ECLI:NL:RBGEL:2025:3595

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
305252-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting via WhatsApp van dertien slachtoffers door middel van valse identiteit

Op 9 mei 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting via WhatsApp. De verdachte heeft zich in de periode van 28 juni 2021 tot en met 3 juli 2021, samen met medeverdachten, meermalen voorgedaan als een familielid van de slachtoffers. Door middel van valse berichten, waarin werd gesuggereerd dat hun telefoon kapot was en dat er dringend geld nodig was, heeft de verdachte in totaal € 63.885,- van dertien slachtoffers weten te ontvreemden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten een georganiseerde aanpak hanteerden, waarbij gebruik werd gemaakt van een Snapchatgroep om de oplichtingen te coördineren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden en een taakstraf van 240 uren, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die in totaal meer dan € 30.000,- vorderden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan oplichting, maar heeft hem vrijgesproken van een aantal specifieke gevallen waar onvoldoende bewijs voor was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/305252-22
Datum uitspraak : 9 mei 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. M.J. van den Hoonaard, advocaat in Apeldoorn .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 28 juni 2021 tot en met 3 juli 2021 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere anderen - hieronder opgesomd - heeft bewogen tot de afgifte van geld, althans enig goed, en/of het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het betalen van meerdere geldbedragen met een totale waarde van 63.885 euro, namelijk:
- [slachtoffer 1] (aangifte op p. 2941, 4.060 euro),
- ( de moeder van) [aangeefster] (aangifte op p. 2882, 4.910 euro),
- [slachtoffer 3] (aangifte op p. 2849, 9.835 euro),
- [slachtoffer 4] (aangifte op p. 2820, 3.250 euro),
- [slachtoffer 5] (aangifte op p. 2913, 5.000 euro),
- [slachtoffer 6] (aangifte op p. 2920, 1.850 euro),
- [slachtoffer 7] (aangifte op p. 2841, 5.140 euro),
- [slachtoffer 8] (aangifte op p. 2949, 5.080 euro),
- [slachtoffer 9] (aangifte op p. 2871, 7.350 euro),
- [slachtoffer 10] (aangifte op p. 2803, 2.990 euro),
- [slachtoffer 11] (aangifte op p. 2864, 3.750 euro),
- [slachtoffer 12] (aangifte op p. 2813, 4.980 euro), en/of
- [slachtoffer 13] (aangifte op p. 2923, 5.690 euro),
allen hierna genoemd 'de ontvanger', door telkens
- zich in strijd met de waarheid voor te doen als een kind, althans een familielid of bekende, van de ontvanger, door die ontvanger een sms-/Whatsappbericht te sturen waarin de ontvanger aangesproken wordt met 'mam',
- in dat bericht te zeggen dat de vorige telefoon kapot is gegaan en dat dit nummer het nieuwe telefoonnummer is,
- zich in het daarop volgende gesprek voor te blijven doen als het kind/familielid of bekende van de ontvanger,
- ( indien gevraagd) te zeggen dat en/of te doen alsof het geluid en/of videobeeld van de telefoon kapot is,
- te zeggen dat er een dringend probleem is en dat er rekeningen betaald moeten worden,
- de ontvanger om hulp te vragen,
- ( meermalen) te vragen om een betaling voor te schieten en/of over te maken, en/of
- het bedrag en de betaalgegevens van degene die het geld moet ontvangen en/of een betaallink te sturen;
2.
hij op of omstreeks 22 juni 2021 te [plaats 2] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 14] (aangifte op p.2933) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het betalen van meerdere geldbedragen (ter hoogte van 2990 en 1990 euro), door
- zich in strijd met de waarheid voor te doen als een kind van die [slachtoffer 14] , door die [slachtoffer 14] een sms-/Whatsappbericht te sturen waarin zij aangesproken wordt met 'mam',
- in dat bericht te zeggen dat de vorige telefoon kapot is gegaan en dat dit nummer het nieuwe telefoonnummer is,
- zich in het daarop volgende gesprek voor te blijven doen als het kind van die [slachtoffer 14] ,
- te zeggen dat er een dringend probleem is en dat er rekeningen betaald moeten worden,
- [slachtoffer 14] om hulp te vragen,
- meermalen te vragen om een betaling voor te schieten en/of over te maken,
- het bedrag en de betaalgegevens van degene die het geld moet ontvangen te sturen.

2.Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting

Het verweer van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het doorzoeken van de auto waarin verdachte op 4 juli 2021 samen met de medeverdachten zat, onrechtmatig was. Er is volgens de verdediging sprake van een onherstelbaar vormverzuim, zodat het bewijs dat is verkregen als gevolg van de onrechtmatige doorzoeking – en dan met name de aangetroffen telefoons – moet worden uitgesloten van het bewijs. Dit leidt vervolgens tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs resteert voor een bewezenverklaring, zodat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat het doorzoeken van de auto waarin verdachte is aangetroffen, gelet op alle bevindingen van de politie, rechtmatig is gebeurd. De officier van justitie stelt zich dan ook op het standpunt dat het verweer van de verdediging verworpen moet worden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het doorzoeken van de auto op grond van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering (Sv) rechtmatig was. Dit artikel schrijft voor dat er een verdenking moet bestaan van een misdrijf als omschreven in artikel 67 lid 1 Sv. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] beschrijven in hun proces-verbaal van bevindingen dat zij op 4 juli 2021 in een onopvallend dienstvoertuig in burger op de A50 reden. Zij deden een snelheidsmeting op de auto waarin – naar later bleek – onder andere verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zaten. De boordmeter mat een snelheid van 160 km/u. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hielden de auto vervolgens stil op grond van artikel 160 van de Wegenverkeerswet 1994. [verbalisant 1] sprak de bestuurder aan. [verbalisant 1] rook vanuit de auto direct de geur van hennep en/of hasj. Hij zag dat er in totaal vier personen in de auto zaten. Ondertussen sloten diverse collega’s aan bij de controle. Door een collega werd ook bij de achterbank hasj geroken. [verbalisant 2] vorderde vervolgens van alle inzittenden de uitlevering van verdovende middelen. Hij hoorde dat de bijrijder, rechts achterin en naar later bleek te zijn [verdachte] , verklaarde dat hij een gebruikershoeveelheid hasj in zijn tasje had zitten.
