ECLI:NL:RBGEL:2025:10287

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
1 december 2025
Zaaknummer
11724030
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de beoordeling van dringende redenen in het arbeidsrecht

In deze zaak verzoekt de werknemer, hierna te noemen [verzoeker], om vernietiging van een ontslag op staande voet door zijn werkgever, Porsche Centrum Gelderland B.V. (hierna: PCG). De kantonrechter heeft op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Het ontslag vond plaats op 28 maart 2025, na een incident waarbij [verzoeker] een collega fysiek heeft aangevallen tijdens een discussie over een onderdeel. De kantonrechter oordeelt dat er sprake is van een dringende reden voor het ontslag, ondanks het lange en smetteloze dienstverband van [verzoeker]. De kantonrechter wijst het verzoek van [verzoeker] af, omdat het fysieke handelen van [verzoeker] onacceptabel is en niet opweegt tegen zijn dienstverband. Ook het tegenverzoek van PCG tot vergoeding van de werkelijke advocaatkosten wordt afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker].

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer / rekestnummer: 11724030 \ HA VERZ 25-41
Beschikking van 14 oktober 2025
in de zaak van
[verzoeker],
te [plaats] ( [land] ),
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. Van Ebbenhout Juristen en Mediators, t.a.v. mr. K.L. Noordijk,
tegen
PORSCHE CENTRUM GELDERLAND B.V.,
te Heteren,
verwerende partij,
hierna te noemen: PCG,
gemachtigde: mr. P.M.J. Nijboer.
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt de werknemer om vernietiging van een ontslag op staande voet. De kantonrechter wijst dit verzoek af, omdat wordt geoordeeld dat er wél sprake is van een dringende reden, die onverwijld aan [verzoeker] is medegedeeld. Hoewel [verzoeker] een lang en smetteloos dienstverband heeft gehad bij PCG is de kantonrechter van oordeel dat dit niet opweegt tegen het fysieke handelen van [verzoeker] tegen een collega, onder de omstandigheden waaronder dit is gebeurd. De verzoeken van [verzoeker] worden daarom afgewezen. Ook het tegenverzoek van PCG, tot vergoeding van de werkelijke advocaatkosten worden afgewezen bij gebrek aan de daarvoor gestelde of gebleken bijzondere omstandigheden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- de mondelinge behandeling van 23 september 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] , is sinds 1 december 2006 in dienst bij PCG. De functie van [verzoeker] is 1e monteur met een loon van € 4.048,72 bruto per maand.
2.2.
Op 28 maart 2025 is [verzoeker] op staande voet ontslagen.
2.3.
Bij e-mail van 28 maart 2025 van 14.16 uur, wordt het ontslag op staande voet bevestigd. Uit deze e-mail wordt geciteerd:
Hey [verzoeker] ,
Middels deze mail no de schriftelijke bevestiging van hetgeen wij vanmorgen besproken hebben. Op vrijdag 28 maart heb jij een collega in het magazijn fysiek aangevallen na een discussie over een onderdeel. Gezien het feit wij voor eenieder een veilige werkomgeving willen creëren kunnen wij fysiek geweld niet tolereren en staat hier geen andere sanctie op dan ontslag op staande voet.
Dit is een lastige keuze gezien jouw lange dienstverband binnen ons bedrijf, maar je begrijpt dat wij geen andere keus hebben. Fysiek geweld is simpelweg dusdanig grensoverschrijdend dat wij dat nooit zullen accepteren. Dit houdt concreet in datje per direct ontslagen bent en wij met de loonrun van april nog een eindafrekening toedoen van het openstaand saldo vakantiegeld incl. de uitbetaling van een eventueel openstaand verlofsaldo.
Wij danken je voor je getoonde inzet in de afgelopen jaren en wensen je natuurlijk al het succes in de toekomst.
2.4.
