ECLI:NL:RBGEL:2025:10622

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
9 december 2025
Zaaknummer
11784620
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst op grond van verstoorde arbeidsverhouding en afwijzing van verzoeken tot schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter op 28 november 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Hebo Solutions B.V. en [verweerster]. De werkgever, Hebo, verzocht om ontbinding op basis van artikel 7:686 BW, stellende dat [verweerster] haar had misleid tijdens de sollicitatie en niet voldeed aan de functie-eisen. De kantonrechter oordeelde dat de gestelde misleiding betrekking had op de periode vóór de arbeidsovereenkomst en niet kon leiden tot ontbinding op grond van wanprestatie. Het verzoek werd afgewezen omdat er geen ernstige tekortkomingen waren vastgesteld.

Subsidiair verzocht Hebo om ontbinding op basis van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster], maar ook dit verzoek werd afgewezen. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van verwijtbaar handelen. Wel werd het verzoek tot ontbinding op grond van een verstoorde arbeidsverhouding toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat de relatie tussen partijen dermate verstoord was dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer mogelijk was. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 januari 2026.

Daarnaast werd [verweerster] veroordeeld tot teruggave van bedrijfseigendommen en tot betaling van een achterstallige lening. De kantonrechter wees ook de verzoeken van Hebo tot schadevergoeding af, omdat niet was aangetoond dat [verweerster] onrechtmatig had gehandeld. Tot slot werd [verweerster] recht op een transitievergoeding toegekend, omdat er geen ernstig verwijtbaar handelen was vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer / rekestnummer: 11784620 \ HA VERZ 25-104
Beschikking van 28 november 2025
in de zaak van
HEBO SOLUTIONS B.V.,
gevestigd te Enschede,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: Hebo,
gemachtigde: Cornel Rechtskundig Advies, t.a.v. mr. E.P. Cornel,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verweerster] ,
gemachtigde: mr. G.J. van den Hoven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenbeschikking van 6 oktober 2025,
- de akte van 27 oktober 2025 van Hebo,
- de akte van 17 november 2025 van [verweerster] .
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling van het verzoek en de tegenverzoeken

2.1.
Bij beschikking van 6 oktober 2025 heeft de kantonrechter partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de betekenis van de brief van 27 mei 2025 van Hebo aan [verweerster] in het kader van de gevorderde ontbinding. Uit de reactie van partijen blijkt dat partijen het erover eens zijn dat de arbeidsovereenkomst niet is opgezegd bij brief van 27 mei 2025. Dit brengt met zich dat de arbeidsovereenkomst nog voortduurt en dat wordt toegekomen aan de inhoudelijke beoordeling van het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Artikel 7:686 BW: tekortkoming in de nakoming van de arbeidsovereenkomst
2.2.
Primair verzoekt Hebo de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:686 BW. Volgens vaste jurisprudentie is een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van wanprestatie (artikel 7:686 BW in verbinding met artikel 6:265 BW) slechts mogelijk in geval van ernstige wanprestatie. Het moet dan gaan om een tekortkoming die zodanig ernstig is dat ze aanleunt tegen een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 BW. De werkgever moet kunnen aantonen dat de werknemer structureel of in ernstige mate niet voldoet aan zijn verplichtingen die uit de arbeidsovereenkomst voortvloeien.
2.3.
Hebo legt aan haar verzoeken ten grondslag dat [verweerster] haar bij de sollicitatie heeft misleid en valse inlichtingen heeft gegeven over de eerder door haar uitgevoerde werkzaamheden, de wijze waarop de eerdere arbeidsovereenkomst is geëindigd en haar ervaring met het boekhoudprogramma Exact. Daarnaast is zij niet geschikt voor de functie van administratief medewerker, heeft zij fouten gemaakt in de uitvoering van haar werkzaamheden en heeft zij de aan haar functie verbonden geheimhoudingsplicht geschonden door bijzonderheden aangaande de financiën van Hebo en/of directieleden bekend te maken binnen de onderneming van Hebo.
