ECLI:NL:RBGEL:2025:1163

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
05/270930-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met shovel leidt tot taakstraf en voorwaardelijke ontzegging rijbevoegdheid

Op 10 februari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 december 2023 in Barneveld betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, bestuurder van een shovel, reed op de Harselaarseweg en heeft een fietser aangereden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde feit, namelijk het niet voldoende regelen van zijn snelheid, waardoor hij de fietser over het hoofd zag en een aanrijding veroorzaakte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit, omdat dit enkel voortkwam uit een moment van onoplettendheid. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het belang van zijn rijbewijs voor zijn werk.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/270930-24
Datum uitspraak : 10 februari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1956 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. M. Brokx, advocaat in Breda.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 december 2023 te Barneveld als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (motorrijtuig met een beperkte snelheid (aan de voorzijde voorzien van een verwisselbaar uitrusttingsstuk)),
komende uit de richting van de Baron van Nagellstraat, gaande in de richting van de Nijkerkerweg, daarmede heeft gereden over de Harselaarseweg,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl hij dat voertuig beroepsmatig bestuurde en/of bestuurder was van een groot en/of zwaar voertuig en/of
terwijl het donker was en/of de aanwezige straatverlichting geen licht uitstraalde en/of
terwijl de door hem bereden weg bestond uit een rijbaan die aan beide zijden was voorzien van een fietssuggestiestrook en/of
terwijl dat voertuig in strijd was met artikel 5.18.21a lid 1 onder d van de Regeling Voertuigen (RV), immers bedroeg de gemeten afstand tussen het hart van het stuurwiel en de voorzijde van het verwisselbare uitrustingsstuk meer dan 3,5 meter, namelijk ongeveer 6 meter en/of
terwijl dat voertuig in strijd was met artikel 5.7.48 lid 1 RV, immers was de metalen strip aan de voorzijde van het verwisselbare uitrustingsstuk scherp en/of
terwijl het (voorwaartse) zicht van verdachte (ernstig) werd belemmerd, beperkt of gehinderd (door het verwisselbare uitrustingsstuk) en/of
terwijl voor hem, verdachte, op die weg (de Harselaarseweg) een fietser fietste,
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde voertuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
(op de fietssuggestiestrook) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, die fietser,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 december 2023 te Barneveld als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (motorrijtuig met een beperkte snelheid (aan de voorzijde voorzien van een verwisselbaar uitrusttingsstuk)),
komende uit de richting van de Baron van Nagellstraat, gaande in de richting van de Nijkerkerweg, daarmede heeft gereden over de Harselaarseweg,
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl hij dat voertuig beroepsmatig bestuurde en/of bestuurder was van een groot en/of zwaar voertuig en/of
terwijl het donker was en/of de aanwezige straatverlichting geen licht uitstraalde en/of
terwijl de door hem bereden weg bestond uit een rijbaan die aan beide zijden was voorzien van een fietssuggestiestrook en/of
terwijl dat voertuig in strijd was met artikel 5.18.21a lid 1 onder d van de Regeling Voertuigen (RV), immers bedroeg de gemeten afstand tussen het hart van het stuurwiel en de voorzijde van het verwisselbare uitrustingsstuk meer dan 3,5 meter, namelijk ongeveer 6 meter en/of
terwijl dat voertuig in strijd was met artikel 5.7.48 lid 1 RV, immers was de metalen strip aan de voorzijde van het verwisselbare uitrustingsstuk scherp en/of
terwijl het (voorwaartse) zicht van verdachte (ernstig) werd belemmerd, beperkt of gehinderd (door het verwisselbare uitrustingsstuk) en/of
terwijl voor hem, verdachte, op die weg (de Harselaarseweg) een fietser fietste, in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde voertuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
(op de fietssuggestiestrook) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, die fietser,
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 december 2023 te Barneveld als bestuurder van een voertuig (motorrijtuig met beperkte snelheid (aan de voorzijde voorzien van een verwisselbaar uitrusttingsstuk)) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Harselaarseweg, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, een fietser.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, omdat verdachte zich niet zodanig heeft gedragen dat dit gedrag kan worden gekwalificeerd als aanmerkelijke schuld.
