In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 24 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om compensatie van de transitievergoeding beoordeeld. Eiseres had een transitievergoeding van € 16.471,82 betaald aan haar ex-werknemer, maar haar aanvraag om compensatie werd door het UWV afgewezen omdat deze te laat was ingediend. Eiseres stelde dat zij eerder, in april 2022, een aanvraag had ingediend, maar kon dit niet aannemelijk maken. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag op 16 oktober 2023 te laat was, aangezien de termijn van zes maanden na de betaling van de transitievergoeding op 31 mei 2022 was aangevangen. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij tijdig een aanvraag had ingediend en dat het UWV terecht had afgewezen. Hoewel eiseres niet was gehoord in de bezwaarfase, oordeelde de rechtbank dat zij hierdoor niet was benadeeld, omdat zij in de beroepsfase haar standpunten had kunnen inbrengen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar veroordeelde het UWV in de proceskosten van eiseres en bepaalde dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht moest vergoeden.