ECLI:NL:RBGEL:2025:2091

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
C/05/430860 / HA ZA 24-47
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over aansprakelijkheid bij verkoop van dioxineverdachte Galloway-runderen

In deze zaak heeft VION TILBURG B.V. (hierna: Vion) de Maatschap aangeklaagd voor schadevergoeding na de aankoop van twee Galloway-runderen die later dioxineverdacht bleken te zijn. Vion heeft de runderen gekocht van de Maatschap, die deze had verkregen van een vorige eigenaar. Na de slacht van de runderen ontdekte Vion dat deze niet geschikt waren voor menselijke consumptie vanwege een dioxineverdenking, wat leidde tot de vernietiging van het vlees en een schadeclaim van € 184.303,81. Vion stelt dat de Maatschap op de hoogte was van de dioxineverdenking en deze informatie heeft verzwegen. De Maatschap betwist dit en stelt dat zij niet op de hoogte was van de dioxineverdenking en dat Vion zelf onderzoek had moeten doen. De rechtbank heeft Vion toegelaten tot bewijslevering om aan te tonen dat de Maatschap voorafgaand aan de verkoop op de hoogte was van de dioxineverdenking. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/430860 / HA ZA 24-47
Vonnis van 26 maart 2025
in de zaak van
VION TILBURG B.V.,
gevestigd te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: Vion,
advocaat: mr. A.E. van den Heuvel,
tegen

1.[Maatschap] ,

gevestigd te [adres] ,
2.
[gedaagde 1],
3.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: de Maatschap,
advocaat: mr. L.J.P. Duijs.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 mei 2024,
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 oktober 2024,
- het rolbericht van de Maatschap van 20 november 2024 dat partijen geen schikking hebben bereikt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil in het kort

De Maatschap heeft eind oktober/begin november 2022 twee Galloway-runderen verkocht en geleverd aan Vion. Vion heeft deze runderen geslacht en het vlees daarvan verwerkt en deels opgeslagen en deels doorverkocht. Daarna is Vion ervan op de hoogte geraakt dat deze runderen niet slachtwaardig waren omdat sprake was van een dioxineverdenking en een mogelijk risico voor de volksgezondheid. Vion heeft daarom de van die runderen afkomstige vleesproducten moeten laten vernietigen en moeten terugroepen. Zij stelt dat zij daardoor schade heeft geleden van in totaal € 184.303,81. Vion stelt dat de Maatschap aansprakelijk is voor deze schade en vordert vergoeding daarvan. Volgens Vion was de Maatschap ervan op de hoogte dat op de runderen een dioxineverdenking rustte en dat het vlees niet geschikt was voor menselijke consumptie. De Maatschap heeft dat doelbewust verzwegen.
De Maatschap betwist dat zij op de hoogte was van de dioxineverdenking bij de runderen. Zij had dat ook niet kunnen of moeten weten. Aangezien het om Gallowayrunderen gaat en dus om ‘wildernisvlees’, had van Vion extra alertheid mogen verwacht. Vion had niet zonder meer mogen afgaan op de door de Maatschap ingevulde IVK-formulieren en zij had zelf een nadere controle moeten uitvoeren. De Maatschap betwist dat zij gehouden is tot het betalen van schadevergoeding en beroept zich onder meer op eigen schuld en de schadebeperkingsplicht van Vion. Zij betwist tevens de hoogte van de gestelde schade.