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] beschrijven in hun proces-verbaal van bevindingen dat zij dienst hadden samen met [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . Zij reden eveneens op de A50 en zagen de auto met daarin (onder andere) [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] passeren. Nadat door collega’s [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een volgteken aan de bestuurder van de auto was gegeven, ging [verbalisant 4] links naast het voertuig rijden. Hij zag dat er achterin de auto veel beweging was en dat de inzittenden achterin mogelijk goederen aan het zicht probeerden te onttrekken. [verbalisant 4] en [verbalisant 3] sloten zich aan bij de controle op de verzorgingsplaats. [verbalisant 3] trok het achterportier van de auto open en hij zag dat [verdachte] geen gordel droeg. Bij het opentrekken van het portier rook [verbalisant 3] direct de geur van hennep/hasj. Hij zag dat [verdachte] bloeddoorlopen ogen had en hij kreeg het vermoeden dat [verdachte] onder invloed was van verdovende middelen. [verbalisant 3] hield [verdachte] aan in verband met het niet dragen van de gordel en op verdenking van de Opiumwet. Via de portofoon hoorde [verbalisant 3] vervolgens dat collega’s [verbalisant 2] en [verbalisant 1] bij aanvang van de controle ook een henneplucht roken vanuit de auto. Alle vier de inzittenden zijn vervolgens op verzoek uitgestapt en meegegaan met [verbalisant 2] en [verbalisant 1] . [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben daarna de technische staat van het voertuig onderzocht. Bij deze controle bleven zij in het voertuig een henneplucht ruiken. Naar aanleiding van het ruiken van deze henneplucht is de uitlevering van alle verdovende middelen gevorderd aan de inzittenden. [verdachte] verklaarde aan [verbalisant 2] dat hij in een tasje op de bijrijdersstoel op de achterbank een zakje met een gebruikershoeveelheid hasj zou hebben. [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben vervolgens op grond van artikel 96b Sv het voertuig doorzocht.
Naar het oordeel van de rechtbank levert het doorlopend ruiken van de henneplucht vanuit de auto door zowel verbalisant [verbalisant 1] als verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , in combinatie met de verklaring van [verdachte] over de aanwezigheid van hasj in zijn tasje op de achterbank en de eerder waargenomen bewegingen van de inzittenden op de achterbank, voldoende verdenking op dat er verdovende middelen in de auto aanwezig waren. Dit betreft een verdenking als omschreven in artikel 67 lid 1 Sv. Daarmee was de doorzoeking van de auto rechtmatig.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat geen sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. De onderzoeksresultaten op basis van de in de auto aangetroffen goederen kunnen dan ook worden gebruikt voor het bewijs.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 4 juli 2021 werd een Volkswagen Polo, voorzien van kenteken [kenteken] stilgehouden door de politie in verband met een snelheidsovertreding. De vier inzittenden van de auto bleken te zijn: [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [naam 1] . [2] De auto werd doorzocht vanwege de verdenking van de aanwezigheid van verdovende middelen. Bij de doorzoeking werd in het opbergvakje aan de achterkant van de bijrijdersstoel een telefoon aangetroffen van het merk Huawei. De cameralenzen van de telefoon waren aan de voor- en achterzijde afgeplakt met tape. Op het display waren WhatsAppberichten zichtbaar met de tekst ‘hey mam’. In de kofferbak werden twee telefoons aangetroffen van het merk Oppo en Asus. Ook van deze telefoons waren de cameralenzen afgeplakt en waren op de displays WhatsAppberichten te zien met de tekst
‘hey mam’. Bij zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] als [medeverdachte 2] werd verder een mobiele telefoon in beslag genomen. [3]
De Oppo telefoon werd door de politie onderzocht. De telefoon was voorzien van telefoonnummer [telefoonnummer 1] (hierna: [telefoonnummer 1] ). [4] Op de telefoon stond de applicatie Snapchat. Onder de accountgegevens stond de accountnaam ‘ [naam 2] ’ als gebruiker. Verder waren de volgende accountgegevens te zien:
Gebruikersnaam [gebruikersnaam 1]
Verjaardag [geboortedag 2] -2000
Mobiel nummer [telefoonnummer 2]
E-mailadres [e-mailadres] [5]
De Asus telefoon werd door de politie onderzocht. De telefoon was ontgrendeld en voorzien van telefoonnummer [telefoonnummer 3] (hierna: [telefoonnummer 3] ). [6] Op de telefoon stond de applicatie Snapchat. Onder de accountgegevens stond de accountnaam ‘ [naam 2] ’. Verder waren de volgende accountgegevens te zien:
Gebruikersnaam [gebruikersnaam 1]
Verjaardag [geboortedag 2] -2000
Mobiel nummer [telefoonnummer 2]
E-mailadres [e-mailadres] [7]
[medeverdachte 1] is geboren op [geboortedag 2] 2000 en maakte gebruik van een iPhone XS met telefoonnummer [telefoonnummer 4] . [8] Zijn e-mailadres is [e-mailadres] . [9]
De Huawei telefoon werd door de politie onderzocht. De telefoon was ontgrendeld en voorzien van telefoonnummer [telefoonnummer 5] (hierna: [telefoonnummer 5] ). In de lijst met contactpersonen stonden verder onder meer de namen [slachtoffer 12] en [slachtoffer 15] . In de telefoon stond ‘ [gebruikersnaam 2] ’ vermeld als gebruiker die als laatst was ingelogd in de applicatie Snapchat. [10]
Onder [verdachte] werd verder een iPhone 12 in beslag genomen. De telefoon was voorzien van telefoonnummer [telefoonnummer 6] (hierna: [telefoonnummer 6] ). [11] [verdachte] maakte gebruik van dit toestel en het betreffende telefoonnummer. [12]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde oplichtingen.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de aangevers [slachtoffer 10] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, nu deze aangevers zijn benaderd via het telefoonnummer dat gekoppeld was aan de Huawei telefoon. Verdachte heeft verklaard dat hij op enig moment de gebruiker was van deze telefoon.