Beoordeling door de rechtbank
De bewijsmiddelen
Op 14 december 2023 kregen verbalisanten melding van een aanrijding tussen een shovel en een fietsster op de Harselaarseweg te Barneveld. Ter plaatse zagen verbalisanten een grote shovel met kenteken [kenteken] die met zijn rechterwielen op de fietssuggestiestrook stond. De shovel had aan de voorzijde een grote laadbak. [2]
De fiets van het slachtoffer lag ongeveer twee meter van de voorzijde van de shovel af. Zijzelf lag aan de zijkant van de weg, ongeveer twee meter van haar fiets af. Ze had aangezichtsletsel en haar been was ongecontroleerd aan het trillen. Af en toe verloor ze het bewustzijn. [3]
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 14 december 2023 op de Harselaarseweg in Barneveld fietste. Er waren meer mensen met de fiets dan normaal. Ze reed op het fietspad aan de rechterkant van de weg. Op enig moment voelde ze een klap op haar achterhoofd en werd ze naar voren geduwd. Ze viel, maar werd een stuk meegesleept. Ze zag vonken en toen stopte de shovel, waarna ze er onderuit kroop. [4]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij een shovel zag rijden waaraan aan de voorkant een soort voermengbak was bevestigd. Er kwamen vonken onder de bak vandaan, alsof er metaal over de weg ging. Hij zag dat er een vrouw onder de bak hing die hard schreeuwde. Mensen riepen naar de machinist en gebaarden dat hij moest stoppen. Ongeveer dertig meter verderop kwam de shovel tot stilstand. De vrouw rolde weg over de grond. [5]
Getuige [getuige 2] reed achter de shovel toen het ongeval gebeurde. Hij zag een vonkenregen vanuit de onderkant van de shovel. Volgens de getuige was het ten tijde van het ongeval best druk. [6]
De politie heeft onderzoek gedaan naar het verkeersongeval. De Harselaarseweg is een openbare weg die bestaat uit één rijbaan die niet onderverdeeld is in rijstroken en die aan beide zijden is voorzien van een fietssuggestiestrook, die wordt gemarkeerd door een onderbroken lijn en een rode kleur. De melding van het verkeersongeval was geregistreerd omstreeks 7:59 uur. De zon kwam die dag op om 8:41 uur. Het was dus nacht in de zin van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990). De aanwezige straatverlichting straalde geen licht uit. Op de rechterzijde van het wegdek, nagenoeg op het midden van de suggestiestrook, trof de politie een slipspoor aan. Uit onderzoek kwam vast te staan dat dit slipspoor ontstaan was op het moment dat de shovel de fiets aanreed. [7]
De shovel, een motorrijtuig met beperkte snelheid, is nader onderzocht. Deze was aan de voorzijde voorzien van een verwisselbaar uitrustingsstuk. Het uitrustingsstuk betrof een trechter die voorzien was van een zeer scherpe metalen strip over de gehele breedte van de voorzijde. Dit is niet in overeenstemming met artikel 5.7.48, eerste lid RVV 1990. Daarnaast bedroeg de afstand tussen het hart van het stuurwiel en de voorzijde van het verwisselbare uitrustingsstuk ongeveer 6 meter, terwijl op grond van artikel 5.18.21a, eerste lid onder e RVV 1990 slechts 3,50 meter is toegestaan. [8]
Verder heeft de politie een zichtreconstructie uitgevoerd, waarbij de aanrijrichting van de shovel direct voorafgaand aan het ongeval is nagebootst. Hieruit bleek dat het zicht van de bestuurder van de shovel naar voren sterk beperkt werd door het verwisselbare uitvoeringsstuk in de uitvoering van een trechter. [9]
De politie concludeert dat de shovel vanuit de Baron van Nagellstraat in de richting van de Nijkerkerweg reed. Op de Harselaarseweg kwam de shovel met de voorzijde in botsing met de achterzijde van de fietsster, die - in dezelfde richting - nagenoeg in het midden van de fietssuggestiestrook reed. De shovel kwam met de rechterzijde van het verwisselbare uitrustingsstuk in botsing met de achterzijde van de fietsster. Het zicht vanuit de shovel werd ernstig beperkt door het verwisselbare uitrustingsstuk en het juk aan de voorzijde van de shovel. Vlak vóór het verwisselbare uitrustingsstuk kunnen fietsers volledig aan het zicht van de bestuurder van de shovel worden onttrokken. Verder kan een fietser nog ruimer vóór de shovel aan het zicht worden onttrokken door het juk aan de voorzijde. Om te voorkomen dat dit gebeurt, moet de bestuurder actief zicht zoeken, bijvoorbeeld door opzij te leunen. Het is zeer aannemelijk dat de fietsster zich, vanuit de bestuurderszitplaats van de shovel gezien, gedeeltelijk of volledig achter het juk heeft bevonden. [10]
Verdachte heeft verklaard dat hij ter plaatse bekend is. Hij rijdt bijna dagelijks op die weg. Zijn werkzaamheden bestaan onder andere uit het rijden met de shovel. Op 14 december 2023 zou hij een vracht gaan laden met de shovel. Hij reed naar eigen zeggen ongeveer 38 kilometer per uur. Verdachte heeft van achteren een fiets geschept. Hij heeft deze niet gezien. [11]
De feiten
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 14 december 2023 reed verdachte in Barneveld met een shovel, een groot en zwaar motorrijtuig met beperkte snelheid, die aan de voorzijde was voorzien van een verwisselbaar uitrustingsstuk. Door het verwisselbare uitrustingsstuk werd zijn zicht ernstig beperkt. Vlak voor dit uitrustingsstuk kunnen fietsers volledig aan het zicht worden onttrokken.
