In deze zaak heeft eiser, een HAS-monteur, een kort geding aangespannen tegen zijn werkgever, gedaagde, wegens het niet betalen van zijn salaris over de maand december 2024. Eiser is op 1 augustus 2023 in dienst getreden bij gedaagde en heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Gedaagde heeft op 17 december 2024 aan haar werknemers meegedeeld dat haar belangrijkste opdrachtgever alle betalingen heeft gestaakt, wat heeft geleid tot een vertraging in de salarisbetalingen. Eiser heeft op 3 januari 2025 een aanmaning gestuurd naar gedaagde om het achterstallige loon te betalen, maar gedaagde heeft hierop niet gereageerd en is niet verschenen in de procedure.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat het spoedeisend belang van eiser voortvloeit uit de aard van de vordering. Aangezien gedaagde niet is verschenen, is verstek verleend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde het loon over december 2024 niet heeft betaald en heeft haar veroordeeld tot betaling van het achterstallige salaris, inclusief wettelijke verhoging en rente. De gevorderde dwangsom is afgewezen, omdat de wet geen dwangsom toestaat voor de betaling van een geldsom. Eiser heeft ook een eigen bijdrage gevorderd, maar deze is afgewezen omdat deze kosten al zijn inbegrepen in de proceskosten. Gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.