De raadsman heeft verder bepleit dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte de aangevers [slachtoffer 1] , [aangeefster] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] heeft opgelicht. Deze aangiftes kunnen niet direct aan de Huawei-telefoon of – zonder daartoe meerdere tussenstappen te moeten nemen – aan verdachte worden gelinkt. De raadsman heeft verder aangevoerd dat het dossier eveneens onvoldoende aanknopingspunten bevat op basis waarvan tot een veroordeling van medeplegen kan worden gekomen. Het wettige en overtuigende bewijs voor een bewezenverklaring van een nauwe en bewuste samenwerking – en dus medeplegen – ten aanzien van de genoemde oplichtingen ontbreekt. Op basis van de aangetroffen afbeeldingen in de telefoon van verdachte wordt niet duidelijk of verdachte een rol heeft gehad bij de oplichtingen en zo ja, wat zijn rol precies was. De aanwezigheid van verdachte in de bungalow in [plaats 1] betekent nog niet dat hij daar slechts was met als doel om oplichtingen te plegen. Hierover is door meerdere personen verklaard dat er een verjaardag werd gevierd en spelletjes werden gespeeld. Ook hieruit kan aldus geen bewuste en nauwe samenwerking worden afgeleid die zag op het plegen van oplichtingen. Verdachte nam verder amper deel aan de gesprekken in de snapchatgroep waarin kennelijk over oplichting werd gesproken. De afstemming in de zaaksdossiers van de aangevers [slachtoffer 1] , [aangeefster] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] in deze snapchatgroep vond expliciet plaats tussen anderen dan verdachte. De enkele aanwezigheid in de groepschat is onvoldoende om een actieve deelname te veronderstellen. Voor zover de modus operandi als belastend wordt opgevoerd, merkt de raadsman tot slot op dat deze werkwijze niet uniek is voor dit dossier. De vriend-in-nood-methode wordt veelvuldig toegepast. Dat in dit dossier de vriend-in-nood-methode is gebruikt door verschillende verdachten, wil nog niet zeggen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Bovendien zitten er verschillen tussen de benaderwijzen in de (teksten van de) verschillende berichten. In dit kader merkt de raadsman ook op dat sommige schermafbeeldingen bij meerdere personen op een telefoon zijn aangetroffen. In de meeste gevallen kan niet worden vastgesteld door wie, of met welke telefoon, de afbeelding of de foto is gemaakt of genomen. Met het doorsturen via allerlei kanalen worden afbeeldingen ook vaak automatisch opgeslagen. Dat kan ook bij verdachte het geval zijn geweest.
Beoordeling door de rechtbank
De verklaringen van verdachte
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat de Huawei telefoon van hem was. Hij heeft met deze telefoon oplichtingen gepleegd door de slachtoffers een bericht te sturen met de strekking: ‘hey mam, mijn telefoon is in de wc gevallen’ of een soortgelijke inhoud. Die personen deden vervolgens betalingen naar wie zij dachten dat het hun kind of familielid was. Het gaat dan om de aangiftes van de personen die zijn benaderd met het voornoemde telefoonnummer [telefoonnummer 5] . Het Snapchataccount ‘ [gebruikersnaam 2] ’ was van hem. [verdachte] heeft verder verklaard dat hij van 28 juni tot en met 4 juli 2025 in een bungalow op een vakantiepark in [plaats 1] verbleef, zoals uit de historische verkeersgegevens van zijn telefoon volgt. [13]
Op basis van het bovenstaande stelt de rechtbank allereerst vast dat [verdachte] de gebruiker was van de Huawei telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 5] en van het Snapchataccount [gebruikersnaam 2] .
Inleiding (telefoons en Snapchatgroepen)
Uit het dossier volgt dat door verschillende personen aangifte is gedaan van oplichting via WhatsApp. Deze aangevers werden telkens benaderd met de tekst
‘hey mam’, zoals verderop zal blijken. De politie heeft zowel de aangetroffen prepaid telefoons (Huawei, Oppo en Asus) als de iPhones van [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] onderzocht. Op de iPhones van [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werd een snapchatgroep aangetroffen met veertien deelnemers. De politie beschrijft dat in de Snapchatgroep louter over oplichtingen werd gecommuniceerd. [14] Verder werden in alle voornoemde telefoons afbeeldingen aangetroffen die door de politie op de een of andere manier konden worden gelinkt aan de aangiftes in het dossier, zoals verderop zal blijken.
