ECLI:NL:RBGEL:2025:3481

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
448976
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over zorgregeling, gebruik woning en alimentatie tussen ex-samenwoners

In deze zaak, die op 1 mei 2025 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee ex-samenwoners, de vrouw en de man, die een regeling willen treffen over de zorg voor hun kinderen, het gebruik van de gezamenlijke woning, en alimentatie. De vrouw vordert onder andere het uitsluitend gebruik van de woning en een voorlopige zorgregeling voor de kinderen, terwijl de man een birdnesting regeling voorstelt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor de vrouw om de zorgregeling en het gebruik van de woning te regelen, gezien de oplopende spanningen tussen de partijen. De voorzieningenrechter heeft de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen over de verdeling van vakanties, kinderalimentatie en partneralimentatie, omdat deze vorderingen niet in een kort geding behandeld kunnen worden. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de man tot birdnesting toegewezen, waarbij de kinderen om de week bij de ouders verblijven. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de regeling ingaat na een periode van zes weken, zodat partijen praktische zaken kunnen regelen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/448976 / KG ZA 25-80
Vonnis in kort geding van 1 mei 2025
in de zaak van
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
gedaagde in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A. Oosterhuis-Boeve,
tegen
[naam man],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. H.C.D. Bos te Arnhem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord met eis in reconventie;
- de brief van de zijde van de vrouw van 16 april 2025 met producties 17 tot en met 27;
- de mondelinge behandeling van 17 april 2025, waarbij de ouders met hun advocaten en een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) zijn verschenen.

2.De feiten

2.1.
Uit de relatie tussen de ouders zijn geboren de minderjarige kinderen:
• [naam kind 1] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ;
• [naam kind 2] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ;
• [naam kind 3] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
2.2.
De man heeft de kinderen erkend. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen.
2.3.
Partijen hebben op 1 juli 2009 een samenlevingsovereenkomst gesloten. Op 25 mei 2010 is deze samenlevingsovereenkomst gewijzigd.

3.Het geschil in conventie en reconventie

3.1.
De vrouw vordert – samengevat – uitvoerbaar bij voorraad:
I. het uitsluitend gebruik van de gemeenschappelijke woning aan het adres [adres] te [woonplaats] , gedurende zes maanden vanaf het einde van de samenlevingsovereenkomst met de daarin bevindende inboedel op straffe van een dwangsom van € 500 per dag (met een maximum van € 10.000);
II. de vrouw te machtigen om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de
tenuitvoerlegging van het gevorderde onder punt I te bewerkstelligen indien de man na betekening van dit vonnis in gebreke blijft om daaraan te voldoen;
III. te bepalen dat de man dient bij te dragen in de helft van de eigenaarslasten van de
woning, zijnde een bedrag van € 1.695,20 per maand;
IV. te bepalen dat de kinderen voorlopig aan de vrouw worden toevertrouwd;
V. te bepalen dat als voorlopige zorgregeling geldt dat de kinderen om de week (in de even weken) van vrijdag na het avondeten tot maandag naar school bij de man verblijven, alsmede iedere week van dinsdag uit school tot woensdag naar school;
VI. te bepalen dat de volgende vakantieregeling wordt vastgesteld: in de meivakantie de eerste week bij de vrouw en de tweede week bij de man, de zomervakantie de eerste 2,5 week bij de man en de laatste 3,5 week en de week erna bij de vrouw, de herfstvakantie bij de man, de kerstvakantie de eerste week bij de vrouw en tweede bij de man;
VII. te bepalen dat de man gehouden is om met ingang van de datum van het vonnis een voorlopige kinderalimentatie aan de vrouw te voldoen van € 386 per kind per maand, althans een dusdanig bedrag met een dusdanige ingangsdatum als de voorzieningenrechter juist acht;
VIII. te bepalen dat de man gehouden is om met ingang van de datum van het vonnis een voorlopige partneralimentatie aan de vrouw te voldoen van € 5.521 bruto per maand, althans een dusdanig bedrag met een dusdanige ingangsdatum als de voorzieningenrechter juist acht;
IX. te bepalen dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat
ieder de eigen kosten draagt.
3.2.
De man voert verweer. De conclusie van de man strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de vrouw in haar vorderingen, dan wel tot afwijzing van deze vorderingen.