Per e-mail van maandag 31 maart 2025 maakt [verzoeker] bezwaar tegen het gegeven ontslag op staande voet. Uit deze e-mail wordt geciteerd:
Beste [betrokkene 1] ,
Naar aanleiding van je e-mail van vrijdag waarin mijn ontslag op staande voet wordt bevestigd, wil ik hierbij laten weten dat ik formeel bezwaar maak tegen dit ontslag en het niet accepteer. Ik waardeer het dat jullie mij vanochtend telefonisch hebben benaderd om de situatie 'netjes' af te handelen door mijn vakantie-uren fictief te verhogen, zodat ik over april nog ongeveer één maand salaris ontvang. Toch doet deze geste voor mij geen recht aan de ernst van de maatregel en de wijze waarop dit proces is verlopen.
Ik was inmiddels ruim 18 jaar werkzaam binnen dit bedrijf en heb mij altijd positief en met volle inzet ingezet voor het bedrijf. Mijn functioneren is altijd als goed beoordeeld, en ik heb in die jaren een sterke band opgebouwd met collega's en leidinggevenden.
Het incident op vrijdag 28 maart betreur ik zeer. Er was sprake van een hoogoplopende discussie met [betrokkene 2] waarbij ik hem in een opwelling stevig heb vastgepakt. Er is géén sprake geweest van een klap of ernstig fysiek geweld in de zin van slaan of verwonden. Ik besef dat mijn gedrag niet handig was en betreur dat het zo gelopen is. Ik had er graag over willen praten en tot een oplossing gekomen, zeker gezien mijn staat van dienst binnen het bedrijf. Het ontslag op staande voet voelt buitenproportioneel en doet geen recht aan het incident, noch aan mijn jarenlange inzet voor het bedrijf.
Ik verzoek je daarom dringend om deze beslissing te heroverwegen.
Graag ontvang ik een bevestiging per mail van ontvangst van dit bezwaar.
2.5.
Diezelfde dag reageert PCG per e-mail, waaruit wordt geciteerd:
Aanleiding
Aanleiding voor het ontslag op staande voet is gelegen in het feit dat afgelopen vrijdag 28 maart jij een collega bij zijn keel uit zijn stoel hebt getrokken en vervolgens tegen de muur hebt gedrukt. Dit gebeurde omdat jij een onderdeel miste en de collega constateerde dat deze ook niet vermeld stond op de werkorder. Jouw inziens had de collega beter kunnen weten en, ondanks dat dit niet vermeld stond, toch het onderdeel moeten bestellen. Deze veronderstelling leverde bij jouzelf dusdanig veel frustratie op dat je dit op de voornoemde wijze hebt geuit. Je spreek zelf tegen dat er sprake was van ernstig fysiek geweld. Echter, de betreffende collega heeft sinds het voorval erg veel last van zijn keel en nek. Momenteel heeft hij hier nog steeds last van, maar probeert met zalfde pijn te onderdrukken/verminderen. Ook vrijdag hebben wij zelf geconstateerd dat de betreffende collega zichtbaar plekken in zijn nek had naar aanleiding van het voorval en gaf hij aan last te hebben. Ons inziens is dus weldegelijk sprake geweest van fysiek geweld.
Dienstverband
Jij stelt dat je 18 jaar werkzaam bent geweest binnen het bedrijf in hierin altijd volle inzet hebt getoond. Dit zullen wij ook niet tegenspreken. Echter, als goed werkgever zijn wij verantwoordelijk voor een prettige en veilige werkomgeving voor eenieder. Hierbinnen is geen ruimte voor fysiek geweld wat ten koste gaat van dit veiligheidsgevoel. Jouw actie is een dusdanig grensoverschrijdend vergrijp geweest dat dit afbreuk doet aan de veiligheid op de werkvloer en derhalve hebben wij als werkgever geen andere optie dan jou op staande voet te ontslaan. Dit is geen leuke beslissing, maar het bedrijfsbelang staat hierin centraal.
Conclusie
Wij hebben de beslissing uitvoerig besproken met [betrokkene 3] (financieel directeur), [betrokkene 4] (aftersales directeur), [betrokkene 5] (algemeen directeur). En wij zijn unaniem tot de conclusie gekomen dat de genomen sanctie weldegelijk proportioneel is en derhalve wijzen wij jouw bezwaar formeel af. Zoals benoemd betreuren wij de situatie en kent deze beslissing alleen maar verliezers. Echter, als werkgever willen treden wij hard op tegen fysiek geweld en zullen/kunnen wij dergelijk handelen als afgelopen vrijdag heeft plaatsgevonden bestraffen met ontslag op staande voet.