Op de iPhone van [verdachte] werd voorts een Snapchatgroep aangetroffen met de volgende zes deelnemers:
  • [gebruikersnaam 2]
  • [gebruikersnaam 3]
  • [gebruikersnaam 4]
  • [gebruikersnaam 5]
  • [gebruikersnaam 1]
  • [gebruikersnaam 6]
In deze groep werd op 25 juni 2021 door [verdachte] een betaalverzoek gedeeld van € 90,00 voor ‘Bunga’. Op de iPhone werd ook een screenshot aangetroffen van een bevestiging van ‘Droompark [plaats 1] ’, gelegen in [plaats 1] . Uit de bevestiging blijkt dat een zespersoons bungalow is gehuurd voor de periode van 28 juni – 5 juli 2021. [15] [verdachte] heeft verklaard dat hij in die periode in de bungalow verbleef. [16] De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de zes personen in deze Snapchatgroep in de genoemde periode gezamenlijk, gedurende meerdere dagen en op meerdere momenten, in de bungalow verbleven. Op grond van hetgeen onder ‘De feiten’ is beschreven, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] de gebruiker was van het Snapchataccount [gebruikersnaam 1] . Hij maakte aldus deel uit van deze Snapchatgroep en verbleef gedurende de genoemde periode eveneens in de bungalow. Verder was hij met zijn Snapchataccount ingelogd op de Asus en de Oppo telefoon (zie boven onder ‘De feiten’).
De rechtbank zal hierna de verschillende aangiftes bespreken en per aangifte benoemen wat er in de Snapchatgroep van veertien personen werd gestuurd, welke afbeeldingen er in de telefoons zijn aangetroffen en of verdachte rondom het tijdstip zoals genoemd in de aangifte in de bungalow verbleef. Vervolgens zal worden besproken wat naar het oordeel van de rechtbank de betrokkenheid was van verdachte en hoe dit handelen juridisch moet worden geduid.
Aangeefster [aangeefster] ( [slachtoffer 2] )
[aangeefster] heeft namens haar moeder aangifte gedaan van oplichting via WhatsApp, gepleegd op 30 juni 2021. Uit haar aangifte volgt dat zij is benaderd met het telefoonnummer [telefoonnummer 7] . Zij ontving via dit telefoonnummer het volgende bericht:

hey mam 3x raden wie z’n telefoon in de wc is gevallen dit is m’n nieuwe nummer deze kan je opslaan en de oude weg doen’.Dit leek voor de moeder van aangeefster een bekende te zijn. Uit het gesprek volgt dat de persoon aangaf dat hij een nieuw nummer had en dat zijn oude nummer weg kon. Hij maakte gebruik van een leentoestel waarvan de microfoon kapot was, waardoor hij niet kon bellen. Vervolgens gaf hij aan dat hij wat rekeningen moest betalen, maar dat hij geen reader had. Hij vroeg vervolgens aan de moeder van aangeefster om de rekeningen voor te schieten en stuurde de gegevens van degene die het geld moest ontvangen. Zij heeft naar aanleiding daarvan om 16:54 uur een bedrag van € 3.450,00 overgemaakt naar de rekening van [naam 3] ( [rekeningnummer 1] ). Om 18:07 uur deed zij vervolgens nog een betaling van € 1.460,00 naar de rekening van [naam 4] ( [rekeningnummer 2] ). [17]
De rechtbank merkt op dat uit het dossier is gebleken en ter terechtzitting naar voren is gebracht dat de moeder van [aangeefster] mw. [slachtoffer 2] is.
Op de iPhone van [verdachte] werden meerdere screenshots aangetroffen van een rekeningoverzicht van mw. [naam 3] met rekening [rekeningnummer 1] . [18]
In de Snapchatgroep van veertien personen werd op 30 juni 2021 met betrekking tot het door [slachtoffer 2] overgemaakte geldbedrag het volgende bericht gestuurd:
20:12 [gebruikersnaam 5] :
‘@ftempooo is die 1460 er af of?’
20:15 [gebruikersnaam 7] :
‘stuurde vermoedelijk een afbeelding’
20:16 [gebruikersnaam 8] :
‘Ey mijne bezig gwn nog’
20:16 [gebruikersnaam 5] :
‘Oke’ [19]
De rechtbank concludeert dat deze chat betrekking heeft op [slachtoffer 2] , gelet op de datum, de tijdstippen en het feit dat het genoemde bedrag overeenkomt met het door haar betaalde bedrag van € 1.460,00.
[verdachte] was blijkens de historische verkeersgegevens van zijn iPhone [20] en zijn eerdergenoemde verklaring op het moment van de gepleegde oplichting aanwezig in de bungalow in [plaats 1] .
Aangeefster [slachtoffer 3]
heeft aangifte gedaan van oplichting via WhatsApp, gepleegd op 30 juni 2021. Zij heeft verklaard dat zij op die datum werd benaderd via WhatsApp uit naam van haar dochter met het telefoonnummer [telefoonnummer 8] . Haar dochter gaf aan dat haar telefoon in de wc was gevallen en dat aangeefster het beste het nieuwe nummer kon opslaan en het oude nummer kon verwijderen. Al vrij snel kwam zij met een bericht dat zij met een probleempje zat en dat er rekeningen betaald moesten worden, waarvoor zij een reader nodig had. Zij vroeg vervolgens aan aangeefster om de rekeningen voor te schieten. Er volgen meerdere betaalverzoeken. Aangeefster heeft de volgende betalingen gedaan:
  • € 1.850,00 op rekening van [naam 5] ( [rekeningnummer 3] ) op 30 juni 2021 om 19 :06 uur;
  • € 1.400,00 op rekening van [naam 5] ( [rekeningnummer 3] ) op 30 juni 2021 om 19 :23 uur;
  • € 1.500,00 op rekening van [naam 6] ( [rekeningnummer 4] ) op 30 juni 2021 om 20:34 uur;
  • € 185,00 op rekening van [naam 6] ( [rekeningnummer 4] ) op 30 juni 2021;
  • € 1.900,00 op rekening van [naam 7] ( [rekeningnummer 5] ) op 1 juli 2021;
  • € 600,00 op rekening van [naam 7] ( [rekeningnummer 5] ) op 1 juli 2021;
  • € 1.600,00 op rekening van [naam 8] ( [rekeningnummer 6] ) op 1 juli 2021;
  • € 800,00 op rekening van [naam 8] ( [rekeningnummer 6] ) op 1 juli 2021.