De man vordert – samengevat – in reconventie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.
primair:een birdnesting regeling waarbij partijen om de week ieder een week met de kinderen in de gezamenlijke woning verblijven van zondag 17:00 uur tot zondag 17:00 uur, althans een regeling die de voorzieningenrechter in goede justitie redelijk acht;
subsidiair: het uitsluitend gebruik van de gemeenschappelijke woning inclusief inboedel.
II.
voorwaardelijke eis in reconventie:indien en voor zover de voorzieningenrechter het uitsluitend gebruik van de woning aan de vrouw toekent;
primair:een gebruiksvergoeding aan de man te voldoen door de vrouw, ter hoogte van de helft van de eigenaarslasten inclusief de hypotheekrente van de gezamenlijke woning, zijnde € 1.976,45 per maand;
subsidiair:een gebruiksvergoeding aan de man te voldoen door de vrouw, van
€ 372,17 per maand;
althans een gebruiksvergoeding die de voorzieningenrechter in goede justitie redelijk acht.
III.
voorwaardelijke eis in reconventie:indien en voor zover de voorzieningenrechter het uitsluitend gebruik van de woning aan de vrouw toekent; dat de man gedurende twee maanden, te rekenen vanaf de datum van het vonnis, de gelegenheid krijgt
zijn spullen te pakken en andere woonruimte te vinden;
IV.
voorwaardelijke eis in reconventie: indien en voor zover de voorzieningenrechter het uitsluitend gebruik van de woning aan de vrouw toekent, dat de voorzieningenrechter de volgende voorlopige zorgregeling vaststelt:
De even weken:
- de kinderen verblijven van zondagmiddag 17:00 uur tot zondagmiddag 17:00 uur bij de man;
De oneven weken:
- de kinderen verblijven van zondagmiddag 17:00 uur tot zondagmiddag 17:00 uur bij de vrouw;
Dan wel een zorgregeling die de voorzieningenrechter in goede justitie redelijk acht.
V.
voorwaardelijke eis in reconventie:indien en voor zover de voorzieningenrechter het uitsluitend gebruik van de woning toekent aan de vrouw en een voorlopige zorgregeling vaststelt; dat de voorzieningenrechter de volgende voorlopige vakantieregeling vaststelt:
• de meivakantie; beide weken bij de vrouw
• zomervakantie:
Van 6 juli 2025 tot 24 juli 2025 in de ochtend bij de man;
Van 24 juli 2025 tot 17 augustus 2025 bij de vrouw;
• herfstvakantie bij de man;
• kerstvakantie week 52 bij de vrouw;
• 24 december 2025 van 12.00 uur tot 25 december 12 00 uur bij de man,
• kerstvakantie week 1 bij de man;
X.
voorwaardelijke eis in reconventie: indien de man het uitsluitend gebruik van de woning krijgt toegekend; de voorlopige toevertrouwing van de kinderen aan hem;
VI.
voorwaardelijke eis in reconventie: indien en voor zover de voorzieningenrechter de vrouw ontvankelijk verklaard in haar vorderingen tot het vaststellen van een voorlopige kinder- en partneralimentatie en oordeelt dat er op grond van de samenlevingsovereenkomst aanleiding is om partneralimentatie toe te wijzen; de vaststelling van de volgende bijdragen:
kinderalimentatie: een bijdrage van € 684 per kind per maand (de voorzieningenrechter begrijpt: totaal € 684 per maand voor alle drie de kinderen);
partneralimentatie: een bijdrage van € 1.470 bruto per maand.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en reconventie

4.1.
Het gaat hier om in kort geding gevorderde voorlopige voorzieningen. De rechter moet daarom eerst beoordelen of partijen ten tijde van dit vonnis bij die voorzieningen een spoedeisend belang hebben. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2.
De vorderingen over het uitsluitend gebruik van de woning, de toevertrouwing van de kinderen en de voorlopige zorgregeling hangen nauw met elkaar samen (mede gelet op de door de man gevorderde birdnesting regeling). De voorzieningenrechter zal die vorderingen als eerste gezamenlijk behandelen.
Het uitsluitend gebruik van de woning, toevertrouwing kinderen en voorlopige zorgregeling
Spoedeisend belang/ontvankelijkheid
4.3.