3.De feiten

3.1.
Vion exploiteert een slachterij. Op haar locatie te Tilburg vindt aanvoer, verwerking en verwaarding plaats van (biologisch en niet-biologisch) rundvlees voor menselijke consumptie.
3.2.
De Maatschap houdt zich bezig met het opfokken van jongvee voor de melkveehouderij en handelt in de aan- en verkoop van runderen voor de slacht. Boon en Boon-Meijer zijn de maten van de Maatschap.
3.3.
Partijen deden al langere tijd zaken met elkaar, waarbij de Maatschap runderen voor de slacht aanbood aan Vion.
3.4.
De Maatschap heeft in oktober/november 2022 twee Galloway-runderen (hierna: rund 1 en rund 2) aan Vion verkocht en geleverd voor in totaal € 1.839,06.
3.5.
De Galloway is een runderras afkomstig uit Schotland. Sinds de jaren 90 van de vorige eeuw worden Galloway-runderen in diverse natuurgebieden in Nederland gehouden.
3.6.
Alle runderen in Nederland moeten worden geregistreerd in het Identificatie & Registratiesysteem (hierna: I&R), zodat een dier kan worden gevolgd van de geboorte tot de slacht. Rund 1, geboren op 19 juni 2020 op de Amerongse Bovenpolder/Onderlangs, is in het I&R geregistreerd met nummer NL616554531. Rund 2, geboren op 6 maart 2018 op de Amerongse Bovenpolder/Onderlangs, is in het I&R geregistreerd met nummer
NL658152858.
3.7.
Beide runderen zijn, als onderdeel van in totaal 5 runderen, op 15 maart 2021 door Stichting Utrechts Landschap verkocht aan Buchner Natuurbegrazing voor een koopsom van € 0,00. In die koopovereenkomst is onder meer het volgende vermeld:
Koper is zich er bewust van dat de 5 dieren boven de wettelijke norm voor dioxine zitten en derhalve niet geschikt zijn voor consumptie. De geleverde dieren zullen worden voorzien van een vlag in het systeem van I en R.
3.8.
Op 17 maart 2021 heeft Buchner Natuurbegrazing de beide runderen verkocht aan [naam] voor een koopprijs van € 500,00. In die koopovereenkomst is onder meer het volgende vermeld:
De dieren komen van Stichting Het Utrechtslandschap, natuurgebied de Amerongse bovenpolder. De Koper is door de verkoper op de hoogte gebracht dat de dieren gevlagd zijn in het I&R en op dit moment niet geslacht mogen worden omdat de dieren uit een gebied komen waarbij bij andere dieren te hoge concentratie dioxine is gemeten.
De Verkoper brengt de koper op de hoogte van een onderzoek waarbij magere Galloways uit deze natuurgebieden op schone grond worden geweid en waarbij onderzocht wordt hoeveel maanden het duurt voordat de dieren vrij van dioxine zijn als ze op schoon grasland lopen. In het slechtste geval worden de dieren nooit vrij.
3.9.
Op 21 mei 2021 is in het I&R een vlag geplaatst bij beide runderen met de vermelding ‘dioxine verdenking’. Daarbij is vermeld ‘niet geschikt voor menselijke consumptie’ en als begindatum 1 oktober 2020.
3.10.
In oktober 2022 heeft [naam] de beide runderen en een inmiddels geboren kalf te koop aangeboden op Marktplaats. De Maatschap heeft de twee runderen en het kalf van [naam] gekocht voor in totaal € 1.000,00.
3.11.
Daarna heeft de Maatschap de beide runderen aan Vion verkocht. De Maatschap heeft de Formulieren Voedselketeninformatie slachtsrunderen (hierna: VKI-formulier) met betrekking tot de runderen op respectievelijk 30 oktober 2022 en 6 november 2022 als volgt ingevuld:
5. Is er nog andere relevante informatie te melden over de gezondheidsstatus van het rund? Nee
6. Is het rund geblokkeerd in het I&R systeem en is er andere relevante informatie te
melden over de status van het herkomstbedrijf of de regionale gezondheidsstatus? Nee
(…)
8. Zijn er onderzoeksgegevens beschikbaar die relevant zijn voor de voedselveiligheid? Nee
Vion heeft de runderen op respectievelijk 31 oktober 2022 (rund 1) en 7 november 2022 (rund 2) bij de Maatschap opgehaald en op die dagen zijn de runderen door Vion geslacht.
3.12.
