ECLI:NL:RBGEL:2025:2491

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
ARN 22/5130
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Wajong-uitkering aan eiser met ME/CVS en POTS

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering beoordeeld. Eiser, geboren in 1998, lijdt aan ME/CVS en POTS en heeft op 28 december 2021 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Het UWV heeft deze aanvraag op 9 februari 2022 afgewezen, omdat eiser volgens hen over arbeidsvermogen beschikt. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar het UWV heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2023 behandeld en het onderzoek heropend op 7 december 2023. Eiser heeft medische informatie ingediend, maar de rechtbank concludeert dat de door het UWV vastgestelde belastbaarheid van eiser op de beoordelingsdatum van 28 december 2021 niet kan worden weerlegd. De rechtbank oordeelt dat de stellingen van eiser over zijn fragiele immuunsysteem en de gevoeligheid voor geringe activiteit onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank wijst erop dat de informatie van het CVS/ME Centrum en de Gezondheidsraad niet specifiek genoeg is om de belastbaarheid van eiser te betwisten. Uiteindelijk wordt het beroep ongegrond verklaard, en blijft de weigering van de Wajong-uitkering in stand. De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.267,50 en dient het UWV het griffierecht van € 50 te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/5130

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Berkel),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,het UWV
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.1.
Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 9 februari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 22 september 2022 op het bezwaar van eiser is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser met zijn gemachtigde, vergezeld door eisers vriendin en vader, en de gemachtigde van het UWV.
1.4.
De rechtbank heeft op 7 december 2023 met een heropeningsbeslissing het onderzoek heropend.
1.5.
Bij brief van 24 januari 2024 heeft eiser nadere stukken ingebracht.
1.6.
Op 5 maart 2024 heeft de rechtbank medische informatie met een medisch rapport van het UWV ontvangen. Eiser heeft hierop bij brief van 10 april 2024 gereageerd.
1.7.
Eiser heeft op 13 mei 2024 verzocht om een hernieuwde behandeling ter zitting.
1.8.
De rechtbank heeft het beroep op 10 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser met zijn gemachtigde, vergezeld door eisers vriendin en vader, en namens het UWV [persoon a] .

Totstandkoming van het besluit

2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser, geboren op [geboortedatum] 1998, heeft met een door het UWV op 28 december 2021 ontvangen formulier een aanvraag Beoordeling arbeidsvermogen ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Eiser heeft daarbij vermeld dat hij CVS/ME en POTS (Posturaal Orthostatisch Tachycardie Syndroom) heeft. Bij de aanvraag is medische informatie gevoegd van arts [naam 1] , verbonden aan het Centrum voor ME, PASC, Long Covid en Chronische Vermoeidheid (CVS/ME Centrum) van 14 december 2021.
2.1.
Bij het besluit van 9 februari 2022 heeft het UWV beslist dat aan eiser geen Wajong-uitkering wordt toegekend, omdat hij beschikt over arbeidsvermogen. Aan dit besluit ligt een rapport ten grondslag van verzekeringsarts [naam 2] van 1 februari 2022 en van arbeidsdeskundige [naam 3] van 8 februari 2022.
2.2.
In bezwaar heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) [naam 4] een onderzoek ingesteld en zijn bevindingen neergelegd in rapporten van 24 juni 2022 en 20 september 2022. Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) [naam 5] heeft op 4 juli 2022 en op 12 september 2022 rapporten uitgebracht. Naar aanleiding van deze rapporten heeft het UWV het bezwaar van eiser bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de weigering van het UWV om aan eiser een uitkering op grond van de Wajong toe te kennen, omdat hij beschikt over arbeidsvermogen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
5. Artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Sb) bepaalt dat betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid en 3:8a, eerste lid, van de Wajong heeft als hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
Volgens het tweede lid van artikel 1a van het Sb is een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, de kleinste eenheid van een functie en bestaat het uit één of meerdere handelingen.
5.1.