De vrouw stelt dat zij spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Op dit moment
zijn partijen namelijk nog samen woonachtig in de gemeenschappelijk woning. De spanningen lopen op dit moment steeds hoger op en de vrouw voelt zich door de houding van de man absoluut onveilig. Daarom kan geconcludeerd worden dat partijen niet meer samen in de woning kunnen wonen. Als gevolg van het eindigen van de samenleving dienen er logischerwijs ook voorzieningen te worden getroffen ten aanzien van de kinderen.
4.4.
De man betwist dat de vrouw spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. De man heeft geprobeerd om in onderling overleg met de vrouw hieromtrent afspraken te maken. Partijen hadden reeds een afspraak kunnen maken over het gebruik van de gezamenlijke woning. De vorderingen van de vrouw voor wat betreft de voorlopige toevertrouwing van de kinderen en de voorlopige zorgregeling betreffen Boek 1 BW-procedures. Dergelijke procedures dienen bij verzoekschrift te worden ingeleid, waarbij tevens de mogelijkheid bestaat om provisionele verzoeken te doen voor de duur van de bodemprocedure.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Partijen hebben in de samenlevingsovereenkomst afspraken gemaakt over de (tijdelijke) voortzetting van het woongenot na het beëindigen van de samenlevingsovereenkomst. Zij hebben hierin afgesproken dat ieder van hen het recht heeft zich tot de kantonrechter te wenden met het verzoek uit te spreken dat hij/zij – met uitsluiting van de andere partij – nog zes maanden mag blijven wonen in de woning. Partijen zijn het erover eens dat de huidige situatie waarbij beide ouders in de woning wonen niet langer houdbaar is gelet op de spanningen tussen hen. Partijen zijn het er ook over eens dat de kinderen last hebben van de huidige situatie. Hiermee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisende belang voor een ordemaatregel gegeven (vooruitlopend op de nog te starten bodemprocedure). Partijen zijn dan ook ontvankelijk in hun (subsidiaire) vordering(en) ten aanzien van het uitsluitend gebruik van de woning.
4.6.
Gelet op de connexiteit met de beslissing over het gebruik van de woning zal de voorzieningenrechter ook de vorderingen over de toevertrouwing van de kinderen en de voorlopige zorgregeling inhoudelijk behandelen. Partijen zijn het er ook over eens dat als er een beslissing komt over het uitsluitend gebruik van de woning ook de toevertrouwing en zorgregeling geregeld moeten worden.
Inhoudelijk
Het horen van de kinderen
4.7.
De man verzoekt de voorzieningenrechter om de kinderen te horen zodat zij hun mening kenbaar kunnen maken over de zorgregeling. Dit gelet op hun leeftijd en op grond van artikel 809 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
4.8.
De voorzieningenrechter overweegt dat er geen wettelijke verplichting is om een kind te horen in een kort gedingprocedure. In een kort gedingprocedure is artikel 809 Rv niet van toepassing. In de regel worden kinderen niet gehoord in een kort gedingprocedure. De voorzieningenrechter ziet geen reden om hiervan in deze zaak af te wijken.
Birdnesting en zorgregeling
4.9.
Partijen hebben in april 2024 hun relatie verbroken. Zij wonen sindsdien nog samen met de kinderen in de woning. Partijen zijn het erover eens dat deze situatie niet langer houdbaar is gelet op de spanningen tussen hen. Partijen zijn het er ook over eens dat de kinderen last hebben van de huidige situatie.
4.10.
De vrouw heeft het uitsluitend gebruik van de woning gevorderd en wil dat de kinderen voorlopig aan haar worden toevertrouwd. Zij stelt dat zij de meeste zorg voor de kinderen op zich heeft genomen tijdens de relatie en dat de man vanwege zijn werk minder beschikbaar was en is.
4.11.
De man is primair van mening dat de kinderen in de woning moeten blijven en dat de ouders moeten wisselen (een zogeheten birdnesting regeling). De kinderen hebben namelijk behoefte aan structuur, rust en vertrouwen. De zorg van de kinderen moet 50/50 worden verdeeld tussen partijen. De man is beschikbaar voor de kinderen en kan dit ook regelen met zijn werk. Subsidiair vordert de man het uitsluitend gebruik van de woning.
4.12.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de ouders aan de slag moeten om beter met elkaar te gaan samenwerken en communiceren. De Raad adviseert een ouderschapstraject. De kinderen zijn nu de dupe van de huidige situatie. Birdnesting is een goede optie totdat er duidelijkheid is over de verkoop van de woning. Er moet rust komt voor de kinderen. De Raad adviseert verder de vordering van de vrouw over de voorlopige zorgregeling toe te wijzen waarbij de vrouw het grootste deel van de zorg op zich neemt. Er is nu teveel onrust en wantrouwen voor een co-ouderschapsregeling.
