken en tijd zou moeten besteden aan het volgen van een andere opleiding. Dat het voor [eiseres] tot 2020 niet duidelijk was waarom zij volgens Aventus niet in aanmerking kwam voor het diploma Verzorgende IG, doet daar niets aan af. Nu ook niet is gesteld of is gebleken dat de verjaring is gestuit door [eiseres] , is de verjaringstermijn in 2007 aangevangen en de vordering tot schadevergoeding in 2012 verjaard.
5.4.
De gevorderde schadevergoeding, bestaande uit de posten studievertraging, lesgeld en smartengeld, is dan ook niet toewijsbaar.
Het tweede verwijt levert een tekortkoming van Aventus jegens [eiseres] op
5.5.
Aventus betwist dat zij verwijtbaar heeft gehandeld door pas op 17 juni 2022 over te gaan tot het verstrekken van een diploma aan [eiseres] , terwijl op 11 december 2020 is vastgesteld dat [eiseres] in 2007 heeft voldaan aan de voorwaarden voor een diploma voor de opleiding Verzorgende IG. Volgens Aventus verkeerde zij in de veronderstelling dat het wettelijk volgens artikel 7.2.4. lid 7 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: Web) niet was toegestaan om een diploma te verstrekken als 15 jaar later is komen vast te staan dat [eiseres] toch in 2007 een diploma had moeten ontvangen. Aventus wijst erop dat de Commissie van Beroep voor de Examens heeft onderkend dat het nemen van een besluit door de examencommissie van Aventus over het jaren na dato verstrekken van een diploma, mede gelet op de wettelijke bepalingen, lastig is, zodat Aventus daarvoor geen verwijt treft.
5.6.
De rechtbank volgt Aventus daarin niet. Het staat niet ter discussie dat op 11 december 2020 is vastgesteld dat [eiseres] in 2007 heeft voldaan aan de diploma eisen voor de opleiding Verzorgende IG en dat [eiseres] in 2007 (ten onrechte) geen diploma heeft ontvangen van Aventus. Dat Aventus vervolgens, zoals zij aangeeft, is uitgegaan van een onjuiste uitleg van artikel 7.2.4. lid 7 Web, op grond waarvan zij dacht in 2020 geen diploma meer te mogen verstrekken, betekent niet dat Aventus daarom niet verwijtbaar jegens [eiseres] heeft gehandeld. Aventus voert immers zelf aan dat diplomering de belangrijkste taak is van haar examencommissie en dat zij tot zorgvuldigheid is gehouden. Als Aventus, zoals zij stelt, de betreffende bepaling onduidelijk of lastig vond om uit te leggen, dan had zij daarover (eerder) advies kunnen inwinnen. Dat heeft Aventus niet gedaan. Pas nadat [eiseres] zich genoodzaakt heeft gezien om een beroepschrift in te dienen bij de Commissie van Beroep voor de Examens, is Aventus -op aandringen van de Commissie van Beroep voor de Examens- op 31 maart 2022 overgegaan tot het inwinnen van advies bij een onderwijsjurist als externe deskundige. Op 5 april 2022 heeft de externe deskundige aan Aventus laten weten dat het mogelijk is om een diploma te verstrekken voor zover op het diploma wordt vermeld dat de opleiding met succes is behaald in 2007 en/of op basis van de in 2007 geldende examen- en diplomavoorwaarden. De Commissie van Beroep voor de Examens heeft het advies van de externe deskundige overgenomen en de examencommissie van Aventus opgedragen het besluit te herzien met inachtneming van de uitspraak. Dit heeft Aventus gedaan op 17 juni 2022.
5.7.
Onder de hiervoor vermelde omstandigheden heeft Aventus de op haar rustende zorgplicht tegenover [eiseres] geschonden. Aventus heeft niet gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwame onderwijsinstelling in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. Dat betekent dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de onderwijsovereenkomst door Aventus en is Aventus in beginsel aansprakelijk voor de schade die [eiseres] daardoor heeft geleden.
5.8.
[eiseres] heeft in dit verband uitsluitend als schade gevorderd de kosten van juridische bijstand ten bedrage van € 1.948,40. Die vordering zal de rechtbank toewijzen. [eiseres] heeft voldoende gesteld dat deze kosten in causaal verband staan met de tekortkoming. [eiseres] heeft die kosten moeten maken om het primaire besluit van de examencommissie van Aventus te laten vernietigen door de Commissie van Beroep voor de Examens en een herziening van het besluit te krijgen. Daarnaast heeft [eiseres] de omvang van de juridisch kosten onderbouwd met specificaties, waarbij de hoogte daarvan niet is betwist door Aventus en deze de rechtbank ook niet onredelijk voorkomen.
Geen belang bij een verklaring voor recht
5.9.
Ten aanzien van de gevorderde verklaring voor recht is niet gesteld of gebleken dat [eiseres] naast de gevorderde schadevergoeding ook een zelfstandig belang heeft bij een verklaring voor recht. Nu die ontbreekt en de schadevergoeding gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verklaring voor recht worden afgewezen.
Proceskosten (inclusief nakosten)
5.10.
Aventus is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Aventus worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
- griffierecht
132,42
1.301,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.039,42
5.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt Aventus om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.948,40, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van de datum van dagvaarding (27 november 2023), tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt Aventus in de proceskosten van € 4.039,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Aventus niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt Aventus tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.C. Boesberg en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.
AK/FB