Bij brief van 2 november 2022 heeft de directeur van bureau Risicobeoordeling & onderzoek (hierna: BuRo) van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) naar aanleiding van twee meldingen, die begin 2020 bij de NVWA zijn gedaan over mogelijke risico’s voor de gezondheid van de consument met betrekking tot wildernisvlees, onder meer geadviseerd (i) aan de inspecteur-generaal van de NVWA: het aanbieden van wildernisvlees, afkomstig van runderen uit de Nederlandse uiterwaarden, alleen toe te staan nadat is aangetoond dat het vlees uit het betreffende gebied voldoet aan de ML’s (maximale limiet) voor dioxines en dioxine-achtige PCB’s, en (ii) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport: het aanbieden van orgaanvlees en vet van deze dieren ter consumptie wettelijk te verbieden.
3.13.
Bij brief van 16 november 2022 heeft de NVWA aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport melding gedaan van de mogelijke risico’s voor de gezondheid van de consument met betrekking tot dioxinebesmetting van ‘wildernisvlees’.
3.14.
Op 30 november 2022 heeft de NVWA een nieuwsbericht op haar website geplaatst, waarin onder meer is vermeld:
Aanleiding onderzoek
In 2020 zijn er 2 meldingen gedaan bij de NVWA over mogelijke gezondheidsrisico’s met betrekking tot het eten van wildernisvlees. De NVWA heeft vervolgens onderzoek gedaan naar dergelijk vlees en daaruit bleek dat in een aantal van de geanalyseerde lever- en vleesmonsters het gehalte aan dioxines en PCB’s boven de wettelijke maximum limiet (ML) lag. Daaropvolgend namen een aantal stichtingen hun verantwoordelijkheid en staakten de verkoop van wildernisvlees.
De NVWA startte een breder onderzoek waarbij bureau Risicobeoordeling & onderzoek (BuRo) van de NVWA werd gevraagd of, en in welke mate, de aanwezigheid van dioxines en dioxine-achtige PCB’s in wildernisvlees uit uiterwaarden leidt tot risico’s voor de gezondheid van de consument.
Resultaten
Wildernisvlees kent een kleine afzetmarkt. Jaarlijks zijn er zo’n 4.000 particuliere afnemers. Uit onderzoek blijkt dat bij 70% van de onderzochte runderen, die gedurende het jaar grazen in de onderzochte uiterwaarden, het gehalte dioxines en dioxine-achtige-PCB’s hoger is dan de wettelijke norm. Het wekelijks eten van vetter wildernisvlees, en dat gedurende het hele leven, kan negatieve effecten hebben op de gezondheid van consumenten, schrijft BuRo.
(…)
Verkoop wildernisvlees
De NVWA is naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek in gesprek met beheerders en aanbieders van wildernisvlees. Zij mogen dit vlees dus alleen verkopen als kan worden aangetoond dat het dioxinegehalte van het vlees binnen de norm blijft.
Dit kan door het testen van het dioxinegehalte in vet van dode dieren. Daarnaast zal de NVWA steekproefsgewijs toezicht houden op de borging van voedselveiligheid van dit wildernisvlees.
Vervolg
Wageningen Economic Research inventariseert, in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) in welke gebieden, zowel uiterwaarden als andere natuurgebieden, runderen gedurende het hele jaar buiten blijven en welke gebieden mogelijk verontreinigd zijn.
3.15.
Op 1 december 2022 heeft Vion op een ‘Meldingsformulier schadelijke en ongeschikte levensmiddelen en/of diervoeders’ aan de NVWA gemeld dat bij de runderen mogelijk een dioxine vlag is geplaatst.
3.16.
Bij brief van 12 januari 2023 heeft de advocaat van Vion de Maatschap aansprakelijk gesteld voor de schade die zij lijdt en heeft geleden doordat de Maatschap bij de verkoop van de twee runderen heeft verzwegen dat deze niet slachtwaardig waren vanwege een dioxineverdenking.
3.17.
Bij brief van 12 juni 2023 heeft de NVWA de Maatschap een waarschuwing opgelegd onder meer wegens het onjuist invullen van de bij de runderen behorende VKI-formulieren. In die brief staat onder meer:
Op de bij deze runderen horende formulieren Voedselketeninformatie slachtrund (VKI-formulier) waren alle tien vragen met ‘NEE’ beantwoord.
Dat de runderen gevlagd waren met de vlag “dioxine verdenking” en de maatregel “niet geschikt voor humane consumptie” had vermeld moeten worden bij vraag 6 op het VKI-formulier: Is het rund geblokkeerd in het I&R-systeem en is er andere relevante informatie te melden over de status van het herkomstbedrijf of de regionale gezondheidsstatus?
3.18.
Bij brief van 23 juni 2023 van de advocaat van de Maatschap is de aansprakelijkheid voor de schade afgewezen.