4.13.
De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat de communicatie en samenwerking tussen de ouders op dit moment niet goed verloopt. De kinderen hebben hier last van en het is aan de ouders om hier in het belang van de kinderen aan te werken. De voorzieningenrechter onderschrijft het advies van de Raad dat de ouders hier hulpverlening voor moeten aangaan. Beide ouders hebben verklaard hiertoe bereid te zijn en hebben toegezegd een ouderschapstraject te gaan volgen. Beide ouders hebben verklaard dat zij zich binnen 48 uur na de mondelinge behandeling zullen melden bij het wijkteam voor een ouderschapstraject.
4.14.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide ouders ook aangegeven achter het advies van de Raad te staan met betrekking tot birdnesting. Dat betekent dat de kinderen in de woning blijven wonen en dat de ouders elkaar afwisselen. Op die manier blijft er een stabiele basis voor de kinderen waardoor zij de meeste rust en regelmaat krijgen. De voorzieningenrechter vindt birdnesting ook het meest in het belang van de kinderen. De zorgregeling die daarbij past is tussen de ouders in geschil.
4.15.
De vrouw heeft hierover tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij birdnesting vanaf het begin een goede optie vond, alleen niet met een gelijke verdeling van de zorg voor de kinderen. De vrouw heeft altijd de meeste zorg op zich genomen en denkt dat de man vanwege zijn werk niet de helft van de tijd voor de kinderen beschikbaar kan zijn. De man heeft aangegeven dat hij met zijn werk kan regelen dat hij in de week dat de kinderen bij hem zijn drie dagen doordeweeks thuis en beschikbaar is voor de kinderen. Hij heeft dit al besproken op zijn werk. Hij gaat dan meer werken in de week dat de kinderen niet bij hem zijn.
4.16.
De voorzieningenrechter overweegt met betrekking tot de zorgregeling als volgt.
Vast staat dat de vrouw tijdens de relatie meer voor de kinderen beschikbaar was omdat zij parttime werkte en de man fulltime. De vrouw heeft nu de zorg dat de man niet voldoende beschikbaar kan zijn voor de kinderen als er sprake is van een co-ouderschapsregeling vanwege het werk van de man als [functie] . De man heeft echter tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat hij met zijn werk kan regelen dat hij meer dagen doordeweeks thuis is waardoor hij de helft van de tijd voor de kinderen kan zorgen. De voorzieningenrechter heeft geen reden om te twijfelen aan deze toezegging. Dat de rolverdeling tijdens de relatie anders was hoeft geen co-ouderschap in de weg te staan. Het verbreken van de relatie leidt tot een nieuwe situatie. De voorzieningenrechter acht een co-ouderschap waarbij de zorg gelijk wordt gedeeld in het belang van de kinderen. Deze verdeling past ook bij een gelijkwaardig ouderschap.
4.17.
Dat er op dit moment spanning is tussen de ouders waardoor de communicatie niet altijd goed verloopt maakt het vorenstaande niet anders. De voorzieningenrechter heeft er namelijk vertrouwen in dat de spanning tussen de ouders al grotendeels wordt weggenomen als zij niet meer samen in de woning verblijven. Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling ook toegezegd te zullen gaan werken aan hun onderlinge relatie en communicatie via een ouderschapstraject. Ook daarom is het de verwachting dat de onderlinge spanning zal afnemen. Verder is het de ouders het afgelopen jaar gelukt om samen afspraken te maken over de kinderen, bijvoorbeeld over de verdeling van de vakanties en studiedagen. Ook praten de ouders met elkaar als het niet goed gaat met een kind. De stellingen van de vrouw over de onveiligheid die zij nu ervaart in de woning zijn door de man gemotiveerd betwist. Bij birdnesting zullen de ouders ook niet meer samen tegelijk in de woning zijn. De voorzieningenrechter vindt gelet op het voorgaande dan ook niet dat de huidige spanningen tussen ouders in de weg staan aan co-ouderschap.
4.18.
