[eiseres] vordert bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat RUMC, hetzij op grond van artikel 6:74 lid 1 BW, hetzij op grond van artikel 6:162 lid 1 BW, alsmede op grond van artikel 6:106 BW, verplicht is de, als gevolg van haar handelwijze, door [eiseres] geleden en nog te lijden schade, te vergoeden;
II. RUMC te veroordelen aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het aan [eiseres] verschuldigde loon over de periode vanaf 1 januari 2018 tot aan 1 oktober 2019, te vermeerderen met (1) de wettelijke verhoging wegens vertraging ex artikel 7:625 lid 1 BW, gelijk aan 50%, althans een ander in goede justitie te bepalen percentage van het verschuldigde alsmede (2) de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW berekend over het verschuldigde loon en de verschuldigde wettelijke verhoging;
III. primair
a) met toepassing van artikel 6:103 BW [eiseres] ten laste van RUMC schadevergoeding toe te kennen in de vorm van de financiering van een studiebeurs of een studietoelage, welke [eiseres] in staat stelt om alsnog een volwaardig promotietraject op haar vakgebied te entameren bij een andere universiteit naar keuze van [eiseres] en die voldoende dekking biedt voor de wetenschappelijke ondersteuning bij en de volledige afronding van dat traject, met bepaling dat deze dekking naar tijdsduur een periode van tenminste zes jaren zal beslaan en naar kosten een bedrag van tenminste € 50.000,00 per jaar zal afdekken, voorts met veroordeling om het verkrijgen van een promotieplaats door [eiseres] aantoonbaar te bevorderen;
b) RUMC te veroordelen tot vergoeding aan [eiseres] van haar inkomen uit arbeid dat zij zal derven gedurende het sub a bedoelde traject, met schatting van dat inkomen op een bedrag van € 180.000,00 per jaar;
c) RUMC te veroordelen tot vergoeding aan [eiseres] van de door haar geleden schade als gevolg van de door haar opgelopen vertraging in de verwezenlijking van haar wetenschappelijke loopbaan, in het bijzonder het behalen van een academische promotiegraad, en de gederfde inkomsten en misgelopen (onderzoeks)fondsen die deze vertraging tot gevolg heeft gehad, met bepaling van de periode waarop deze schade is en wordt geleden op de periode gelegen tussen oktober 2019, zijnde het tijdstip waarop [eiseres] bij RUMC had kunnen promoveren, en het tijdstip waarop [eiseres] al dan niet op de voet van het sub a gevorderde alsnog een academische promotiegraad zal hebben behaald, althans een andere in goede justitie te bepalen periode, met begroting van deze schade op het bedrag van € 1.500.000,00, althans op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is, althans met schatting van de omvang van deze schade, alles overeenkomstig artikel 6:97 BW;
d) RUMC te veroordelen tot vergoeding aan [eiseres] van de door haar geleden schade wegens het haar door voormelde handelwijze(n) toegebrachte nadeel dat niet in vermogensschade bestaat als bedoeld in artikel 6:106 BW, met bepaling dat deze schade zal worden opgemaakt bij staat en zal worden vereffend volgens de wet;
subsidiair
RUMC te veroordelen tot vergoeding aan [eiseres] van de door haar geleden en nog te lijden schade, waaronder begrepen de onder II primair sub b en c gevorderde schade, met begroting van deze schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is, althans met schatting van de omvang van deze schade, alles overeenkomstig artikel 6:97 BW;
meer subsidiair
RUMC te veroordelen tot vergoeding aan [eiseres] van de door haar geleden en nog te lijden schade, welke schadevergoeding zal worden opgemaakt bij staat en zal worden vereffend volgens de wet;
IV. RUMC op de voet van artikel 7:656 BW te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het vonnis aan [eiseres] uit te reiken een Engelstalig getuigschrift, vermeldende de aard van de door haar verrichte arbeid, de begin- en einddatum van het dienstverband, alsmede bevattende de opmerking dat het afbreken van het promotietraject van [eiseres] niet is gegrond op een verwijt of verwijten aan haar adres en geen negatieve kwalificatie behelst van de wetenschappelijke kwaliteiten van [eiseres] en/of van haar mogelijkheden om een verdere loopbaan in de wetenschap te entameren, althans een andere in goede justitie te bepalen opmerking dienaangaande, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag voor iedere dag dat RUMC geen gehoor geeft aan deze veroordeling;
met veroordeling van RUMC in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.