ECLI:NL:RBGEL:2025:1063

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
ARN 23/5799
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en de verantwoordelijkheid van de belanghebbende bij het gebruik van een parkeerapp

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van de belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem had op 25 januari 2023 een naheffingsaanslag opgelegd aan de belanghebbende, die op 9 januari 2023 zijn auto had geparkeerd in een verkeerde parkeerzone. De belanghebbende had betaald voor zone [zone 1], terwijl de parkeerplaats onder zone [zone 2] viel. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende onvoldoende heeft aangetoond dat de parkeerapp een fout bevatte of verwarrende informatie toonde. De rechtbank stelt vast dat de belanghebbende had moeten controleren of hij de juiste zone had gekozen, en dat hij de mogelijkheid had om naar de dichtstbijzijnde parkeerautomaat te lopen om het juiste nummer te kiezen. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, in aanwezigheid van mr. C.H. den Blaauwen-Jansen, griffier. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en er is geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/5799

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats 1], belanghebbende,

(gemachtigde: [naam gemachtigde]),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem, de heffingsambtenaar.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 12 mei 2023.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende op 25 januari 2023 een naheffingsaanslag parkeerbelasting (aanslagnummer [nummer 1]) opgelegd.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar tijdig beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 27 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: namens de heffingsambtenaar [persoon A]. Belanghebbende noch zijn gemachtigde is - zonder bericht van verhindering - op zitting verschenen. De gemachtigde procedeert vrijwillig digitaal (via Digitale Toegang) bij de rechtbank. De rechtbank heeft op 29 november 2024 gemachtigde van belanghebbende via Digitale Toegang onder vermelding van tijd en plaats uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van de zitting op 27 januari 2025. De rechtbank heeft op 29 november 2024 om 12.46 uur een geautomatiseerd notificatiebericht gestuurd aan het opgegeven e-mailadres met daarin de mededeling dat de uitnodiging voor de zitting is geplaatst in het digitale dossier. Belanghebbende heeft de uitnodiging voor de zitting aldus op 29 november 2024 ontvangen, dan wel wordt geacht die dan te hebben ontvangen. [1] De rechtbank is van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze en tijdig is aangeboden.

Feiten

1. Belanghebbende heeft op 9 januari 2023 zijn auto, een Chevrolet Aveo met
kenteken [kenteken] (de auto), geparkeerd op de [locatie 1] te [plaats 2], ter hoogte van [locatie 2], [locatie 1] nummer [nummer 2].
2. De heffingsambtenaar heeft op 9 januari 2023 om 20:53 uur geconstateerd dat de
auto op de [locatie 1] stond geparkeerd en dat er te weinig parkeerbelasting was betaald. Belanghebbende had namelijk betaald voor zone [zone 1], maar de bewuste plek valt niet onder die zone. De heffingsambtenaar heeft belanghebbende daarom een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 76,30 (bestaande uit € 3,40 voor het parkeren en € 72,90 voor kosten).

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag
parkeerbelasting terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Niet in geschil is dat de [locatie 1] is aangewezen als een gebied waar betaald moet worden voor het parkeren. Dit volgt uit de Verordening parkeren en parkeerbelasting 2023 van de gemeente Arnhem (de Verordening) en het Uitwerkingsbesluit 2023 behorend bij de Verordening. In de gebiedentabel bij dat Uitwerkingsbesluit staat dat de [locatie 1] valt onder parkeerzone [zone 2].
6. De gemachtigde heeft in het beroepschrift vermeld wat belanghebbende bij het aanmelden van de zaak aan de gemachtigde heeft laten weten:
“Ik heb via de parkeerapp van [app 1] betaald mijn parkeergeld vanaf 19.37 uur betaald. Parkeerzone [plaats 2] – [zone 1] daar hoort ook de [locatie 1] bij.” [2]
7. De gemachtigde heeft in het beroepschrift delen van twee uitspraken geciteerd [3] en heeft vervolgens betoogd:
“Aldus kan de heffingsambtenaar in redelijkheid niet verwijten dat belanghebbende aangifte wil doen van de parkeerbelasting via [app 2]. Belanghebbende heeft de onderzoeksplicht in acht genomen; de fout ligt kennelijk bij [app 2]. Conform het arrest van de Hoge Raad is dit toerekenbaar aan de heffingsambtenaar, omdat de heffingsambtenaar de parkeerapp toestaat. Dit heeft de heffingsambtenaar niet onderkend.” [4]
8. De rechtbank stelt vast dat belanghebbende volgens zijn eigen verklaring met de app van [app 1] heeft betaald voor parkeren in de zone [zone 1]. Volgens hem valt de [locatie 1] daaronder. Dit klopt echter niet, want de [locatie 1] valt onder zone [zone 2]. Dus belanghebbende heeft betaald voor de verkeerde zone, waardoor een naheffingsaanslag kon worden opgelegd. De stelling van de gemachtigde dat er sprake is van een fout van [app 2] is niet onderbouwd en klopt ook niet met de stelling van belanghebbende zelf, die immers schreef dat hij de [app 1] app had gebruikt. Belanghebbende heeft niet gesteld of onderbouwd wat voor hem zichtbaar was in de app en welke informatie hij dus via de app kreeg. Daarom kan de rechtbank niet vaststellen of sprake was van een fout in de app of van verwarrende of onjuiste informatie in de app.
9. De heffingsambtenaar heeft tijdens de zitting aangevoerd dat hij met een collega heeft geprobeerd om met een app te betalen op de plek waar belanghebbende stond, [locatie 1] [nummer 2], en dat hij toen de juiste zone code te zien kreeg. Gelet hierop acht de rechtbank niet aannemelijk dat belanghebbende onjuiste informatie over de zonecode heeft gekregen via de door hem gebruikte app. Van een aan de heffingsambtenaar toerekenbare fout kan bij deze stand van zaken dan ook geen sprake zijn.
10. Mocht het zo zijn dat de app verschillende zonenummers toonde waaruit belanghebbende moest kiezen, dan had het op de weg van belanghebbende gelegen om naar de dichtstbijzijnde parkeerautomaat te lopen om het juiste nummer te kiezen. De rechtbank heeft op Google Maps vastgesteld dat die parkeerautomaat vrij dicht bij de parkeerplaats op [locatie 1] nummer [nummer 2] stond, zodat dit ook gemakkelijk had gekund.
11. Het voorgaande brengt mee dat de primaire beroepsgrond faalt.
12. De subsidiaire beroepsgrond kan ook niet leiden tot een gegrond beroep. Dit gelet op de uitspraken van de Hoge Raad van 18 januari 2019 (ECLI:NL:HR:2019:56) en van het Gerechtshof Amsterdam van 26 maart 2024 (ECLI:NL:GHAMS:2024:979). De aanslag hoeft dus niet te worden verlaagd met het bedrag dat voor de verkeerde zone is betaald.

Conclusie en gevolgen

13. De naheffingsaanslag parkeerbelasting is terecht opgelegd, dus het beroep is
ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor een vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. den Blaauwen-Jansen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030,
6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Hoge Raad 31 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:160.
2.Zie beroepschrift punt 2.
3.Gemachtigde verwijst naar ECLI:NL:HR:2020:1014 en ECLI:NL:RBNNE:2020:3911.
4.Zie beroepschrift punt 5.