Voor de vraag of een betrokkene geen arbeidsvermogen heeft, moet voldaan zijn aan alle hiervoor opgesomde voorwaarden, hetgeen gebaseerd wordt op een medisch en arbeidskundig onderzoek. Wordt aan één van de vier voorwaarden niet voldaan, dan is sprake van arbeidsvermogen (en hoeft vervolgens de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen niet meer worden beoordeeld).
6. Het UWV stelt zich op het standpunt dat eiser beschikt over arbeidsvermogen, omdat hij niet voldoet aan (ten minste) een van de vier hiervoor onder 5 genoemde voorwaarden. Eiser is in verband met zijn fysieke en psychische klachten weliswaar geen vier uur per dag belastbaar, maar wel twee uur per dag en in staat om per uur ten minste het minimumloon te verdienen. Ter onderbouwing heeft de arbeidsdeskundige b&b de taak “scannen”, onderdeel van de drempelfunctie van medewerker DIV, geselecteerd, waarmee ten minste het minimumloon per uur kan worden verdiend.
6.1.
Zowel de verzekeringsarts als de verzekeringsarts b&b heeft eiser gezien op een spreekuurcontact. Aan de rapporten van deze verzekeringsartsen ontleent de rechtbank het volgende. Beide verzekeringsartsen zijn tot de conclusie gekomen dat eiser als gevolg van ME/CVS en POTS aanzienlijke beperkingen in energetische en fysieke belastbaarheid heeft. Daarnaast zijn er mentale belemmeringen. Eiser is ongeveer twee uur per dag en tien uur per week belastbaar. Van een situatie van geen benutbare mogelijkheden is geen sprake. Volgens eiser is hij voor het verrichten van zijn algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) afhankelijk van hulp voor het verzorgen van een wond veroorzaakt door sinus pilondalis en daarnaast van anderen afhankelijk voor vervoer. De verzekeringsartsen volgen eiser hierin niet, omdat dit namelijk niet onder de ADL, zoals aankleden, toiletgang wassen, douchen of zelfstandig eten valt. Ook is er geen sprake van wisselende benutbare mogelijkheden. Hoewel eiser de ene dag meer kan dan de andere is er geen sprake van langdurige en frequente terugval in verlies van mogelijkheden. In zijn rapport van 20 september 2022 herhaalt de verzekeringsarts b&b dat door hem is vastgesteld dat de recuperatiebehoefte bij eiser groot is en dat deze wisselt van dag tot dag. De verzekeringsarts b&b gaat echter uit van de laagste belastbaarheid van eiser en komt tot de conclusie dat eiser slechts twee uur per dag belastbaar is. Eiser is namelijk gedurende de dag wel enige tijd actief, zodat hij in staat is te achten om twee uur per dag belastbaar te zijn met arbeid. De balans tussen inspanning en rust wordt daarmee gewaarborgd.
Het criterium van één uur aaneengesloten werken ziet niet op de duur van het kunnen werken, maar op het vermogen om te kunnen werken, zonder dat ingrijpen van derden noodzakelijk is waardoor het werkproces meerdere keren langdurig wordt onderbroken. Dit is bij eiser niet aan de orde. Eiser is in staat om zelfstandig te werken, hij was immers in staat om een universitaire studie te volgen. Jager scherpt wel de door de primaire verzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid iets aan. De knijpkracht in de handen is beperkt, knielen en kurken is meer beperkt en eiser is beperkt ten aanzien van het kunnen zien van diepte (geen werkzaamheden waarbij een goede samenwerking tussen beide ogen noodzakelijk is). Ook kan eiser zich niet lang en intensief concentreren, maar eenvoudige routinematige werkzaamheden zijn wel mogelijk.
6.2.