In totaal heeft aangeefster aldus een bedrag van € 9.835,00 overgemaakt. [21]
Op de iPhone van [verdachte] werd een foto van een telefoon aangetroffen met daarop verschillende transacties. Op deze afbeelding zijn onder andere bijschrijvingen te zien van mw. [slachtoffer 3] van € 1.400,00 en € 1.850,00. [22]
In de Snapchatgroep van veertien personen werd op 30 juni 2021 het volgende gesprek gevoerd:
15:26 [gebruikersnaam 8] :
‘Bunq betaallink in app gegooid voor 1500’
18:49 [gebruikersnaam 8] :
‘welke bv’s’
18:49 [gebruikersnaam 6] :
‘600’
18:49 [gebruikersnaam 8] :
‘zeg nu alles’
18:50 [gebruikersnaam 1] :
‘is er 1500 op bv gekomen?’
18:54 [gebruikersnaam 5] :
‘1950 bv" en “snelheid!!’
19 :01 [gebruikersnaam 8] :
‘Dit is andere bunq’
19 :02 [gebruikersnaam 8] : stuurde vermoedelijk een afbeelding
19 :53 [gebruikersnaam 3] :
‘Tempo leeg die 1850 en 1400?’
19 :54 [gebruikersnaam 8] :
‘is bezig’
19 :54 [gebruikersnaam 3] :
‘Oke kan zo miss door’
20:09 [gebruikersnaam 7] :
‘Is er op?’
20:09 [gebruikersnaam 1] :
‘Gaat nu doen’
20:09 [gebruikersnaam 7] :
‘oke’
20:09 [gebruikersnaam 3] :
‘lekker hoor [bijnaam] ’ [23]
De rechtbank concludeert dat deze chat betrekking heeft op [slachtoffer 3] , gezien de datum, de tijdstippen en het feit dat de genoemde bank (Bunq) en de bedragen overeenkomen met de betalingen zoals gedaan door [slachtoffer 3] .
[verdachte] was blijkens de historische verkeersgegevens van zijn iPhone [24] en zijn eerdergenoemde verklaring op het moment van de gepleegde oplichting aanwezig in de bungalow in [plaats 1] .
Aangeefster [slachtoffer 4]
heeft aangifte gedaan van oplichting via WhatsApp, gepleegd op 30 juni 2021. Zij heeft verklaard dat zij op haar telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 9] een appje kreeg van iemand van wie zij dacht dat het haar dochter was. Deze persoon berichtte dat haar telefoon in de wasmachine had gezeten en dat zij een nieuw nummer had. Het was een leentoestel waarmee zij niet kon bellen. Er werd wat heen en weer geappt, waarna de persoon berichtte dat er een probleem was en (in verband daarmee) een betaalverzoek deed. De persoon vroeg of aangeefster een geldbedrag wilde overmaken en stuurde daarvoor de gegevens van de persoon waarnaar dit moest worden overgemaakt. Aangeefster heeft om 19 :58 uur € 3.250,00 overgemaakt naar de rekening van [naam 9] ( [rekeningnummer 7] ). Aangeefster werd benaderd met telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [25] De rechtbank constateert dat [slachtoffer 4] is benaderd met de Oppo telefoon waarop [medeverdachte 1] was ingelogd met zijn Snapchataccount.
Op de iPhone van [verdachte] werd een foto van een telefoon aangetroffen met daarop de ING rekeninggegevens van Hr. [naam 9] . [26]
Op de iPhone van [medeverdachte 1] stond een afbeelding opgeslagen van de bankpas op naam van [naam 9] met rekeningnummer [rekeningnummer 7] . In de politiesystemen werd gezocht op dit rekeningnummer. Hieruit volgde dat er op 30 juni 2021 een bedrag van € 3.250,00 werd overgemaakt op dit rekeningnummer, afkomstig van [slachtoffer 4] . Op de iPhone van [medeverdachte 1] werden door de politie verschillende afbeeldingen van Excel-achtige lijsten aangetroffen met daarop persoonsgegevens en telefoonnummers. Hier stond ook de naam van [slachtoffer 4] (female) tussen met telefoonnummer [telefoonnummer 9] . [27]
In de Snapchatgroep van veertien personen werd op 30 juni 2021 vanaf [geboortedag 2] :48 uur het volgende gesprek gevoerd:
[gebruikersnaam 1] ( [naam 2] ) :
‘kaart’en
‘3250’
[gebruikersnaam 8] :
‘je kan 5k’
[gebruikersnaam 1] ( [naam 2] ) :
‘Ga nu die orra doorsturen’ [28]
De rechtbank concludeert dat dit gesprek betrekking heeft op [slachtoffer 4] , gelet op de datum, het tijdstip en het feit dat het in de chat genoemde bedrag overeenkomt met het bedrag dat door [slachtoffer 4] is overgemaakt.
[verdachte] was blijkens de historische verkeersgegevens van zijn iPhone [29] en zijn eerdergenoemde verklaring op het moment van de gepleegde oplichting aanwezig in de bungalow in [plaats 1] .
