ECLI:NL:RBGEL:2025:10275

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 november 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
11955393
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming en uitvoerbaarheid bij voorraad in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 17 november 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en Stichting Vivare. [eiser] vorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van 8 oktober 2025, waarin de ontruiming van zijn woning was bevolen. De ontruiming stond gepland voor 19 november 2025. De kantonrechter oordeelde dat het vonnis van 8 oktober 2025 uitvoerbaar bij voorraad was verklaard, maar dat de motivering hiervoor ontbrak. De rechter moest daarom de belangen van [eiser] en Vivare afwegen. [eiser] stelde dat hij gezondheidsproblemen had en werkte aan het herstel van de omgangsregeling met zijn zoon, maar de rechter vond dat deze argumenten niet voldoende waren om de ontruiming te schorsen. De kantonrechter concludeerde dat het belang van Vivare bij een spoedige ontruiming zwaarder woog dan het belang van [eiser] om in de woning te blijven. Daarom werden de vorderingen van [eiser] afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten, die op € 949,00 werden begroot, inclusief wettelijke rente indien niet tijdig betaald.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11955393 \ VV EXPL 25-190
Vonnis in kort geding van 17 november 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. K.D.C. Schemkes,
toevoegingsnummer: 2HB5448
tegen
STICHTING VIVARE,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Vivare,
gemachtigde: mr. B.H.H.M. Ramakers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de vrijwillige verschijning van Vivare,
- de producties van Vivare.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 november 2025 waar beide partijen met hun gemachtigden zijn verschenen. De gemachtigden hebben het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken.
1.3.
Daarna is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1.
[eiser] vordert in kort geding schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 8 oktober 2025 van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, sector kanton, gewezen onder zaaknummer 11563413 CV EXPL 25-1604 en Vivare te verbieden de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het gehuurde) te ontruimen totdat op het door [eiser] tegen dit vonnis in te stellen hoger beroep is beslist bij eindarrest, met veroordeling van Vivare in de proceskosten.
2.2.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering. De ontruiming van het gehuurde staat gepland voor 19 november 2025.
2.3.
Het vonnis van 8 oktober 2025 is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat het direct ten uitvoer kan worden gelegd en de uitkomst van een eventueel ingesteld hoger beroep niet hoeft te worden afgewacht. De beslissing om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren is in het vonnis niet gemotiveerd. Volgens het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026 dient in dat geval - kort gezegd - bij de beoordeling van de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging te worden onderzocht of, zolang niet in hoger beroep is beslist, het belang van de huurder om in de woning te blijven (in dit geval [eiser] ), zwaarder weegt dan het belang van de verhuurder (in dit geval Vivare). Bij deze belangenafweging moet worden uitgegaan van het vonnis van 8 oktober 2025 en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. De kans van slagen van het tegen die beslissing ingestelde hoger beroep blijft daarbij buiten beschouwing, maar de kantonrechter kan in de oordeelsvorming wel betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag. Dat zal het geval kunnen zijn indien het ten uitvoer te leggen vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk bij [eiser] een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor tenuitvoerlegging dient te worden opgeschort.
2.4.
Niet gesteld is dat het vonnis van 8 oktober 2025 berust op een kennelijk misslag. Evenmin is gesteld dat
nahet vonnis feiten aan het licht zijn gekomen die een noodtoestand doen ontstaan.
2.5.
Voldoende aannemelijk is dat [eiser] een groot belang heeft om in het gehuurde te blijven wonen, maar dit is op zichzelf niet voldoende. [eiser] kampt met (gezondheids)problemen. Ter zitting gaf [eiser] aan dat hij hiervoor, weliswaar onvrijwillig, weer hulp heeft aanvaard. Niet is gesteld of gebleken dat het slagen daarvan afhangt van het hebben van woonruimte. Voorts doet [eiser] een beroep op artikel 8 EVRM en stelt hij dat hij werkt aan het herstel van de omgangsregeling met zijn zoon. Dit herstel wordt gefrustreerd als hij op straat komt te staan. Niet gebleken is dat [eiser] bij de eerdere gevoerde procedure al werkte aan het herstel van de omgangsregeling met zijn zoon. [eiser] was dus, vanaf aanvang van dit herstel, op de hoogte van het feit dat hij op korte termijn geen woonruimte meer zou hebben en had daarom ook bekend kunnen zijn met de mogelijke consequenties hiervan.
2.6.
Ten aanzien van het belang van Vivare heeft [eiser] nog opgemerkt dat het gaat om een tijdelijke huurovereenkomst tot 27 mei 2026. Het belang van Vivare bij een spoedige ontruiming zou daarom niet dermate groot zijn. Hier gaat de kantonrechter niet in mee. Voor omwonenden die overlast ervaren is een periode van ongeveer zes maanden te lang. Bovendien is het na het ontruimingsvonnis noodzakelijk gebleken om [eiser] op 10 oktober 2025 een verbod op te leggen tot het betreden van het pand van Vivare en het [betrokkene] vanwege het bedreigen van een of meerdere medewerkers van Vivare. Hieruit blijkt dat het gedrag van [eiser] niet is verbeterd. Het belang van Vivare bij een ontruiming is daarmee onverminderd aanwezig.
2.7.
Alles afwegende is de kantonrechter van oordeel dat het belang van Vivare om het vonnis ten uitvoer te kunnen leggen, en om daarmee op korte termijn verdere overlast voor omwonenden te voorkomen, zwaarder weegt dan het belang van [eiser] . Dit brengt met zich dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
2.8.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Vivare worden begroot op:
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
949,00
2.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2025.
44356 \ 61525