De arbeidsdeskundige b&b heeft de aanvankelijk voor eiser geschikt bevonden drempelfunctie van montagemedewerker laten vervallen vanwege het beroep dat in deze functie wordt gedaan op het zien van diepte (werken met zeer kleine componenten). In plaats hiervan acht de arbeidsdeskundige b&b eiser in staat om de taak “scannen” te verrichten. Hieraan ligt ten grondslag dat het een eenvoudige administratief ondersteunende taak is, waarbij geen bijzondere eisen worden gesteld aan het zien van diepte. Het is niet noodzakelijk dat eiser de te scannen documenten leest, maar wel of deze leesbaar zijn voor anderen. Eiser is daartoe in staat. In de functie wordt weliswaar gestaan en gelopen, maar het is een overwegend zittende functie (70%) en zeker met behulp van een hulpmiddel in de vorm van een zit-stakruk is dit volgens een toelichting door de verzekeringsarts b&b geen probleem voor eiser.
6.3.
Eiser is van mening dat het UWV ten onrechte stelt dat hij belastbaar is omdat hij gedurende de dag enige tijd actief is. Eiser wijst erop dat zijn belastbaarheid per dag zeer sterk kan wisselen. Bovendien ontkent het UWV hiermee dat eiser thuis zijn eigen indeling kan maken naar gelang zijn energieniveau. Bovendien is hij ook thuis geen uur aaneengesloten actief. Het UWV heeft daarnaast nagelaten te onderzoeken welke gevolgen er zijn als eiser een uur aaneengesloten actief is, of twee uur op een dag.
De taak “scannen” is voor eiser niet geschikt/passend. Als gevolg van de onderliggende problematiek is hij niet in staat om zich te concentreren. Ook het werken met een beeldscherm is voor hem niet geschikt. Miskend wordt dat de onderliggende problematiek duizeligheid en wazig zicht met zich meebrengt. In de functie “scannen” wordt van eiser wel verwacht dat hij controleert of scans voldoende leesbaar zijn. Eiser wordt derhalve geacht zich wel te kunnen concentreren en goed te kunnen zien. Het UWV miskent dat eiser bekend is met wazig zien. Of documenten goed zijn ingescand, is door eiser niet te beoordelen.
Ook stelt eiser dat het bestreden besluit onzorgvuldig is, omdat het UWV een nieuwe taak heeft geselecteerd zonder dat hij de mogelijkheid heeft gehad om aan te geven of deze taak voor hem wel passend is. Gelet op de aard van de problematiek, en het wazig zicht en de duizeligheid, was hier alle reden toe.
Eiser verzoekt de rechtbank om een deskundige te benoemen, omdat een door hem zelf aangezochte deskundige geen expertise kan verrichten vanwege het ontbreken van de vereiste specifieke deskundigheid.
Heropening van het onderzoek
7. Na de zitting op 15 november 2023 heeft de rechtbank het onderzoek heropend. In de heropeningsbeslissing van 7 december 2023 heeft de rechtbank het UWV het volgende voorgehouden.
“De rechtbank stelt vast dat zich, afgezien van een brief van arts [naam 1] van het Centrum voor ME, PASC, Long Covid en Chronische vermoeidheid van 14 december 2021, in het dossier geen informatie van behandelaars van eiser bevindt.
Tijdens het spreekuur van verzekeringsarts [naam 2] op 28 januari 2022 heeft eiser verklaard dat hij op dat moment sinds twee weken onder behandeling was van een psycholoog. Op de zitting heeft eiser verklaard dat hij op dit moment niet meer onder behandeling is van een psycholoog, maar dat hij in het verleden wel is behandeld.
Bij verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 4] heeft eiser op 21 juni 2022 verklaard dat hij in 2021 is behandeld door een internist en dat hij op dat moment maandelijks naar de ME-kliniek ging voor een gesprek met een onderzoeker en/of arts.
Hoewel het in beginsel op de weg van eiser ligt om medische informatie in te brengen, acht de rechtbank het in dit geval aangewezen dat het UWV bij de huisarts het huisartsenjournaal opvraagt, met daarbij de door de psycholoog en de internist aan de huisarts verstrekte informatie.
Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat informatie wordt opgevraagd bij arts [naam 1] , omdat eiser daar, zoals hij ter zitting heeft verklaard, nog steeds onder behandeling is.”
7.1.
