In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 april 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen VABO ONTWIKKELING B.V. en de GEMEENTE WEST BETUWE. De zaak betreft de nakoming van een koopovereenkomst uit 2014, waarin Vabo een recht van eerste koop (voorkeursrecht) op bepaalde percelen had. Na het Didam II-arrest heeft de gemeente de percelen alsnog aan Vabo aangeboden, maar Vabo stelde dat de gemeente tekortgeschoten was in haar verplichtingen door de percelen niet eerder aan te bieden. De rechtbank oordeelde dat de gemeente met het aanbod op 23 december 2024 aan haar verplichtingen had voldaan, maar dat Vabo nog steeds belang had bij haar vordering tot nakoming vanwege een leveringsbeslag op de percelen. De rechtbank heeft de vordering van Vabo tot nakoming afgewezen, maar de gemeente werd wel veroordeeld tot betaling van schadevergoeding en proceskosten. De rechtbank heeft ook de vordering van de gemeente tot opheffing van het leveringsbeslag toegewezen, omdat de gemeente haar verplichtingen was nagekomen. De uitspraak benadrukt de gevolgen van het Didam II-arrest voor de verplichtingen van overheidslichamen bij de verkoop van onroerend goed.