2.6.
[verzoeker] schakelt hierna een gemachtigde in die per brief van 11 april 2025 PCG verzoekt het ontslag op staande voet te vernietigen en de arbeidsovereenkomst te herstellen per 28 maart 2025.
2.7.
Diezelfde dag reageert PCG op voornoemde brief en komt tot de conclusie dat het verzoek tot vernietiging is gebaseerd op een foutief geschetste casus en verkeerde aannames. Zij schetst in deze brief ook haar visie op de situatie en het handelen daarna. Zij handhaaft haar standpunt dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven.
2.8.
Er volgt nog meer correspondentie tussen partijen waarin zij proberen tot onderlinge overeenstemming te komen om dit geschil buiten rechte op te lossen. Dat is niet gelukt.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter - samengevat - voor recht te verklaren dat het ontslag op staande voet onterecht is gegeven en PCG te veroordelen tot onder andere betaling van de transitievergoeding, gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding.
3.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek het volgende ten grondslag. Volgens [verzoeker] is geen sprake van een dringende reden en heeft PCG onvoldoende rekening gehouden met het lange, smetteloze dienstverband van [verzoeker] , waarmee zij buitenproportioneel heeft gehandeld door zeer kort na het incident, het meest verstrekkende arbeidsrechtelijke middel in te zetten. Volgens [verzoeker] ging het om een eenmalige, korte, beperkte fysieke handeling die geen letsel tot gevolg heeft gehad. Hij heeft in een emotionele toestand de betrokken collega bovenaan de borst gepakt. Deze handeling, gelet op de omstandigheden waaronder dit plaatsvond, kan niet kwalificeren als een dringende reden. PCG had een ander, minder verregaande maatregel kunnen treffen zoals een waarschuwing, tijdelijke schorsing of interne bemiddeling. De gevolgen van het ontslag op staande voet zijn groot voor [verzoeker] , nu hij een 18 jarig smetteloos dienstverband bij PCG heeft gehad. Hij is de kostwinner thuis, mede nu zijn vrouw arbeidsongeschikt is en regelmatig zorgbehoevend. De tijdsspanne tussen het incident en het daadwerkelijke ontslag was erg kort, waardoor het volgens [verzoeker] aan een zorgvuldige toetsing heeft ontbroken. Er is geen deugdelijk feitenonderzoek geweest en evenmin heeft voldoende hoor- en wederhoor plaatsgevonden.
Tot slot stelt [verzoeker] dat het voor hem niet direct duidelijk was waarom hij werd ontslagen. De e-mail van later op de dag, waarin de reden van het ontslag wordt omgeschreven als
“vrijdag 28 maart heb jij een collega in het magazijn fysiek aangevallen na een discussie over een onderdeel (…) Fysiek geweld is simpelweg dusdanig grensoverschrijdend dat wij dat nooit zullen accepteren”is te summier en weinig concreet, aldus [verzoeker] . Daarmee is geen sprake van de onverwijlde mededeling van de dringende reden.
Gevolg van al het voorgaande moet volgens [verzoeker] zijn dat de kantonrechter een verklaring voor recht geeft dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven. Hij maakt daarom ook aanspraak op de gebruikelijke vergoeding, waaronder de transitievergoeding, de gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding.
3.3.