Eiser heeft in een brief van 24 januari 2024 benadrukt dat ook geringe activiteit nadelig is voor zijn fragiele immuunsysteem. Volgens eiser verklaart het UWV vaker mensen met hetzelfde ziektebeeld ten onrechte geschikt, zodat aan de kennis van het UWV van dit ziektebeeld moet worden getwijfeld. Eiser vindt steun voor deze stelling in een overgelegd nieuwsbericht.
7.2.
Het UWV heeft bij brief van 1 maart 2024 een rapport overgelegd van de verzekeringsarts b&b van 29 februari 2024. Bij dit rapport zijn de volgende stukken gevoegd: het huisartsenjournaal over de periode van 1 oktober 2021 tot en met 1 februari 2023 en brieven van het CVS/ME Centrum (van MDL-arts [naam 6] van 12 februari 2024 en 18 september 2023 en van arts [naam 1] van 24 januari 2023 en 14 december 2021).
De verzekeringsarts b&b ziet in de overgelegde medische informatie geen aanleiding om tot een andere inschatting van de belastbaarheid van eiser te komen. De informatie uit het huisartsenjournaal bevestigt de al door het UWV verzamelde gegevens. Eiser is in november 2021 verwezen naar de psycholoog. Dit is op verzoek van eiser gebeurd,
nadat gebeurtenissen uit zijn verleden zijn getriggerd door de ziekte van zijn vriendin. Niet duidelijk wordt wat de impact daarvan op zijn dagelijks functioneren is geweest, maar uit de informatie valt niet op te maken dat dit tot grote problemen heeft geleid. Daarbij komt dat de huisarts geen diagnose heeft gesteld. Eiser is op 29 november 2021 naar een psychologenpraktijk verwezen, verdere informatie ontbreekt. In ieder geval wordt daarna in het huisartsenjournaal geen verdere melding gedaan over psychische problematiek. De brieven van [naam 6] en [naam 1] geven geen nieuwe informatie over het ziektebeeld van eiser, anders dan de melding van het voorschrijven van medicatie. De brief van 14 december 2021 was al bekend bij het UWV. In ieder geval blijkt uit de brieven dat zich bij eiser geen verslechtering van het beeld heeft voorgedaan.
7.3.
In een brief van 10 april 2024 schrijft eiser dat uit de informatie van de behandelaars blijkt dat er sprake is van een overbelasting van het lichaam, waarbij sprake is van een fragiel immuunsysteem dat gevoelig is voor geringe activiteit. Volgens eiser moet hij ook geringe activiteit vermijden, omdat een resetknop niet bestaat. Het UWV gaat er ten onrechte vanuit dat zich geen verslechtering heeft voorgedaan en dat zelfs enige winst is geboekt. Dit suggereert dat zich een verbetering heeft voorgedaan. De conclusie van de behandelaars is echter dat eiser niet in staat is om adequaat te reageren op stimuli en tot de productie van voldoende energie voor activiteit. De conclusie had moeten zijn dat er sprake is van enige status, namelijk de situatie waarbij verslechtering werd vertraagd.
De te beoordelen datum
8. Op de zitting is met partijen besproken wat de te beoordelen datum in dit geval is. De aanvraag is door het UWV ontvangen op 28 december 2021. Eiser studeerde van september 2017 tot en met oktober 2021. Op de aanvraag geeft eiser aan dat hij last heeft van zijn ziekte sinds oktober 2021. Formeel is er dus sprake van een laattijdige aanvraag. In dat geval is op grond van vaste rechtspraak de datum van ontvangst van de aanvraag (28 december 2021) de te beoordelen datum. [1] Partijen verschillen hierover niet van mening en de rechtbank zal het geschil aldus beoordelen.
Heeft het UWV de belastbaarheid van eiser op 28 december 2021 juist vastgesteld?
9. De kern van het betoog van eiser is dat er sprake is van een fragiel immuunsysteem en dat eiser gevoelig is voor geringe activiteit. Volgens eiser blijkt dit uit bijlage 3 bij de brief van het CVS/ME Centrum van 14 december 2021. Daarnaast verwijst eiser naar het advies van de Gezondheidsraad ME/CVS van 19 maart 2018 (Gezondheidsraad, 2018, publicatienummer 2018/07).