4.Het geschil

4.1.
Vion vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de Maatschap hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van € 184.303,81, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 oktober (bedoeld zal zijn:) 2022, met hoofdelijke veroordeling van de Maatschap in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.2.
Vion legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. De Maatschap heeft dioxineverdachte runderen aan Vion ter slacht aangeboden, terwijl de Maatschap van de dioxineverdenking op de hoogte was, althans had kunnen en moeten zijn. Zij heeft deze informatie echter doelbewust voor Vion verzwegen en Vion doelbewust onjuist geïnformeerd. Hiermee heeft de Maatschap onrechtmatig jegens Vion gehandeld en heeft zij Vion bedrogen. Vion beroept zich tevens op non-conformiteit ex artikel 7:17 BW, nu de door de Maatschap verkochte runderen niet de eigenschappen bezaten die Vion op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten, aangezien zij door de dioxineverdenking niet geschikt waren om te worden geslacht en verwerkt voor menselijke consumptie. Verder beroept Vion zich op dwaling. De totaal door haar geleden schade uit hoofde van onrechtmatige daad bedraagt € 182.943,17. De schadebegroting bij wanprestatie bedraagt volgens Vion in totaal € 184.303,81. Vion vordert daarom betaling van primair € 184.303,81en subsidiair € 182.943,17.
4.3.
De Maatschap voert gemotiveerd verweer. Zij betwist dat zij op de hoogte was van de dioxineverdenking bij de runderen en dat zij dat opzettelijk heeft verzwegen voor Vion. Zij voert aan dat zij bij het invullen van de IVK-formulieren geen reden had om het I&R te raadplegen. Zij betoogt dat Vion niet zonder meer op de IVK-formulieren had mogen afgaan en dat Vion zelf een onderzoeksplicht had, gelet op de bijzondere aard van de runderen, en dat Vion dus zelf het I&R had moeten raadplegen. Zij beroept zich tevens op eigen schuld van Vion en stelt dat Vion niet heeft voldaan aan haar schadebeperkingsplicht. Verder betwist zij de hoogte van de schade. De Maatschap concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Vion, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Vion, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Vion in de kosten van deze procedure.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 7:17 lid 1 BW moet de afgeleverde zaak aan de overeenkomst beantwoorden. In lid 2 van dat artikel is bepaald dat de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen.
5.2.
In dit geval gaat het om Galloway runderen die door de Maatschap aan Vion zijn verkocht om te worden geslacht en verwerkt voor menselijke consumptie. Indien de Maatschap wist dat de runderen voor dit gebruik niet geschikt waren, omdat zij dioxineverdacht waren, had zij dat moeten meedelen aan Vion [1] . Vion stelt dat de Maatschap op de hoogte was van de dioxineverdenking van de runderen omdat [naam] , van wie de Maatschap de runderen heeft gekocht, dit aan haar heeft meegedeeld en haar een uitdraai van het I&R, waarin dit was vermeld, heeft meegegeven. Vion heeft dit onderbouwd met een schriftelijke verklaring van [naam] . De Maatschap heeft die verklaring van [naam] gemotiveerd betwist.
5.3.
Aangezien Vion zich beroept op het rechtsgevolg van haar stelling dat de Maatschap wetenschap had van de dioxineverdenking van de runderen en om die reden schadeplichtig is, rust op haar de bewijslast hiervan. De rechtbank zal Vion toelaten tot bewijslevering.
5.4.
Indien Vion in de bewijslevering van die wetenschap bij de Maatschap slaagt, dan staat daarmee vast dat de Maatschap, door de dioxineverdenking bij de runderen niet aan Vion mee te delen, jegens Vion is tekortgeschoten, dan wel onrechtmatig jegens Vion heeft gehandeld.
5.5.
Indien Vion in die bewijslevering niet slaagt en dus niet komt vast te staan dat de Maatschap wetenschap had van de dioxineverdenking bij de runderen bij het aangaan van de koopovereenkomst, moet beoordeeld worden of de Maatschap had kunnen en moeten weten dat de runderen dioxineverdacht waren en of Vion mocht afgaan op de door de Maatschap ingevulde IVK-formulieren, waarin door de Maatschap de vraag of het rund is geblokkeerd in het I&R met ‘nee’ is beantwoord, of dat Vion dit zelf had moeten controleren in het I&R. Het gaat dan om de vraag of de Maatschap als verkoper haar mededelings- of onderzoeksplicht heeft geschonden of dat Vion als koper haar onderzoeksplicht heeft geschonden.