PCG voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. PCG voert ‑ samengevat ‑ aan dat het incident dat zich heeft voorgedaan op 28 maart 2025 weldegelijk een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. [verzoeker] heeft [betrokkene 2] na een discussie over een missend onderdeel bij de keel gegrepen en tegen de muur gedrukt, waarna collega’s direct hebben ingegrepen om de situatie te beëindigen. [verzoeker] bagatelliseert zijn handelen, terwijl volgens PCG het kwalificeert als een mishandeling waarop een ontslag op staande voet gerechtvaardigd is. De omstandigheden waaronder het gebeurde dragen hier volgens PCG aan bij. Er was geen aanleiding voor [verzoeker] om fysiek te worden, hij werd niet geprovoceerd door [betrokkene 2] , er waren geen eerdere incidenten geweest of meldingen door [verzoeker] over [betrokkene 2] gedaan en van het door [verzoeker] gestelde slechte functioneren van [betrokkene 2] is bij PCG niets bekend. Enige vorm van fysiek geweld op de werkvloer kan niet worden getolereerd, een werkgever dient te zorgen voor een veilige werkomgeving voor al zijn personeel. PCG heeft na het incident weliswaar snel, maar zorgvuldig gehandeld. Alle betrokkenen waren al, of snel daarna, ter plaatse, waarna gesprekken zijn gevoerd over het incident en PCG voldoende gelegenheid heeft geboden voor hoor- en wederhoor. Het was voor [verzoeker] bovendien direct duidelijk waarom hij werd ontslagen, mede gezien zijn eigen handelen daarna, waaronder het uitgebreid afscheid nemen van zijn collega’s onder de mededeling dat hij “stom” was geweest.
PCG verzoekt de kantonrechter, omdat [verzoeker] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 30.245,45 voor gemaakte advocaatkosten op grond van artikel 7:686a jo 7:611 BW.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of PCG [verzoeker] terecht op staande voet heeft ontslagen. [verzoeker] wil niet meer terug naar PCG, hij verzoekt daarom om een verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven en de daarbij behorende de gebruikelijke vergoedingen.
Dringende reden
4.2.
De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. De kantonrechter legt hierna uit hoe tot dit oordeel is gekomen.
4.3.
Tussen partijen staat vast dat [verzoeker] een collega, [betrokkene 2] , fysiek heeft aangevallen. Hoe dat precies is gegaan staat tussen partijen ter discussie. [verzoeker] stelt dat hij [betrokkene 2] kortstondig bovenaan de borst heeft vastgepakt, terwijl PCG zich op het standpunt stelt dat [verzoeker] [betrokkene 2] bij de keel heeft gegrepen. Meerdere collega’s die bij het incident betrokken waren, waaronder [betrokkene 2] zelf, hebben over de gebeurtenissen verklaard. Uit deze verklaringen volgt dat [verzoeker] [betrokkene 2] bij de keel heeft vastgepakt. De collega’s die het hebben zien gebeuren verklaren dit en ook een collega die korte tijd later aankwam verklaart dat [betrokkene 2] rode plekken in zijn hals had. De verklaring van [verzoeker] zelf, dat hij [betrokkene 2] boven aan zijn borst heeft vastgepakt wordt daarmee minder aannemelijk. Wat er exact is gebeurd kan echter in het midden blijven nu niet ter discussie staat dat [verzoeker] [betrokkene 2] fysiek heeft aangevallen, zonder een duidelijke aanleiding. Er was daarvoor een korte discussie tussen beiden over een niet complete bestelling als gevolg waarvan de irritatie bij [verzoeker] ontstond. Echter, uit de overgelegde verklaringen kan niet worden afgeleid dat [betrokkene 2] enige handeling van [verzoeker] heeft uitgelokt of dat er daarvoor al sprake was van een gespannen sfeer tussen beiden, waarbij ook [betrokkene 2] een verwijt kan worden gemaakt. Voorgaand handelen van [verzoeker] is onacceptabel en levert een dringende reden op voor ontslag.
4.4.