Concluderend acht de voorzieningenrechter birdnesting met een gelijke verdeling van de zorg voor de kinderen in het belang van de kinderen. De voorzieningenrechter zal de (primair) door de man gevorderde voorlopige zorgregeling dan ook toewijzen waarbij partijen om de week afzonderlijk van elkaar ieder een week met de kinderen in de gezamenlijke woning verblijven van zondag 17:00 uur tot zondag 17:00 uur. De door de vrouw gevorderde voorlopige zorgregeling zal worden afgewezen.
Gelet op deze beslissing heeft de vrouw geen belang meer bij een beslissing over de voorlopige toevertrouwing van de kinderen. Deze vordering zal worden afgewezen.
De voorzieningenrechter komt niet toe aan de voorwaardelijke vordering van de man over de toevertrouwing van de kinderen, omdat de voorwaarde waaronder deze is ingesteld (dat de man het uitsluitend gebruik van de woning krijgt) niet wordt vervuld.
4.19.
Partijen dienen de gelegenheid te krijgen om praktische zaken te regelen voordat de birdnesting ingaat. Zo hebben partijen vervangende woonruimte nodig en dienen zij praktische afspraken te maken over de invulling van de birdnesting. Ook kan de man binnen die tijd afspraken met zijn werk maken. De voorzieningenrechter acht een periode van zes weken redelijk en zal daarom beslissen dat de birdnesting over zes weken ingaat. Het staat partijen uiteraard vrij om deze regeling eerder of later in te laten gaan als zij hier samen overeenstemming over bereiken.
4.20.
Gelet op voorgaande beslissingen zal de voorzieningenrechter de vordering van de vrouw over het uitsluitend gebruik van de woning en de daarmee samenhangende vorderingen (dwangsom; sterke arm) afwijzen.
Voorwaardelijke vorderingen van de man (o.a. gebruiksvergoeding, voorlopige zorgregeling en voorlopige vakantieregeling)
4.21.
De voorzieningenrechter komt niet toe aan de voorwaardelijke vorderingen van de man die zijn ingesteld onder de (niet vervulde) voorwaarde dat het uitsluitend gebruik van de woning aan de vrouw word toekent. Deze vorderingen zullen hierna verder onbesproken blijven.
Vakantieregeling
4.22.
De vrouw heeft ook een vordering ingediend over de verdeling van de vakanties. Omdat de meivakantie de dag na de mondelinge behandeling begon hebben partijen tijdens de zitting afspraken gemaakt over de verdeling van deze vakantie. Ze zijn overeengekomen dat de kinderen van 18 april 2025 (vanaf de avond) tot en met 2 mei 2025 bij de vrouw verblijven. De kinderen verblijven vanaf de avond van 2 mei 2025 tot en met 6 mei 2025 bij de man. De voorzieningenrechter zal verstaan dat partijen dit zijn overeengekomen. Voor de verdeling van de overige vakanties is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vrouw geen spoedeisend belang heeft bij deze vordering. Daar komt bij dat een kort geding zich niet leent voor een vaststelling van alle vakanties en feestdagen. Het is aan de ouders om hierover samen afspraken te maken dan wel een bodemprocedure hierover te starten. In een eventuele bodemprocedure kunnen ook de wensen van de kinderen worden meegenomen.
Eigenaarslasten
4.23.
De vrouw vordert te bepalen dat de man dient bij te dragen in de helft van de eigenaarslasten van de woning, zijnde een bedrag van € 1.695,20 per maand.
4.24.
De voorzieningenrechter zal deze vordering bij gebrek aan belang afwijzen. Gelet op de beslissing omtrent birdnesting hebben beide partijen voor de helft genot van de woning en bovendien zijn zij samen eigenaar van de woning waardoor zij reeds gehouden zijn de eigenaarslasten samen te betalen. Niet gesteld en niet gebleken is dat de man zijn deel van de lasten niet betaalt.
Kinderalimentatie
Spoedeisend belang/ontvankelijkheid
4.25.
De vrouw stelt het volgende. Als gevolg van het eindigen van de samenleving dienen er logischerwijs ook voorzieningen te worden getroffen ten aanzien van de kinderen en ten aanzien van de financiën. De vrouw meent daarom dat zij spoedeisend belang heeft. Gelet op de onhoudbare situatie, heeft de vrouw er belang bij dat op een zo kort mogelijk termijn vonnis wordt gewezen.
4.26.
