ECLI:NL:RBGEL:2025:2712

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
08-353982-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoedingsverzoek in verband met geseponeerde strafzaak en gedoogbeleid coffeeshops

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 maart 2025 een beschikking gegeven op een verzoek tot schadevergoeding van de verzoeker, die was aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet. De officier van justitie had besloten om de vervolging niet voort te zetten, wat leidde tot een beëindiging van de strafzaak zonder oplegging van straf of maatregel. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.C. Huisman, verzocht om vergoeding van kosten die hij had gemaakt in verband met de strafzaak, inclusief kosten voor zijn raadsman. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder het gedoogbeleid en de achterdeurproblematiek van coffeeshops. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker de kosten niet aan zijn eigen gedrag of houding kon wijten, en dat er billijkheid aanwezig was om een schadevergoeding toe te kennen. Uiteindelijk werd een bedrag van € 2.665,13 toegewezen aan de verzoeker, ten laste van de Staat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
parketnummer : 08-353982-24
raadkamernummer : 24-031562
datum : 20 maart 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer,
hierna te noemen: de verzoeker.

1.Feiten

1.1.
Op 22 mei 2024 is verzoeker aangehouden op verdenking van overtreding van
artikel 3/C Opiumwet.
1.2.
De officier van justitie heeft beslist verzoeker niet verder te vervolgen en heeft dat bij brief van 7 november 2024 aan verzoeker meegedeeld. Deze beslissing is onherroepelijk geworden. De door de officier van justitie aan de niet (verdere) vervolging verbonden voorwaarden zijn vervuld.
1.3.
De strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en artikel 9a Wetboek van Strafrecht is niet toegepast.

2.De procedure

2.1.
Het verzoekschrift is op 19 december 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
2.2.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn afwijzende standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
2.3.
De rechtbank heeft op 13 maart 2025 het verzoekschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de gemachtigde advocaat van de verzoeker, mr. A.C. Huisman en de officier van justitie op zitting gehoord.
De verzoeker is zelf niet in raadkamer verschenen.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van in totaal € 1.985,13 wegens:
- de kosten van een raadsman in de strafzaak met het hiervoor genoemde parketnummer (door de verzoeker zijn facturen van mr. A.C. Huisman overgelegd tot een bedrag van € 1.985,13);
- kosten van een raadsman voor het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van dit verzoek tot een bedrag van € 340,-- dan wel € 680-,-- (bij behandeling in raadkamer).

4.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

4.1.
De officier van justitie verzet zich tegen het toekennen van de gevraagde vergoeding. Verzoeker is samen met twee anderen aangetroffen op een zo geheten stash locatie van de Zwolse coffeeshop [coffeeshop] . Daar zijn o.a. 15 kilo hasj, meer dan 47 kilo hennep en meer dan 14.000 voorgedraaide joints aangetroffen. Verzoeker heeft bevestigd dat hij eigenaar van het desbetreffende pand is en dat hij voor de coffeeshop werkt.
4.2.
Er is voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het in vereniging aanwezig hebben van een verboden middel als bedoeld in lijst II Opiumwet. Omdat het hier om de zogenaamde ‘achterdeurproblematiek’gaat van de bevoorrading van coffeeshops en vervolging van dit soort zaken geen prioriteit heeft, is deze zaak geseponeerd met code 20. (“een niet-strafrechtelijk ingrijpen verdient de voorkeur”). Het is niet billijk als de kosten voor een raadsman door de Staat zouden moeten worden vergoed.