5.6.
Vion stelt dat de Maatschap bij het registreren van de verplaatsing van de runderen in het I&R had kunnen zien dat deze ‘gevlagd’ waren vanwege de dioxineverdenking en dat van de Maatschap als professioneel handelaar had mogen worden verwacht dat zij op de hoogte was van de risico’s van wildernisvlees voor de voedselveiligheid, die al sinds 2020 bekend zijn en in 2022 zijn bevestigd door het rapport van BuRo van de NVWA van
2 november 2022 (zie 3.12). Volgens Vion had de Maatschap daarom in het I&R moeten controleren of sprake was van ‘wildernisvlees’ en een mogelijke dioxineverdenking voordat zij de runderen aanbood aan Vion en had zij in ieder geval het I&R moeten raadplegen om vraag 6 van het IVK-formulier te kunnen beantwoorden.
5.7.
De Maatschap betwist gemotiveerd dat zij bij het registreren van de verplaatsing van runderen in het I&R heeft kunnen zien dat deze ‘gevlagd’ waren. Zij heeft de runderen via het systeem van de coöperatie CRV, waarbij zij is aangesloten, bij het I&R aangemeld en weer afgemeld, maar daarbij was niet zichtbaar dat de runderen ‘gevlagd’ waren. Zij betwist verder dat zij op de hoogte had kunnen zijn van de risico’s van wildernisvlees omdat de runderen bij [naam] in de wei graasden en niet in een risicogebied als een uiterwaarde. Zij wijst verder erop dat het rapport van BuRo van de NVWA slechts een advies is en dateert van 2 november 2022, terwijl de runderen op respectievelijk 31-10-2022 en 7-11-2022 naar Vion zijn afgevoerd en geslacht, en dat de andere publicaties van het NVWA dateren van daarna. Volgens de Maatschap had zij daarom geen reden het I&R te raadplegen. Zij voert verder aan dat Vion niet had mogen afgaan op de VKI-formulieren en dat Vion zelf een onderzoeksplicht had en het I&R had moeten raadplegen, vooral nu het ging om Galloway runderen, en Vion, als professioneel slachtbedrijf, op de hoogte had moeten zijn van de risico’s van wildernisvlees. Ook volgens haar eigen regels had Vion zelf een nadere controle in het I&R moeten uitvoeren, aldus de Maatschap.
5.8.
De Maatschap heeft in dit verband een e-mailbericht overgelegd van het Klantcontactcentrum NVWA van 23 mei 2024. Op de vraag van de advocaat van de Maatschap ‘of de slachterij blind mag varen op de Voedselketeninformatie die door de veehouder op het VKI-formulier wordt ingevuld (dus zonder nader eigen onderzoek naar die informatie/keuring)?’ is door het Klantcontactcentrum NVWA als volgt gereageerd:
Volgens VO (EG) 853/2004 moeten exploitanten van een levensmiddelenbedrijf die een slachthuis beheren, bedoelde informatie over de voedselketen aangaande alle andere dieren dan vrij wild die naar het slachthuis worden gebracht of daarvoor bestemd zijn, naar gelang van het geval, opvragen, ontvangen, controleren en er actief gebruik van maken.
Dit betekent dat slachthuisexploitanten zelf de VoedselKetenInformatie moeten controleren en er dus niet zomaar ‘blind’ op mogen varen. Natuurlijk kunnen ze niet alles op waarheid controleren, maar bv wel op duidelijke fouten of evt. discrepanties met de gegevens uit de I&R-database.
Bij twijfel kan een slachthuisexploitant altijd overleggen met de toezichthoudend dierenarts van de NVWA. Ook kan nader onderzoek worden ingesteld door zowel de slachthuisexploitant als bevoegde autoriteit, wanneer er vermoeden is van een door de veehouder onjuist ingevuld VKI-formulier.
Na ontvangst en controle van de VKI deelt de slachthuisexploitant de VKI-gegevens met de bevoegde autoriteit/toezichthoudend dierenarts.
Volgens VO (EU) 2074/2005 hfdst I, lid 2b controleert de bevoegde autoriteit van de slachtplaats of de informatie over de voedselketen geldig en betrouwbaar is.
5.9.
Vion heeft tegenover het gemotiveerde verweer van de Maatschap, dat zij bij het aan- en afmelden van de runderen in het I&R niet kon zien dat deze ‘gevlagd’ waren, onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat de Maatschap dat wel kon zien. De rechtbank gaat daarom aan die stelling als onvoldoende onderbouwd voorbij.
5.10.