De man voert verweer. Deze vordering had middels een verzoekschriftprocedure moeten worden ingeleid. De vrouw had provisionele verzoeken kunnen indienen in de verzoekschriftprocedure. Nu de vrouw dit heeft nagelaten, volgt uit vaste jurisprudentie dat de vrouw in deze kortgedingprocedure niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in haar vorderingen. Van een spoedeisend belang is (ook) niet gebleken.
4.27.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De vordering over de kinderalimentatie is gebaseerd op Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Zaken over kinderalimentatie moeten met een verzoekschrift worden ingeleid. [1] In een verzoekschriftprocedure kan een partij een provisionele voorziening indienen als er snel een beslissing nodig is. De voorzieningenrechter fungeert in die zaken als restrechter, nu de verzoekschriftprocedure de aangewezen weg is. Slechts in uitzonderlijke gevallen is een taak weggelegd voor de voorzieningenrechter. Dat is het geval als een beslissing in (een provisionele voorziening in) de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vrouw onvoldoende heeft gesteld dat sprake is van een spoedeisend belang en dat een beslissing in (een provisionele voorziening in) de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. De vrouw heeft ook niets gesteld over hoe de kosten van de kinderen op dit moment betaald worden. In ieder geval is niet gesteld of gebleken dat er nu sprake is van een zodanige spoedeisende situatie dat nu een beslissing nodig is, bijvoorbeeld omdat de kosten van de kinderen niet kunnen worden betaald. De voorzieningenrechter zal gelet op het voorgaande de vrouw dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De voorzieningenrechter komt niet toe aan de voorwaardelijke vordering van de man over de kinderalimentatie, omdat de voorwaarde waaronder deze is ingesteld (dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek over de kinderalimentatie) niet wordt vervuld.
Partneralimentatie
4.28.
De vrouw vordert partneralimentatie op grond van de samenlevingsovereenkomst.
4.29.
De man stelt dat de vrouw niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. De man meent dat de vrouw geen aanspraak kan maken op partneralimentatie op
grond van de samenlevingsovereenkomst, aangezien er niet is voldaan aan de overeengekomen voorwaarde dat zij "in overwegende mate de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich neemt".
4.30.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Partijen zijn in de wijziging van de samenlevingsovereenkomst op 25 mei 2010 overeengekomen dat partijen na het einde van de overeenkomst geen aanspraak maken op enige uitkering tot levensonderhoud van de andere partij, tenzij een van partijen in overwegende mate de verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen op zich neemt. In geschil is of die situatie zich hier voordoet. De vrouw stelt dat zij in overwegende mate zorgt voor de kinderen (ook bij co-ouderschap) en de man betwist dit. Op basis van de stellingen van partijen over en weer kan de voorzieningenrechter niet vaststellen of er een contractuele grondslag is voor partneralimentatie. Die eventuele verplichting hangt af van de uitleg van de overeenkomst (Haviltex). Deze discussie leent zich niet voor behandeling in een kort gedingprocedure. Daar komt nog bij dat de vrouw – mede gelet op de betwisting hiervan door de man –
onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat zij een spoedeisend belang heeft bij deze vordering. De voorzieningenrechter zal de vrouw dan ook niet-ontvankelijk verklaren in deze vordering. De voorzieningenrechter komt niet toe aan de voorwaardelijke vordering van de man over de partneralimentatie, omdat de voorwaarde waaronder deze is ingesteld (dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek over de partneralimentatie) niet wordt vervuld.
Proceskosten
4.31.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar vorderingen over de verdeling van de vakanties, de kinderalimentatie en de partneralimentatie;
5.2.
stelt met ingang van 12 juni 2025 vast als voorlopige regeling voor de verdeling van zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot de kinderen:
- [naam kind 1] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ;
- [naam kind 2] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ;
- [naam kind 3] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
een birdnesting regeling waarbij partijen om de week afzonderlijk van elkaar ieder een week met de kinderen in de gezamenlijke woning verblijven van zondag 17:00 uur tot zondag 17:00 uur;
5.3.
verklaart de beslissing onder 5.2 uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
verstaat dat partijen zijn overeengekomen dat de kinderen van 18 april 2025 (vanaf de avond) tot en met 2 mei 2025 bij de vrouw verblijven. De kinderen verblijven vanaf de avond van 2 mei 2025 tot en met 6 mei 2025 bij de man;
5.5.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Mesman en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2025.

Voetnoten

1.Hoge Raad 2 mei 2013, ECLI:NL:HR:2003:AF8125.