9.1.
De rechtbank heeft eiser er op de zitting op gewezen dat dit een werkhypothese van het CVS/ME Centrum betreft, zodat de vraag is in hoeverre dit op de individuele situatie van eiser van toepassing is. Volgens eiser komt in zijn geval de werkelijkheid overeen met de hypothese. De rechtbank acht deze enkele, niet medisch onderbouwde, stelling onvoldoende om de door het UWV vastgestelde belastbaarheid te kunnen weerleggen.
Met betrekking tot het advies van de Gezondheidsraad overweegt de rechtbank dat uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat een verwijzing naar dit advies onvoldoende is om beperkingen aangewezen te achten, omdat dit advies van algemene aard is en niet ingaat op de situatie van de individuele betrokkene. [2]
Voor de verwijzing naar publicaties in de media geldt naar het oordeel van de rechtbank hetzelfde.
9.2.
De rechtbank is, mede gelet op het voorgaande, van oordeel dat uit de aanwezige medische informatie onvoldoende kan worden opgemaakt dat eiser vanwege een fragiel immuunsysteem op de te beoordelen datum niet gedurende twee uur per dag belastbaar is en zal dit hierna toelichten.
9.2.1.
Hoewel het in beginsel op de weg van eiser ligt om zijn stelling(en) met informatie van de behandeld sector te onderbouwen, heeft de rechtbank er in dit geval voor gekozen om het UWV te verzoeken deze informatie op te vragen, teneinde de impasse te doorbreken.
Het UWV heeft naar aanleiding van de heropeningsbeslissing informatie overgelegd van het CVS/ME Centrum en van de huisarts, waaronder de al in het dossier aanwezige brief van het CVS/ME Centrum van 14 december 2021. Ditmaal is de bij deze brief behorende bijlage 1 (anamnese) bijgevoegd. Door eiser is op de zitting bevestigd dat deze anamnese eind december 2021 via videobellen is afgenomen. Uit de anamnese blijkt onder meer het volgende. In de ochtend neemt eiser rust en in de middag gaat hij naar buiten met drie honden. Eiser heeft soms afspraken voor feestjes, hij bekijkt per keer of hij dit allemaal aan kan. Een keer is hij na een feestje bijna in slaap gevallen achter het stuur. Soms moet hij de dag daarna bijkomen. Eiser doet zijn eigen was en soms wat dingen in huis als dat lukt. Wekelijks gaat eiser naar de supermarkt voor kleine boodschappen. Eiser kan tot vijf kilometer lopen, maar is daarna bekaf. De concentratie is anderhalf tot twee uur per dag. De emotionele gevolgen van ME/CVS lijken mee te vallen, wel heeft eiser zorgen of het CVS/ME Centrum hem kan helpen.
De anamnese is afgenomen nagenoeg op de te beoordelen datum, zodat hiermee volgens de rechtbank een goed beeld wordt verkregen van de activiteiten van eiser op deze datum.
De rechtbank begrijpt eisers klachten en beperkingen, maar signaleert een discrepantie tussen de activiteiten zoals hiervoor omschreven en de stelling van eiser dat hij op of omstreeks de datum in geding tot nagenoeg geen enkele activiteit in staat is. Ook uit het huisartsenjournaal tot aan de te beoordelen datum kan de rechtbank niet opmaken dat eiser tot geen enkele activiteit in staat was. Aan de overige door het UWV overgelegde brieven van het CVS/ME Centrum kan niet de door eiser gewenste waarde worden toegedicht, nu deze brieven hoofdzakelijk betrekking hebben op wijzigingen in de medicatieverstrekking. De rechtbank betrekt hierbij mede dat eiser op beide zittingen heeft verklaard nooit fysiek te zijn onderzocht door het CVS/ME Centrum, maar dat alle contacten via een (beeld)belverbinding zijn geweest.
9.2.2.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de door het UWV vastgestelde belastbaarheid van eiser op de te beoordelen datum. Dit betekent dat de rechtbank ook geen aanleiding ziet om een deskundige te benoemen, zoals eiser wenst.