2.4.
De kantonrechter stelt vast dat de gestelde misleiding en de onjuist gegeven inlichtingen door [verweerster] zien op de sollicitatie, derhalve de periode voorafgaand aan het sluiten van de arbeidsovereenkomst. Deze zien niet op de uitvoering van de arbeidsovereenkomst en kunnen om die reden niet leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een toerekenbaar tekortschieten (wanprestatie). [1] Het verzoek tot ontbinding op grond van artikel 7:686 BW wordt daarom afgewezen.
Voor zover aan artikel 7:686 BW ook ten grondslag wordt gelegd dat er sprake is van disfunctioneren wordt het verzoek eveneens afgewezen omdat disfunctioneren geen ernstige tekortkoming oplevert. Hetzelfde geldt voor de uitlatingen die [verweerster] zou hebben gedaan over bijzonderheden aangaande de huishouding of het bedrijf van Hebo. Bovendien heeft Hebo aan [verweerster] , nadat zij op haar handelen is aangesproken, nog een cursus (november 2024) en een overeenkomst van geldlening (februari 2025) aangeboden. Blijkbaar waren de gestelde feiten en omstandigheden, voor zover deze in rechte al zouden komen vast te staan, op dat moment van onvoldoende gewicht om Hebo ervan te weerhouden een cursus en een overeenkomst van geldlening aan [verweerster] aan te bieden. Hetgeen na februari 2025 heeft plaatsgevonden c.q. bekend is geworden, is beperkt tot de discussie of Goede Vrijdag een vrije dag is en een aantal fouten in de boekhouding. Dit is onvoldoende om tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:686 BW te komen. De kantonrechter wijst de verzochte ontbinding op deze grond dan ook af. Dit geldt ook voor de door Hebo aan de ontbinding op grond van artikel 7:686 BW gekoppelde schadevergoeding.
Opzegverbod
2.5.
Voor de beoordeling van de subsidiaire en de meer subsidiaire grondslagen is ingevolge het bepaalde in artikel 7:671b lid 2 BW onderzocht of een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670 BW of enig ander opzegverbod geldt. Dit is niet het geval.
E-grond: verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer
2.6.
Hebo heeft haar verzoek subsidiair gegrond op artikel 7:669 lid 3 sub e BW, te weten ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster] , zodanig dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
2.7.
Aan dit verzoek heeft Hebo dezelfde feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd als aan haar verzoek tot ontbinding op grond van artikel 7:686 BW. Naar het oordeel van de kantonrechter kwalificeert dit handelen van [verweerster] evenmin als verwijtbaar handelen. De kantonrechter wijst ook de ontbinding op deze grond af.
G-grond: verstoorde arbeidsverhouding
2.8.
Meer subsidiair legt Hebo een verstoorde arbeidsverhouding ten grondslag aan haar ontbindingsverzoek. Naar het oordeel van de kantonrechter slaagt het ontbindingsverzoek op deze grond wel. Hebo meent dat [verweerster] onvoldoende functioneert als administratief medewerker, maar heeft haar hierop niet zichtbaar aangesproken. Pas achteraf en in het kader van deze procedure heeft Hebo (onjuiste) gespreksverslagen c.q. verklaringen opgesteld c.q. laten opstellen. Dit is Hebo aan te rekenen. [verweerster] heeft op haar beurt onvoldoende voortgang geboekt met de cursus die haar door Hebo is aangeboden. [verweerster] had de cursus, waarvoor een looptijd van vijf maanden staat, na zeven maanden nog niet afgerond. Daarnaast heeft zij de geheimhoudingsplicht geschonden door bijzonderheden aangaande de huishouding of het bedrijf Hebo bekend te maken. Dit laatste is op zichzelf onvoldoende voor een ontbinding op grond van ernstige wanprestatie dan wel de e-grond, maar zet wel de verhouding tussen partijen dermate onder druk dat het de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst daarom op grond van de verstoorde arbeidsverhouding. Gelet op de verstoorde arbeidsverhouding en de beperkte omvang van het bedrijf van Hebo ligt herplaatsing niet in de rede.