De stellingen van [verzoeker] met betrekking tot zijn onbekendheid met het zero-tolerance beleid van PCG voor dit soort situaties kunnen niet tot een ander oordeel leiden. [verzoeker] heeft met zijn handelen een grens gepasseerd die niet hoeft te worden vastgelegd in een handboek om enkel na bekendheid daarmee een dringende reden voor ontslag op te leveren. Ook de suggestie van [verzoeker] dat het PCG ook goed uitkomt om van hem af te komen, omdat hij een dure werknemer zou zijn vanwege zijn ingeleverde ATV dagen voor extra loon en het betaald verlof dat hij heeft genoten in verband met de ziekte van zijn vrouw, passeert de kantonrechter. Er is geen enkele aanleiding om aan te nemen dat er in de korte tijd dat de hele situatie zich heeft afgespeeld PCG op enig moment zich heeft bedacht dat een ontslag op staande voet ook ‘handig’ uitkwam. Alles wat PCG hierover heeft aangevoerd geeft meer de indruk dat PCG enorm overrompeld was en het enorm spijtig vindt hoe het is gelopen, omdat [verzoeker] juist een goede werknemer was.
4.5.
Hoewel kan worden vastgesteld dat PCG snel heeft gehandeld, wordt dit niet als onzorgvuldig beoordeeld. Immers, alle betrokken personen waren (vrijwel direct) aanwezig en zijn ook direct na het incident gehoord of betrokken bij de besluitvorming. [verzoeker] heeft daarbij de gelegenheid gehad zijn kant van het verhaal te vertellen. Ook is niet gesteld of gebleken dat er later nog andere feiten naar voren zijn gekomen die tot een andere beoordeling van de situatie hadden kunnen leiden.
Onverwijlde mededeling
4.6.
Het was [verzoeker] , in tegenstelling tot zijn standpunt in de procedure, duidelijk waarom hij op 28 maart 2025 op staande voet werd ontslagen. Hij heeft nota bene direct zijn excuses aangeboden aan de betrokken collega en van het overige personeel diezelfde dag afscheid genomen. Zijn stelling dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is medegedeeld, omdat het bij de mededeling van het ontslag en in de bevestigingsbrief van diezelfde dag niet duidelijk zou zijn wat hem precies verweten wordt, wordt daarom gepasseerd. Dat [verzoeker] een andere lezing geeft aan wat er tijdens het incident is gebeurd dan PCG, neemt niet weg dat [verzoeker] precies weet wat hem wordt verweten. Dat hij op dat moment, overvallen door emoties en de situatie, niet direct zijn rechtspositie duidelijk had, maakt dit niet anders. Het ontslag op staande voet is een eenzijdige rechtshandeling van de werkgever, waar de werknemer op dat moment geen verandering in kan brengen.
4.7.
Gelet op het voorgaande wordt het verzoek van [verzoeker] , om een verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven, afgewezen.
Transitievergoeding, gefixeerde schade vergoeding en billijke vergoeding
4.8.
Omdat de kantonrechter hiervoor heeft geoordeeld dat sprake is van feiten en omstandigheden die een dringende reden opleveren voor het ontslag op staande voet heeft [verzoeker] geen recht op betaling van enige door hem verzochte vergoeding.
Tegenverzoek betaling van een vergoeding voor werkelijke advocaatkosten
4.9.
PCG heeft bij zelfstandig tegenverzoek vergoeding van de werkelijke advocaatkosten verzocht. Zij stelt hiervoor dat het ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker] , wat volgt uit het bestaan van een dringende reden voor ontslag, maakt dat [verzoeker] de advocaatkosten van PCG dient te vergoeden. De kantonrechter wijst dit verzoek af.
De advocaatkosten vallen onder de proceskosten van artikel 237 e.v. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en niet onder de buitengerechtelijke kosten van artikel 6:96 lid 2 onder c BW. Artikel 241 Rv bepaalt dat in beginsel geen vergoeding voor de werkelijke proceskosten open staat, maar dat een forfaitair liquidatietarief geldt. Afwijking van deze regel is alleen mogelijk in bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door een procedure te starten. De kantonrechter is van oordeel dat er geen bijzondere omstandigheden zijn gesteld of gebleken op grond waarvan moet worden geoordeeld dat [verzoeker] misbruik heeft gemaakt van procesrecht of onrechtmatig jegens PCG heeft gehandeld.
Proceskosten
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker] , omdat hij ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van PCG worden begroot op € 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst het verzoek af,
5.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.3.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad [1] ,
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken op
14 oktober 2025.

Voetnoten

1.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.