ECLI:NL:RBGEL:2025:2804

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
11503205
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot ontruiming in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 26 februari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], en gedaagde, [gedaagde]. De eisers vorderden de ontruiming van een kamer die gedaagde huurde, omdat gedaagde zich niet als een goed huurder had gedragen. Gedaagde had overlast veroorzaakt en had de huur niet tijdig betaald, wat leidde tot een huurachterstand van € 1.600,00. De kantonrechter oordeelde dat de ontruiming in kort geding een ingrijpende maatregel is, maar dat het spoedeisend belang van de eisers zwaarder woog dan het belang van gedaagde bij het behouden van de kamer. De rechter stelde vast dat gedaagde zich niet aan de huurovereenkomst had gehouden en dat er een onveilig gevoel was ontstaan bij de medebewoners. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van vijf weken voor gedaagde om de kamer te verlaten. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die in totaal € 914,66 bedroegen, en werd de wettelijke rente over deze kosten toegewezen. De rechter adviseerde gedaagde om professionele hulp te zoeken om zijn gedrag te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11503205 \ VV EXPL 25-12
Vonnis in kort geding van 26 februari 2025
in de zaak van
[eiser 1]en
[eiser 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. L.M. Kok,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de producties van [eisers]
- de mondelinge behandeling van 12 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de ter zitting door [gedaagde] overgelegde producties.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 1 oktober 2022 van [eisers] een kamer gelegen aan de [adres gehuurde] (hierna: het gehuurde). Het pand telt zeven kamers die alle worden verhuurd.
2.2.
In de huurovereenkomst staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…) 14. De huurder verplicht zich om verhuurder, medebewoners en omwonenden geen hinder of overlast te bezorgen. (…)”
2.3.
[eisers] heeft [gedaagde] op 4 juli 2024 verzocht om de huur voor de maand
juli 2024 te betalen. [gedaagde] heeft daarop als volgt gereageerd:
“MOET JE EENS HEEL GOED GAAN LUISTEREN!! JIJ GAAT ME MAAR EENS UITLEGGEN WAAROM HET WONEN IN JOU ACHTERLIJKE HUIS DOOR JULLIE ONDERLINGE COLLECTIEVE NARCISTEN NETWERK TOT EEN GROTE HEL WORDT GEMAAKT, EN WELKE AANSLAGEN OP MIJN LEVEN IK MAAR TERNAUWERNOOD HEB OVERLEEFD!
HIER BETAAL IK GEEN FACKING HUUR VOOR!!!
DIT GAAT ER GEBEUREN:
- IK BETAAL GEEN HUUR MEER
- JIJ GAAT ME ALLE HUUR DIE IK OOIT AAN JE HEBT BETAALD TERUGBETALEN
- ALS DAT IS GEBEURD DOE JE DAT NOG MAAR EENS 30X.
- EN JE GAAT MAAR MET JULLIE ONDERLINGE COLLECTIEVE NARCISTEN NETWERK ERVOOR ZORGEN DAT IK VERDER VOLLEDIG GECOMPENSEERD WORD VOOR ALLE GETREITER, MISHANDELING, POGING TOT MOORD HEB MOETEN DOORSTAAN. EN DAT AL JAREN LANG!!!
IK ZIE MIJN GELD GRAAG ZSM TEGEMOET (…)”
2.4.
De medebewoners van het pand aan de [straatnaam] hebben bij [eisers] , kort samengevat, aangegeven dat zij zich onveilig voelen als gevolg van het overlast gevende gedrag van [gedaagde] . Drie medebewoners zijn om die reden tijdelijk elders gaan wonen en één medebewoner heeft de huur van zijn kamer opgezegd.
2.5.
[eisers] heeft [gedaagde] bij brief van 8 juli 2024 verzocht de kamer te verlaten omdat zowel hijzelf als de medebewoners zich onveilig voelen als gevolg van het overlast gevende gedrag van [gedaagde] .