2.9.
De eveneens door Hebo aangevoerde meer subsidiaire grondslag (h-grond) behoeft, gelet op de toewijzing van het ontbindingsverzoek op grond van de verstoorde arbeidsverhouding (g-grond), geen bespreking meer.
Opzegtermijn
2.10.
Nu de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, dient voor de bepaling van de einddatum rekening te worden gehouden met de geldende opzegtermijn van één maand. Nu deze opzegtermijn gelijk is aan de minimale opzegtermijn (na aftrek van de proceduretijd), zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden op 1 januari 2026.
Inleveren bedrijfseigendommen
2.11.
Hebo heeft onbetwist afgifte verzocht van de monitor (Lenovo D27-40), de telefoon (Samsung Galaxy S24) en de sleutel van het bedrijfspand in Opheusden. Nu de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2026 eindigt, is [verweerster] gehouden de bedrijfseigendommen die zij onder zich heeft aan Hebo terug te geven. [verweerster] wordt dan ook veroordeeld tot teruggave van voornoemde zaken binnen zeven dagen na betekening van deze beschikking.
Schadevergoeding Olympia, studieovereenkomst en overeenkomst van geldlening
2.12.
Hebo heeft voorts verzocht [verweerster] te veroordelen tot vergoeding van de door haar geleden schade. Haar schade bestaat uit het door Olympia aan Hebo gedeclareerde bedrag van € 9.720,00 exclusief btw, de cursuskosten van € 853,25 en het openstaande bedrag uit hoofde van de geldlening van € 3.500,00, aldus Hebo. De kantonrechter oordeelt als volgt.
2.13.
Ten aanzien van het door Olympia aan Hebo gedeclareerde bedrag overweegt de kantonrechter dat niet is komen vast te staan dat [verweerster] Olympia onjuist heeft geïnformeerd over de eerder door haar uitgevoerde werkzaamheden, de wijze waarop de eerdere arbeidsovereenkomst is geëindigd en haar ervaring met het boekhoudprogramma Exact. Van onrechtmatig handelen is dan ook geen sprake. Voorts is niet gebleken van een andere grondslag voor de toewijzing van dit verzoek, zodat de kantonrechter dit verzoek afwijst.
2.14.
Voorts vordert Hebo op grond van de studieovereenkomst terugbetaling van een bedrag van € 853,25. Hoewel de handtekening van [verweerster] onder de studieovereenkomst staat, wordt de inhoud van de bij het verzoekschrift overgelegde studieovereenkomst door haar betwist. In beginsel ligt het op de weg van Hebo om, bij betwisting door [verweerster] , de inhoud van de studieovereenkomst te bewijzen. In dit geval komt de kantonrechter hieraan niet toe, nu in de studieovereenkomst is opgenomen dat wanneer de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever wordt beëindigd, er geen terugbetalingsregeling geldt. Gelet op het feit dat de arbeidsovereenkomst op verzoek van Hebo wordt ontbonden, geldt er op grond van de overgelegde studieovereenkomst (hoe dan ook) geen terugbetalingsregeling. [verweerster] is uit dien hoofde niets aan Hebo verschuldigd. Dit verzoek wordt dan ook afgewezen.
2.15.
Hoewel de vraag opgeworpen kan worden of het verzoek van Hebo om [verweerster] te veroordelen tot het terugbetalen van het door haar, op grond van de overeenkomst van geldlening nog resterende bedrag van € 3.500,00, een met het einde van de arbeidsovereenkomst samenhangend verzoek betreft als bedoeld in artikel 7:686a lid 3 BW, zal de kantonrechter in dit specifieke geval dit verzoek om proceseconomische redenen niet met gebruikmaking van artikel 69 Rv verwijzen naar de dagvaardingsprocedure en deze vordering inhoudelijk behandelen en afdoen.
2.16.