De rechtbank is verder van oordeel dat het de Maatschap niet kan worden verweten dat zij niet op de hoogte was van de eventuele risico’s van (het eten van) wildernisvlees. Dat het ook voor de Maatschap als handelaar in runderen al sinds 2020 bekend was of moest zijn dat wildernisvlees een potentieel gevaar vormt in verband met te hoge dioxinegehaltes, zoals Vion stelt en de Maatschap betwist, is niet gebleken. Vion heeft dat tegenover het gemotiveerde verweer van de Maatschap niet nader onderbouwd. Uit de brief van BuRo van de NVWA van 2 november 2022 volgt slechts dat er begin 2020 twee meldingen bij de NVWA zijn gedaan. Daaruit volgt niet dat het toen al in de gehele branche een bekend probleem was, zeker niet voor een kleine handelaar als de Maatschap, die geen beheerder van de runderen is. Bovendien gaat het niet om een op 2 november 2022 uitgebracht rapport of geldende wettelijke regeling, maar om een advies van BuRo aan de inspecteur-generaal van de NVWA en de betrokken minister. Niet gesteld of gebleken is dat dit advies toen al toegankelijk of kenbaar was voor derden, nog daargelaten dat dit advies dateert van
2 november 2022 en toen in ieder geval één van de runderen al was geslacht door Vion. Pas op 30 november 2022 (zie 3.14) heeft de NVWA een nieuwsbericht geplaatst op haar website met informatie over de mogelijke gezondheidsrisico’s met betrekking tot het eten van wildernisvlees. Toen waren beide runderen al geslacht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat van de Maatschap niet kon worden verwacht dat zij voorafgaand aan het aanbieden van de runderen aan Vion uit eigen beweging het I&R reeds zou raadplegen.
5.11.
De Maatschap erkent dat zij voor het beantwoorden van vraag 6 van het IVK-formulier het I&R niet heeft geraadpleegd. Gelet op de inhoud van het door de Maatschap overgelegde e-mailbericht van 23 mei 2024 (zie 5.8) is het de vraag of Vion ‘blind’ mocht varen op het door de Maatschap ingevulde IVK-formulier of dat Vion zelf de voedselketeninformatie had moeten controleren, bijvoorbeeld door het raadplegen van het I&R. Vion heeft niet weersproken dat het I&R voor haar betrekkelijk eenvoudig te raadplegen is. De rechtbank heeft behoefte aan nadere toelichting op dit punt en met name over de vraag hoe de (Europese) regelgeving in de branche in de praktijk wordt toegepast.
De rechtbank zal na uitkomst van de aan Vion opgedragen bewijslevering, zoals vermeld in 5.3, hiertoe een nadere instructie geven, waarbij zij overweegt zich nader te laten voorlichten door een aan de NVWA verbonden deskundige. De uitkomst hiervan is van belang voor het antwoord op voormelde vraag maar ook in het kader van de beoordeling van mogelijke eigen schuld van Vion.
5.12.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
draagt Vion op te bewijzen dat de Maatschap voorafgaand aan de verkoop aan Vion op de hoogte was van de dioxineverdenking van de twee Galloway runderen en dat deze daardoor niet geschikt waren voor menselijke consumptie, omdat de Maatschap daarover door de vorige eigenaar, [naam] , was geïnformeerd,
6.2.
bepaalt dat, voor zover Vion dit bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. S.J. Peerdeman in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
6.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
9 april 2025voor het opgeven door Vion van de getuigen en van hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de dinsdagen in de maanden juli tot en met oktober 2025, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.4.
verwijst voor het geval Vion op die roldatum heeft medegedeeld geen getuigenbewijs te willen leveren of geen getuigen of verhinderdata heeft opgegeven de zaak naar de achtste rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor vonnis of,
maar alleen indien Vion daarom op de onder 6.3 bedoelde roldatum heeft verzocht,naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van Vion, waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren,
6.5.
bepaalt voorts dat de partijen bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn en, indien daartoe naar het oordeel van de rechter aanleiding bestaat, tijdens en/of na de getuigenverhoren voor de rechter zullen verschijnen om aan deze inlichtingen over de zaak te geven en deze te laten onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden,
6.6.
bepaalt dat de partijen alle schriftelijke (bewijs)stukken die zij nog in het geding willen brengen uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toegezonden moeten hebben,
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op
26 maart 2025.
592

Voetnoten

1.Hoge Raad 14 november 2008 ECLI:NL:HR:2008:BF0407, Hoge Raad 16 december 2022 ECLI:NL:HR:2022:1870