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen de woning, gelegen aan de [adres gehuurde] , binnen zeven dagen na het te wijzen vonnis te ontruimen, dan wel uiterlijk op 31 maart 2025, met al die zaken en al diegenen die zich daar vanwege hem bevinden, en de woning leeg, bezemschoon en in goede staat aan [eisers] op te leveren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 15.000,00, alsook met machtiging van [eisers] om die ontruiming zo nodig zelf met behulp van de sterke arm van politie en justitie te laten plaatsvinden, met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[eisers] legt aan zijn vordering ten grondslag dat dat [gedaagde] zich niet als een goed huurder heeft gedragen. Zo heeft [gedaagde] overlast veroorzaakt, geschreeuwd tegen verschillende huisgenoten en heeft hij bedreigende berichten gestuurd aan [eisers] Ook betaalt [gedaagde] de huur niet tijdig, waardoor tot en met januari 2025 een huurachterstand is ontstaan van € 1.600,00. Het tekortschieten is zodanig ernstig dat dit ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure rechtvaardigt, en daarop vooruitlopend ontruiming in kort geding.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Op de inhoud van het verweer zal hierna, waar nodig, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de beantwoording van de vraag of op grond van de door [eisers] gestelde tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst als voorlopige voorziening in kort geding een vordering tot ontruiming kan worden toegewezen, dient grote terughoudendheid te worden betracht. Een ontruiming in kort geding is een diep ingrijpende maatregel in het woonrecht van een huurder en zal in de praktijk vaak een definitief karakter hebben. Voor toewijzing zal dan ook slechts plaats zijn indien in hoge mate waarschijnlijk is dat de rechter in een eventuele bodemprocedure tot toewijzing van een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst zal komen.
4.2.
Het spoedeisend belang is naar het oordeel van de kantonrechter met de aard van de vordering gegeven.
4.3.
Op grond van artikel 6:265 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van haar verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden. Dit is slechts anders, indien de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Hierbij moeten alle door partijen aangevoerde omstandigheden van het geval worden meegewogen.
4.4.
Vooropgesteld wordt dat [gedaagde] op grond van artikel 7:213 BW verplicht is om zich ten aanzien van het gebruik van het gehuurde als een goed huurder te gedragen. Dit houdt onder meer in dat hij ervoor moet zorgen dat er voor omwonenden geen overlast ontstaat. Gedraagt [gedaagde] zich niet als goed huurder, dan kan dat (onder meer) tot gevolg hebben dat hij niet langer in het gehuurde mag blijven wonen en het gehuurde dus moet worden ontruimd.
4.5.
In dat verband staat als onweersproken vast dat [gedaagde] , in brede zin, overlast heeft veroorzaakt en daardoor een onveilig gevoel heeft gecreëerd bij zijn medebewoners alsook bij [eisers] zelf. Ook staat vast dat drie medebewoners het pand tijdelijk hebben verlaten als gevolg van het overlast gevende gedrag van [gedaagde] en dat één medebewoner zelfs de huur van zijn kamer om die reden heeft opgezegd. Hiermee staat vast dat [gedaagde] zich niet als een goed huurder heeft gedragen en tevens in strijd heeft gehandeld met artikel 14 van de huurovereenkomst, wat tot toewijzing van de gevorderde ontruiming kan leiden.
4.6.
Dat zou nog anders kunnen worden, als het belang van [gedaagde] bij het behouden van zijn kamer zwaarder moet wegen dan het belang van [eisers] bij de ontruiming daarvan. [gedaagde] heeft niet aangevoerd op grond waarvan de balans in zijn voordeel zou moeten uitvallen, terwijl [eisers] onweersproken heeft gesteld dat hij moet zorgen voor een veilige en leefbare woonomgeving voor de andere medebewoners. Dit leidt ertoe dat de belangenafweging in het voordeel van [eisers] uitvalt. De gevorderde ontruiming zal worden toegewezen.
4.7.
Gelet op de ingrijpende gevolgen voor [gedaagde] wordt de ontruimingstermijn gesteld op vijf weken na betekening van dit vonnis. Daarbij heeft de kantonrechter aansluiting gezocht bij de ontruimingsdatum die partijen in de minnelijke fase hebben besproken.
4.8.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge artikel 556 lid 1 en artikel 557 Rv overbodig is.
4.9.
De gevorderde dwangsom op de ontruiming van het gehuurde wordt afgewezen. Met het onderhavige vonnis beschikt [eisers] immers over een titel om het gehuurde zelf, via de weg van de reële executie, gedwongen te laten ontruimen. Hij heeft niet, althans onvoldoende onderbouwd waarom hij daarnaast nog belang heeft bij een financiële prikkel voor [gedaagde] om tot ontruiming over te gaan
4.10.
Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft in het licht van het voorgaande geen bespreking, nu dit niet tot een andere uitkomst leidt.
4.11.
Ten overvloede merkt de kantonrechter nog op dat ter zitting is gebleken dat [gedaagde] zijn uiterste best doet om zijn gedrag te beteren en zijn leven weer op de rit te krijgen. Soms helpt het echter om hulp van derden in te schakelen omdat sommige dingen niet alleen op te lossen zijn. De kantonrechter adviseert [gedaagde] dan ook om te proberen professionele hulp te zoeken.
4.12.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] wordt vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding
146,66
- griffierecht
90,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
914,66
4.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vijf weken na betekening van dit vonnis de woning aan [adres gehuurde] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eisers] zijn, en de sleutels af te geven aan [eisers] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 914,66, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.
61525 \ 26396