Aan de beoordeling van de vraag of de gezondheidstoestand van eiser is verslechterd, zoals eiser stelt, komt de rechtbank niet toe, omdat deze vraag betrekking heeft op eisers toestand na de te beoordelen datum van 28 december 2021.
Was eiser op 28 december 2921 in staat om de taak “scannen” uit te voeren?
10. Eiser voert een drietal gronden aan tegen het verrichten van de door het UWV geselecteerde taak van het scannen van documenten.
Eiser is niet in staat om zich te concentreren, beeldschermwerk is voor hem niet geschikt en zijn problematiek brengt duizeligheid en slecht zicht met zich mee.
10.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het CVS/ME Centrum schrijft in de brief van 14 december 2021 dat eiser zich anderhalf tot twee uur kan concentreren. Dit komt overeen met de conclusie van de verzekeringsarts b&b. In zijn rapport van 24 juni 2022 schrijft deze dat eiser niet langdurig achtereen geconcentreerd actief kan zijn. Wel is eiser in staat om eenvoudige, routinematige handelingen of eenvoudig administratief werk enige tijd achtereen vol te houden. Tijdens het spreekuur zijn geen noemenswaardige lacunes in vasthouden van de aandacht of herinneringen waargenomen. Er is dan ook geen sprake van een ernstige stoornis in het verdelen en vasthouden van de aandacht. De arbeidsdeskundige b&b heeft in zijn rapport van 12 september 2022 gemotiveerd dat het om een eenvoudige administratief ondersteunende taak gaat.
Eiser heeft niet met medische informatie onderbouwd dat hij last heeft van duizeligheid of slecht zicht heeft, en evenmin dat hij om medische redenen geen beeldschermwerk kan doen. Nu eiser bovendien geen medische informatie heeft ingebracht waaruit kan worden afgeleid dat het verrichten van eenvoudig administratief werk zijn belastbaarheid te boven gaat, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de geschiktheid van de geduide taak te twijfelen.
Heeft het UWV eiser ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld om te reageren op de in bezwaar gewijzigde taak?
11. Wat betreft de grond dat eiser niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op de in bezwaar voor hem nieuw geselecteerde taak, verwijst de rechtbank naar rechtspraak van de CRvB. [3] Op grond van artikel 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had eiser in de gelegenheid moeten worden gesteld om over deze nieuw geselecteerde taak “scannen” te worden gehoord. Het rapport van de verzekeringsarts b&b van 24 juni 2022, de gewijzigde belastbaarheid (onder meer: eiser moet geen werkzaamheden doen waarbij een goede samenwerking tussen beide ogen noodzakelijk is) en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 4 juli 2022 bevatten nieuwe feiten of omstandigheden. Vanwege de oogcoördinatie heeft de arbeidsdeskundige b&b de eerdere geduide taak “montagemedewerker” laten vervallen en de nieuwe taak “scannen” geduid. Nu eiser niet voor een nieuwe hoorzitting is uitgenodigd, heeft hij geen mogelijkheid gehad om zijn standpunt over deze nieuwe drempelfunctie mondeling toe te lichten. Dit maakt dat het bestreden besluit is voorbereid in strijd met artikel 7:9 van de Awb. Niet aannemelijk is echter dat eiser door dit gebrek in zijn belangen is geschaad. In beroep heeft hij alsnog voldoende gelegenheid gehad om zijn standpunt over de gewijzigde taak naar voren te brengen, zodat het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb zal worden gepasseerd.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft. De toepassing van artikel 6:22 van de Awb geeft wel aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiser in beroep. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor verleende rechtsbijstand begroot op € 2.267,50 (één punt voor het beroepschrift, één punt voor het verschijnen op de zitting en een half punt voor het verschijnen op een nadere zitting, met een waarde van € 907 per punt). Verder dient het UWV eiser het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat het UWV eiser het door hem betaalde griffierecht van € 50 dient te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van het beroep tot een bedrag van
€ 2.267,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van J. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 8 januari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:13.
2.Zie de uitspraak van 13 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1734.
3.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 29 september 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2453.