Door [verweerster] is niet betwist dat uit hoofde van de overeenkomst van geldlening een bedrag van € 3.500,00 onbetaald is gelaten. Uit de overeenkomst blijkt dat [verweerster] gehouden is maandelijks een bedrag van € 250,00 terug te betalen, hetgeen zij over de maanden februari tot en met mei 2025 heeft gedaan. Tussen partijen is niet overeengekomen dat de geldlening ineens opeisbaar is bij het einde van de arbeidsovereenkomst. Dit brengt met zich dat de achterstand inmiddels is opgelopen tot zes maanden (de periode juni tot en met november 2025) á € 250,00. [verweerster] zal daarom worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.500,00. Voorts zal zij worden veroordeeld om maandelijks € 250,00 te voldoende vanaf 1 december 2025 tot de dag waarop de lening volledig is terugbetaald.
Transitievergoeding en billijke vergoeding
2.17.
[verweerster] maakt aanspraak op de betaling van een transitievergoeding en een billijke vergoeding.
2.18.
Uit artikel 7:673 lid 1, aanhef en sub a, onder 2 BW volgt dat de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd is indien - kort gezegd - de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever is ontbonden. Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster] is niet gebleken. [verweerster] kan dan ook aanspraak maken op de wettelijke transitievergoeding.
2.19.
De wettelijke rente over de transitievergoeding wordt conform artikel 7:686a lid 1 BW toegewezen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, te weten vanaf 1 februari 2026, totdat alles is betaald.
2.20.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om [verweerster] een billijke vergoeding toe te kennen. Gelet op artikel 7:671b lid 8, onderdeel c, BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijk gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren (zie:
Kamerstukken II,2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34)
.Een dergelijke situatie heeft zich hier niet voor gedaan.
2.21.
Hebo hoeft geen gelegenheid te krijgen het verzoek in te trekken, omdat aan de ontbinding geen billijke vergoeding wordt verbonden.
Correcte eindafrekening en uitbetaling verlofdagen en vakantiegeld
2.22.
Gelet op de ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal het verzoek Hebo te veroordelen tot het opmaken van een correcte eindafrekening per 1 januari 2026 en uitbetaling van de niet-genotenverlofdagen en het openstaande vakantiegeld eveneens worden toegewezen. De wettelijke rente hierover wordt toegewezen vanaf 1 februari 2026 totdat alles is betaald.
Proceskosten
2.23.
De kantonrechter ziet aanleiding in de verhoudingen tussen partijen om de proceskosten in het verzoek en in het tegenverzoek te compenseren, in die zin dat ieder van partijen haar eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 januari 2026,
3.2.
veroordeelt Hebo om aan [verweerster] de wettelijke transitievergoeding te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2026 totdat alles is betaald,
3.3.
veroordeelt Hebo om aan [verweerster] een correcte eindafrekening te verstrekken en aan haar te betalen de niet-genoten verlofdagen en het vakantiegeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2026 totdat alles is betaald,
3.4.
veroordeelt [verweerster] tot afgifte aan Hebo, binnen zeven dagen na betekening van deze beschikking, van de aan haar ter beschikking gestelde monitor (Lenovo D27-40), telefoon (Samsung Galaxy S24) en de sleutel van het pand in Opheusden,
3.5.
veroordeelt [verweerster] om aan Hebo uit hoofde van de overeenkomst van geldlening te betalen een bedrag van € 1.500,00, en maandelijks een bedrag van € 250,00 vanaf 1 december 2025 tot de dag waarop de lening volledig is terugbetaald,
3.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt,
3.7.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2025.
44356 \ 498

Voetnoten

1.Onder omstandigheden kan het geven van verkeerde informatie bij een sollicitatie leiden tot nietigheid of vernietiging van de arbeidsovereenkomst als bijvoorbeeld sprake is van bedrog, misbruik van omstandigheden of dwaling. Dat is in deze zaak niet gesteld en evenmin is de nietigheid ingeroepen of vernietiging gevorderd, daargelaten of dat succesvol zou zijn.