De afstand tussen het hart van het stuurwiel en de voorzijde van het verwisselbare uitrustingsstuk bedroeg ongeveer 6 meter. Dat is meer dan wettelijk is toegestaan. Verder was de metalen strip aan de voorzijde van het verwisselbare uitrustingsstuk scherp, wat eveneens tegen de regels is. Daarmee heeft verdachte de in de tenlastelegging genoemde artikelen van het RVV 1990 overtreden.
Verdachte was ter plaatse bekend en bestuurde het voertuig beroepsmatig. Hij reed met een snelheid van ongeveer 38 kilometer per uur. Hij kwam uit de richting van de Baron van Nagellstraat en reed op de Harselaarseweg in de richting van de Nijkerkerweg. De Harselaarseweg bestaat uit een rijbaan die aan beide zijden is voorzien van een fietssuggestiestrook. Het ongeval vond plaats om ongeveer 7:59 uur, dus wettelijk gezien in de nachtelijke uren. De straatverlichting brandde niet. Het was druk op de weg.
[slachtoffer] fietste vóór verdachte in dezelfde rijrichting op dezelfde weg. Verdachte heeft haar op de fietssuggestiestrook van achter aangereden, waardoor zij ten val is gekomen, klem kwam te zitten tussen het uitrustingsstuk en het asfalt, waarna zij met de fiets enige afstand is meegesleurd door de shovel.
De beoordeling van het primair tenlastegelegde
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994). Bij de beantwoording van deze vraag komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval (zie het arrest van de Hoge Raad van 4 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:470). Het gedrag van de verdachte wordt in die beoordeling afgemeten aan dat wat van een verkeersdeelnemer in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Dit toetsingskader brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Bovendien kan uit de rechtspraak van de Hoge Raad niet als algemene regel worden afgeleid dat schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 in geen geval kan worden bewezenverklaard als de gedraging van de verdachte die heeft geleid tot het ongeval, haar aanleiding vindt in uitsluitend een enkel moment van onoplettendheid. De omstandigheden van het geval – waartoe ook de aard van de verkeerssituatie kan worden gerekend – kunnen immers zodanige aandacht vergen dat ook een kort moment van onoplettendheid als zeer onvoorzichtig kan worden aangemerkt (zie het arrest van de Hoge Raad van 15 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1398, r.o. 2.6.3).
De rechtbank overweegt dat uit voorgaand feitencomplex blijkt dat verdachte in essentie slechts één enkele verkeersovertreding kan worden verweten, namelijk dat hij [slachtoffer] niet heeft zien fietsen. Deze gedraging, die heeft geleid tot het verkeersongeval, vindt naar het oordeel van de rechtbank haar aanleiding in uitsluitend een enkel moment van onoplettendheid. Daarbij is niet relevant dat de shovel op enkele onderdelen niet voldeed aan de vereisten die hieraan op grond van de RVV 1990 worden gesteld, omdat die niet ten grondslag hebben gelegen aan het ontstaan van het ongeval.
De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van het primair tenlastegelegde.
De beoordeling van het subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank overweegt dat verdachte beroepsmatig een shovel, een groot en zwaar voertuig, bestuurde op een weg waar hij bijna dagelijks kwam. Het was donker en de straatverlichting brandde niet. Verdachte had bedacht moeten zijn op de mogelijkheid dat er fietsers voor hem zouden kunnen rijden, ook zonder licht. Volgens [slachtoffer] reden er meer fietsers dan normaal en volgens getuige [getuige 2] was het best druk op de weg ten tijde van het ongeval. Dit had verdachte tot extra voorzichtigheid moeten nopen.