5.Beoordeling

5.1.
De rechtbank is bevoegd.
5.2.
Aan de gewezen verdachte kan een vergoeding worden toegekend voor werkelijk geleden schade als de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel. Die schade kan bestaan uit de kosten van een raadsman, behalve als de raadsman was toegevoegd.
De toekenning van een schadevergoeding heeft steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
5.3.
Er is in deze zaak sprake van een zogenaamd beleidssepot door het Openbaar Ministerie. De rechtbank toetst of er omstandigheden zijn die aanleiding kunnen geven de gevraagde vergoeding niet of niet geheel toe te kennen. Volgens vaste rechtspraak kan in de aard of het verloop, alsmede de uitkomst van een zaak grond worden gezien te oordelen dat toekenning van een gehele vergoeding niet billijk is. Daarbij wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met de mate waarin verzoeker zijn voorarrest of de kosten van zijn advocaat aan zijn eigen (proces)houding of gedrag te wijten heeft gehad, alsmede met de wijze waarop en de omstandigheden waaronder verzoeker in zijn zaak heeft verklaard of juist gebruik heeft gemaakt van zijn zwijgrecht of de opsporing bewust heeft bemoeilijkt.
Kosten gemaakt in de strafzaak
5.4.
Het komt bij het door de rechtbank te geven billijkheidsoordeel in overwegende mate aan op een waardering van de omstandigheden van het specifieke geval. Het soort van sepot (technisch sepot of beleidssepot) of de code van een sepot zijn niet bepalend voor het antwoord op de vraag of het billijk is dat kosten aan de gewezen verdachte worden vergoed. Waar het om gaat is de vraag of de gewezen verdachte de gemaakte kosten aan zijn eigen houding of gedrag heeft te wijten. [1]
5.5.
Verzoeker is eigenaar van een pand waar een zo geheten stash locatie van de Zwolse coffeeshop [coffeeshop] is aangetroffen. Verzoeker is bedrijfsleider van de coffeeshop. Het gaat hier om de ‘achterdeurproblematiek’ van de bevoorrading van coffeeshops en de vervolging in dit soort zaken.
5.6.
Over de omstandigheden van dit geval oordeelt de rechtbank als volgt.
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit en dat hij dat ook wist. In zo’n geval is er geen ruimte voor een schadevergoeding.
5.7. .
In zijn algemeenheid is het standpunt van de officier van justitie juist. De rechtbank is echter van oordeel dat het in dit geval niet aan het eigen gedrag of houding van verzoeker te wijten is dat hij kosten heeft moeten maken.
Het gaat hier om de toepassing van wat in de praktijk wordt genoemd ‘gedoogbeleid’ of ‘achterdeurbeleid’. Volgens dat beleid wordt tegen het aanwezig hebben van een handelsvoorraad softdrugs in een gedoogde coffeeshop niet strafrechtelijk opgetreden, mits deze voorraad het maximum van 500 gram niet te boven gaat. Gelet op de hoeveelheid softdrugs die er bij een reguliere coffeeshop aan de voordeur uit gaat, is het evident dat er aan de achterdeur moet worden geput uit een handelsvoorraad die veel groter is dan 500 gram. Dit is bij alle betrokken geledingen van de overheid bekend, ook bij de met opsporing en vervolging belaste autoriteiten. Deze zogeheten achterdeurproblematiek kenmerkt zich dus door de situatie waarin de exploitant van een bestuurlijk gedoogde coffeeshop strafbaar is voor het elders aanwezig hebben van een voorraad van meer dan 500 gram, terwijl die voorraad voor een behoorlijke bedrijfsvoering noodzakelijk is.
5.8.
Niet is gebleken van overtreding van milieuregels of fiscale regels door verzoeker. Onder deze omstandigheden hoefde verzoeker een vervolging niet te vrezen. Dat is ook niet gebeurd, want het openbaar ministerie heeft besloten tot het hiervoor vermelde sepot.
Daarbij is de rechtbank met de advocaat van oordeel dat geenszins vaststaat dat het bij een verdere vervolging tot een veroordeling zou zijn gekomen. Inderdaad blijkt uit de jurisprudentie dat verdachten afhankelijk van de omstandigheden van het geval ook wel worden ontslagen van alle rechtsvervolging of dat het openbaat ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging wordt verklaard.
Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker zich niet op zijn zwijgrecht heeft beroepen en dat hij aan het onderzoek heeft meegewerkt.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verzoeker de gemaakte kosten niet aan zijn eigen houding of gedrag heeft te wijten. Het zijn keuzes van de overheid die verzoeker ertoe hebben gebracht om advocaatkosten te maken. Daarom komt hem op grond van de billijkheid een vergoeding van de redelijke kosten toe. De declaratie van de raadsman van verzoeker voldoet daaraan. Daarom is een bedrag van € 1.985,13 toewijsbaar.
5.9.
De rechtbank zal het gebruikelijke bedrag van € 680,- toekennen voor de kosten van indiening en behandeling van dit verzoek en het verzoek op grond van artikel 530 Sv.

6.Beslissing

De rechtbank kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 2.665,13
(tweeduizend zeshonderdvijfenzestig euro en dertien cent)
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, rechter, in tegenwoordigheid van
J.G. Heebink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2025.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.
BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING
De rechter beveelt de tenuitvoerlegging van vorenstaande beslissing als de zaak onherroepelijk is en de betaling ten laste van ’s Rijks kas door de griffier van deze rechtbank van een bedrag van:
€ 2.665,13
(tweeduizend zeshonderdvijfenzestig euro en dertien cent)
ten gunste van Stichting Derdengelden Strafrechtadvocatuur Deventer
o.v.v. mr. Huisman/[verzoeker].
Aldus gedaan op 20 maart 2025 door mr. L.J. Saarloos, fungerend voorzitter.

Voetnoten

1.ECLI:NL:GHAMS:2021:1064 en ECLI:GHARL:2023:7886