Aangeefster [slachtoffer 5]
heeft aangifte gedaan van oplichting via WhatsApp, gepleegd op 1 juli 2021. Zij heeft verklaard dat zij omstreeks 11:58 uur een bericht ontving van haar dochter. Naar later bleek was dit niet haar dochter, maar een voor haar onbekend persoon. Haar dochter schreef dat zij een nieuw nummer had, omdat haar telefoon stuk was. Zij schreef dat zij een leentoestel had, waarmee zij niet kon internetbankieren. Haar dochter schreef dat ze wat rekeningen moest betalen en vroeg of aangeefster die wilde betalen. Aangeefster werd benaderd met het telefoonnummer [telefoonnummer 10] . [30]
Uit de bankafschriften volgt dat aangeefster op 1 juli 2021 de volgende bedragen heeft overgemaakt:
  • Om 13:44 uur een bedrag van € 1.900 naar rekeningnummer [rekeningnummer 8] ten name van [naam 10] ;
  • Om 13:45 uur een bedrag van € 850,00 naar rekeningnummer [rekeningnummer 9] ten name van [naam 7] ;
  • Om 14:21 uur een bedrag van € 1.800,00 naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] ten name van [naam 8] ;
  • Om 15:15 uur een bedrag van € 450,00 naar rekeningnummer [rekeningnummer 10] ten name van [naam 11] .
Op de iPhone van [verdachte] werd een afbeelding aangetroffen van een rekeningoverzicht van [rekeningnummer 11] . [slachtoffer 5] maakte het bedrag van € 1.900,00 over naar dit rekeningnummer. [32]
In de Snapchatgroep van veertien personen werden op 1 juli 2021 de volgende berichten gestuurd:
de volgende gestuurd:
13:23 [gebruikersnaam 4] : " stuur BV 1900 en 1 van 850 “
Om 11:24 en 11:28 deelden de onbekend gebruikers [gebruikersnaam 7] en [gebruikersnaam 8] een betaallink van
Bunq.
13:27 [gebruikersnaam 1] : stuurde vermoedelijk een afbeelding
13:27 [gebruikersnaam 7] :
‘komt’
13:27 [gebruikersnaam 1] :
‘Aii’
13:31 [gebruikersnaam 6] :
‘Is er een lege spa?’
13:32 [gebruikersnaam 4] :
‘lage spa nodig gasss’
13:32 [gebruikersnaam 6] :
‘of ergens achter gooien’
13:49 [gebruikersnaam 4] :
‘bij bunq iets erop??’
15:14 [gebruikersnaam 3] :
‘bv 1950“ en ‘dan maar’
15:14 [gebruikersnaam 7] :
‘okee’
15:16 [gebruikersnaam 6] :
‘450 erop’ [33]
De rechtbank concludeert dat deze chat betrekking heeft op aangeefster [slachtoffer 5] , gelet op de datum, de tijdstippen en het feit dat de genoemde bedragen overeenkomen met de door haar overgemaakte bedragen.
[verdachte] was blijkens de historische verkeersgegevens van zijn iPhone [34] en zijn eerdergenoemde verklaring op het moment van de gepleegde oplichting aanwezig in de bungalow in [plaats 1] .
Aangeefster [slachtoffer 6]
heeft aangifte gedaan van oplichting via WhatsApp, gepleegd op 1 juli 2021. Zij heeft verklaard dat via WhatsApp contact met haar werd opgenomen met de melding dat de telefoon van één van de kinderen in de wc was gevallen. Zij werd benaderd met het telefoonnummer [telefoonnummer 8] . Zij heeft daarna wat heen en weer geappt, waardoor het leek alsof zij echt met haar oudste zoon aan het appen was. Uit het appgesprek volgt dat er vervolgens gevraagd werd of aangeefster rekeningen kon voorschieten. In het gesprek werd aangegeven dat het een betaalverzoek betrof rechtstreeks naar de begunstigde. Aangeefster heeft om 16:29 uur € 1.850,00 overgemaakt naar de rekening van [naam 10] ( [rekeningnummer 11] ). [35]
Op de iPhone van [verdachte] werd een afbeelding aangetroffen van een rekeningoverzicht van [rekeningnummer 11] . [36]
In de Snapchatgroep van veertien personen werden op 1 juli 2021 rond het tijdstip van de betaling door [slachtoffer 6] de volgende berichten gestuurd:
16:46 [gebruikersnaam 7] :
‘die andere 1850’
16:48 [gebruikersnaam 7] :
‘omw muur’
16:48 [gebruikersnaam 3] :
‘Okee’
De verbalisant merkt op dat ‘omw’ vermoedelijk ‘on my way’ betekent en dat muur zeer waarschijnlijk geldautomaat betekent. [37] De rechtbank concludeert hieruit dat de chat betrekking heeft op [slachtoffer 6] en dat gebruiker [gebruikersnaam 7] onderweg was naar de geldautomaat om het door [slachtoffer 6] overgemaakte geldbedrag van € 1.850,00 te pinnen.
[verdachte] was blijkens de historische verkeersgegevens van zijn iPhone [38] en zijn eerdergenoemde verklaring op het moment van de gepleegde oplichting aanwezig in de bungalow in [plaats 1] .
Aangeefster [slachtoffer 7]
heeft aangifte gedaan van oplichting via WhatsApp, gepleegd op 1 juli 2021. Zij heeft verklaard dat zij om 11:55 uur op haar telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 11] een appbericht kreeg van een persoon die het deed voorkomen alsof hij een bekende was en vragen stelde waardoor aangeefster dacht dat het haar nicht [naam 12] was. Haar telefoon was in de toilet gevallen. Aangeefster heeft de volgende bedragen naar haar ‘nicht’ overgemaakt:
  • € 2.860,00 naar de rekening van [naam 13] ( [rekeningnummer 12] ) om 16:40 uur;
  • € 330,00 naar de rekening van [naam 7] ( [rekeningnummer 5] ) om 16:40 uur;
  • € 1.950,00 naar de rekening van [naam 7] ( [rekeningnummer 5] ) om 16:39 uur.
