In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 25 november 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om compensatie voor een reeds betaalde geldschuld aan de Belastingdienst behandeld. Eiser, die gedupeerd is door de kinderopvangtoeslagaffaire, had een verzoek ingediend bij de Sociale Banken Nederland (SBN) voor compensatie van een schuld van € 16.833. Dit verzoek werd afgewezen omdat de schuld was afbetaald voordat eiser compensatie ontving. De minister van Financiën handhaafde deze afwijzing in een besluit van 3 december 2024.
De rechtbank oordeelt dat de minister op goede gronden heeft geweigerd om de reeds betaalde geldschuld te compenseren. Eiser voerde aan dat de voorwaarden van artikel 3.13 van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank komt niet toe aan deze vraag. De rechtbank stelt vast dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor compensatie, aangezien hij pas na de aflossing van zijn schuld een compensatiebedrag heeft ontvangen.
De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de wettelijke voorwaarden rechtvaardigen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter A.S. Gaastra, in aanwezigheid van griffier L. Janssen.