Het voorwaartse zicht van verdachte werd ernstig beperkt door het verwisselbare uitrustingsstuk op zijn shovel. Daardoor heeft hij [slachtoffer] over het hoofd gezien en haar van achter aangereden. Daarmee is het een gegeven dat hij zijn snelheid niet zodanig had geregeld dat hij zijn shovel tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was. Immers, als dat wel het geval was geweest, had het ongeval niet plaatsgevonden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen gevaar op de weg heeft veroorzaakt en het verkeer op de weg heeft gehinderd.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks14 december 2023 te Barneveld als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (motorrijtuig met een beperkte snelheid (aan de voorzijde voorzien van een verwisselbaar uitrusttingsstuk)),
komende uit de richting van de Baron van Nagellstraat, gaande in de richting van de Nijkerkerweg, daarmede heeft gereden over de Harselaarseweg,
terwijl hij ter plaatse bekend was en
/of
terwijl hij dat voertuig beroepsmatig bestuurde en
/ofbestuurder was van een groot en
/ofzwaar voertuig en
/of
terwijl het donker was en
/ofde aanwezige straatverlichting geen licht uitstraalde en
/of
terwijl de door hem bereden weg bestond uit een rijbaan die aan beide zijden was voorzien van een fietssuggestiestrook en
/of
terwijl dat voertuig in strijd was met artikel 5.18.21a lid 1 onder d van de Regeling Voertuigen (RV), immers bedroeg de gemeten afstand tussen het hart van het stuurwiel en de voorzijde van het verwisselbare uitrustingsstuk meer dan 3,5 meter, namelijk ongeveer 6 meter en
/of
terwijl dat voertuig in strijd was met artikel 5.7.48 lid 1 RV, immers was de metalen strip aan de voorzijde van het verwisselbare uitrustingsstuk scherp en
/of
terwijl het (voorwaartse) zicht van verdachte (ernstig) werd belemmerd, beperkt of gehinderd (door het verwisselbare uitrustingsstuk) en
/of
terwijl voor hem, verdachte, op die weg (de Harselaarseweg) een fietser fietste, in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde voertuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en
/of
(op de fietssuggestiestrook)
is gebotst tegen, althansin aanrijding is gekomen met die fietser,
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt
, althans kon worden veroorzaakt,en
/ofhet verkeer op die weg werd gehinderd
, althans kon worden gehinderd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aandacht gevraagd voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het feit dat zijn rijbewijs essentieel is voor het uitvoeren van zijn werk.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte is de weg op gegaan met een shovel, een groot en zwaar voertuig, voorzien van een verwisselbaar uitrustingsstuk dat zijn zicht ernstig beperkte. Het was donker en ter plaatse brandde de straatverlichting niet. Daarnaast was het druk op de weg. Al deze omstandigheden hadden verdachte moeten nopen tot extra voorzichtigheid. Bovendien mocht van hem als beroepschauffeur meer worden verwacht dan de gemiddelde verkeersdeelnemer. Verdachte heeft echter een fietsster over het hoofd gezien en haar van achter aangereden. Hierdoor heeft zij letsel opgelopen, bestaande uit meerdere gebroken ruggenwervels, een ribfractuur en verschillende blauwe plekken en schaafwonden. Meer dan een half jaar later is zij nog altijd niet volledig aan het werk. Met zijn handelen heeft verdachte gevaar en hinder veroorzaakt op de weg. Dit neemt de rechtbank hem kwalijk.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte d.d. 17 december 2024 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij een eigen bedrijf heeft, waarvoor het essentieel is dat hij zijn rijbewijs niet kwijtraakt, omdat zijn werkzaamheden onder andere bestaan uit het rijden met verschillende (zware) voertuigen.
Conclusie
Alles afwegende en gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken wordt opgelet, komt de rechtbank tot de volgende conclusie.
De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis, passend en geboden is. Hierbij houdt de rechtbank ook rekening met de leeftijd van verdachte en de ouderdom van de zaak. Daarnaast acht de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats. Gelet op de werkzaamheden van verdachte wordt hij onredelijk hard gestraft als deze in onvoorwaardelijke vorm zou worden opgelegd. Daarom legt de rechtbank een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden op met een proeftijd van 2 jaar. Dit is een kortere proeftijd dan gebruikelijk, omdat het een ouder feit betreft en uit het (blanco) strafblad van verdachte blijkt dat hij in de tijd tussen het ongeval en de terechtzitting niet opnieuw de fout is ingegaan.
Deze straffen zijn lager dan door de officier van justitie geëist, omdat de eis is gestoeld op het primair tenlastegelegde feit, terwijl de rechtbank verdachte hiervan heeft vrijgesproken en uitsluitend het subsidiair tenlastegelegde bewezen heeft verklaard.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 60 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden;
 bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L. Wesstra (voorzitter), mr. I.D. Jacobs en mr. Y.H.M. Marijs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 februari 2025.
Mrs. Wesstra en Jacobs zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023574311, gesloten op 2 augustus 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 7.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 78.
4.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] , p. 99-100.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 94.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 96.
7.Proces-verbaal FO Verkeer, p. 44-46.
8.Proces-verbaal FO Verkeer, p. 42 en 74 en aanvullend onderzoek Volvo uitrustingsstuk, p. 5 (aanvullend).
9.Proces-verbaal FO Verkeer, p. 59.
10.Proces-verbaal FO Verkeer, p. 64.
11.Verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 27 januari 2025.