Tussendoor heeft aangeefster geprobeerd om haar ‘nicht’ te bellen, maar haar ‘nicht’ gaf aan dat de microfoon van haar telefoon het niet deed. Aangeefster werd benaderd met telefoonnummer [telefoonnummer 11] . [39]
Op de iPhone van [verdachte] werden foto’s van een bankpas aangetroffen met het rekeningnummer [rekeningnummer 12] . [40]
Op de iPhone van [medeverdachte 1] staat een afbeelding opgeslagen van een WhatsAppgesprek met het telefoonnummer [telefoonnummer 11] . In dit gesprek is te lezen dat de gebruiker van voornoemde
telefoonnummer werd overgehaald om via een betaalverzoek van de Bunqbank € 1.930,00 over te maken, zogenaamd voor ene [naam 12] . [41] De rechtbank constateert dat dit het telefoonnummer van [slachtoffer 7] betreft.
In de Snapchatgroep van veertien personen stuurde de onbekende gebruiker [gebruikersnaam 8] op 2 juli 2021 om 16:33 uur een betaallink van € 1.950,00 en € 330,00 euro van de Bunq bank. Daarop volgde de volgende berichten:
[gebruikersnaam 2] :
‘die screenshot is van gisteren 17:00 uur’
[gebruikersnaam 5] :
‘Een van 1850 en een van 330’ [42]
De rechtbank constateert dat [verdachte] ( [gebruikersnaam 2] ) er kennelijk van op de hoogte was dat de betaallinks die door de onbekende gebruiker werden gestuurd gisteren (dus op 1 juli 2021) al waren verstuurd dan wel betaald. Dit komt overeen met de datum van betaling van deze bedragen door [slachtoffer 7] , zodat de rechtbank vaststelt dat deze chat betrekking heeft op haar aangifte.
[verdachte] was blijkens de historische verkeersgegevens van zijn iPhone [43] en zijn eerdergenoemde verklaring op het moment van de gepleegde oplichting aanwezig in de bungalow in [plaats 1] .
Aangever [slachtoffer 8]
heeft aangifte gedaan van oplichting via WhatsApp. Hij heeft verklaard dat hij op 1 juli 2021 in de avond een bericht ontving op zijn telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 12] van een voor hem onbekend mobiel telefoonnummer. In het bericht gaf de persoon aan dat hij zijn telefoon was verloren en dat dit zijn nieuwe nummer was. Hij gaf ook aan dat bellen nu even niet ging, omdat de microfoon en de camera van zijn leentoestel kapot waren. Aangever dacht dat het ging om een bekende van hem. De bekende vroeg hem vervolgens om een overboeking te doen om een aflossing te kunnen betalen. Hij stuurde de gegevens door van de persoon aan wie aangever de betalingen kon doen. Aangever heeft twee overboekingen gedaan van € 1.280,00 en € 3.800,00 – in totaal € 5.080,00 – op de rekening van [naam 14] ( [rekeningnummer 13] ). Hij werd benaderd met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . [44] De rechtbank constateert dat [slachtoffer 8] is benaderd met de Asus telefoon waarop [medeverdachte 1] was ingelogd met zijn Snapchataccount.
De politie heeft de bankgegevens van het genoemde rekeningnummer ten name van [naam 14] opgevraagd. Hieruit volgt dat er op 1 juli 2021 om 20:00 uur een storting werd gedaan van
€ 3.800,00. Om 20:33 uur werd vervolgens nog een storting gedaan van € 1.280,00. Beide stortingen werden gedaan vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 14] . Dit betreft het rekeningnummer van aangever [slachtoffer 8] . [45]
De rechtbank merkt op dat in de aangifte verschillende pleegdata worden vermeld (zowel 1 juli 2021 als 4 juli 2021). Nu uit de bankgegevens blijkt dat de betalingen door [slachtoffer 8] zijn gedaan op 1 juli 2021 gaat de rechtbank uit van een kennelijke verschrijving bij het uitwerken van de aangifte op dit punt. De rechtbank gaat ervan uit dat zowel het WhatsAppgesprek als het overmaken van de geldbedragen heeft plaatsgevonden op 1 juli 2021.
Op de iPhone van [verdachte] werd een afbeelding aangetroffen van een bankpas van de rekening [rekeningnummer 13] ten name van [naam 14] . [46]
Op de iPhone van [medeverdachte 2] werden afbeeldingen aangetroffen van Excellijsten. Op deze lijsten stonden namen, telefoonnummers en bankrekeningnummers. In één van de lijsten stond het telefoonnummer [telefoonnummer 13] . [47] De rechtbank constateert dat dit het telefoonnummer van [slachtoffer 8] betreft.
[verdachte] was blijkens de historische verkeersgegevens van zijn iPhone [48] en zijn eerdergenoemde verklaring op het moment van de gepleegde oplichting aanwezig in de bungalow in [plaats 1] .
Aangeefster [slachtoffer 9]
heeft aangifte gedaan van oplichting via WhatsApp, gepleegd op 2 juli 2021. Zij heeft verklaard dat zij een app kreeg van iemand van wie zij dacht dat het haar zoon was. Hij berichtte dat hij zijn telefoon in de wc had laten vallen. Hij vertelde dat hij een vervelende week achter de rug had. Daarna kwam het verzoek om geld over te maken in verband met een aanmaning voor een vergeten betaling. Daarop stuurde de persoon meerdere betaalverzoeken. Aangeefster is benaderd met het telefoonnummer [telefoonnummer 14] . Zij heeft de volgende betalingen gedaan van in totaal € 7.350,00:
  • € 3.200,00 op de rekening van [naam 15] om 15:10 uur;
  • € 4.150,00 op de rekening van mwa [naam 16] om 15:35 uur.
