In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen een opgelegde last onder dwangsom voor het permanent bewonen van een recreatieverblijf. De voorzieningenrechter oordeelt dat het beroep geen redelijke kans van slagen heeft, maar erkent dat verzoekster een zwaarwegend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter verlengt de begunstigingstermijn tot zes weken na de uitspraak, zodat verzoekster tijd heeft om informatie over haar zoektocht naar alternatieve woonruimte aan te leveren. De voorzieningenrechter concludeert dat het bestreden besluit rechtmatig is, maar ziet aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen, gezien de omstandigheden van verzoekster. De voorzieningenrechter benadrukt dat het aan verzoekster is om het vermoeden van permanente bewoning te ontkrachten, maar dat zij hierin niet is geslaagd. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe en verlengt de begunstigingstermijn.