In het appgesprek werd haar verder gevraagd om een betaling over te maken naar rekeningnummer [rekeningnummer 15] ten name van [naam 17] . Daar is aangeefster niet meer op ingegaan . [49]
Op de iPhone van [verdachte] werd een screenshot aangetroffen van een bankpas met rekeningnummer [rekeningnummer 15] t.n.v. [naam 17] . [50]
In de Snapchatgroep van veertien personen werd op 2 juli 2021 rondom het tijdstip van de betalingen door [slachtoffer 9] het volgende gesprek gevoerd:
15:36 [gebruikersnaam 2] :
‘Rabo stroom 3k kaart?’
15:36 [gebruikersnaam 3] :
‘ja gooi’
15:42 [gebruikersnaam 8] :
‘vul vol’
15:42 [gebruikersnaam 9] :
‘ [naam 20] vraag iets meer of kan niet?’
15:50 [gebruikersnaam 2] :
‘Is er op’ [51]
De verbalisant merkt op dat in de chat door de gebruikers regelmatig de woorden 'stroom’ en 'Baro' worden gebruikt. Beide zijn straattaal. 'Stroom' betekent: sjans, een klik hebben. 'Baro' betekent: Rabobank. [52]
De rechtbank concludeert dat deze chat betrekking heeft op [slachtoffer 9] , gelet op de datum en de tijdstippen.
[verdachte] was blijkens de historische verkeersgegevens van zijn iPhone [53] en zijn eerdergenoemde verklaring op het moment van de gepleegde oplichting aanwezig in de bungalow in [plaats 1] .
Aangeefster [slachtoffer 10]
heeft aangifte gedaan van oplichting via WhatsApp, gepleegd op 2 juli 2021. Zij heeft verklaard dat zij via WhatsApp een bericht kreeg van haar zoon dat zijn telefoon in de wc was gevallen en dat hij een nieuw nummer had. Het oude nummer kon dus weg. Hij gaf aan dat hij een probleempje had, want hij had nog wat rekeningen liggen die vandaag betaald moesten worden. Hij kon met zijn leentoestel niet internetbankieren. Vervolgens stuurde hij de rekeninggegevens van de persoon waarnaar het geld moest worden overgemaakt. Aangeefster heeft een betaling gedaan van € 2.990,00 op de rekening van [naam 18] ( [rekeningnummer 16] ) om 16:25 uur. Zij werd benaderd door telefoonnummer [telefoonnummer 5] . [54] De rechtbank constateert dat [slachtoffer 10] is benaderd met de Huawei telefoon die in gebruik was bij [verdachte] .
Op de iPhone van [verdachte] werd een screenshot aangetroffen van de ASN bankrekening [rekeningnummer 16] . [55] Verder werd een afbeelding aangetroffen van een rekeningoverzicht ten name van [naam 18] met ditzelfde rekeningnummer. [56]
In de Snapchatgroep van veertien personen werd op 2 juli 2021 om 16:26 uur het volgende bericht gestuurd:
[gebruikersnaam 2] :
‘kijk die ASN nu is’. [57]
De rechtbank concludeert dat dit bericht betrekking heeft op [slachtoffer 10] , gezien de datum, het tijdstip en het feit dat [slachtoffer 10] het geldbedrag heeft overgemaakt naar een ASN-rekening.
[verdachte] was blijkens de historische verkeersgegevens van zijn iPhone [58] en zijn eerdergenoemde verklaring op het moment van de gepleegde oplichting aanwezig in de bungalow in [plaats 1] .
Aangeefster [slachtoffer 10]
[slachtoffer 11] heeft aangifte gedaan van oplichting via WhatsApp, gepleegd op 2 juli 2021.
Zij heeft verklaard dat zij een bericht kreeg van een onbekend nummer. Deze persoon deed zich voor als haar zoon. Hij zei dat zijn telefoon kapot was en dat hij daarom met dit nieuwe nummer berichten stuurde. Vervolgens gaf hij aan dat hij geld nodig had om een rekening te betalen. Hij stuurde bankgegevens. Aangeefster heeft om 16:31 uur € 3.750,00 overgemaakt naar de rekening van [naam 17] ( [rekeningnummer 15] ). Zij werd benaderd met het telefoonnummer [telefoonnummer 7] . [59]
Op de iPhone van [verdachte] werd een screenshot aangetroffen van een bankpas met rekeningnummer [rekeningnummer 15] ten name van [naam 17] . Daarnaast werd een foto van een telefoon aangetroffen met op de telefoon een rekeningoverzicht van dit rekeningnummer ten name van [naam 17] . [60]
In de Snapchatgroep van veertien personen werd op 2 juli 2021 rondom het tijdstip van de betaling door [slachtoffer 10] het volgende gesprek gevoerd:
16:18 [gebruikersnaam 5] :
‘Baro stroom 3750 kaart?’
16: 19 [gebruikersnaam 9] :
‘Passie?’
16:22 [gebruikersnaam 8] :
‘zet dan’
16:36 [gebruikersnaam 4] :
‘Tempoo stuurdie picca’
16:36 [gebruikersnaam 4] :
‘Meli alles is er af’
16:36 [gebruikersnaam 6] :
stuurde vermoedelijk een afbeelding
16:50 [gebruikersnaam 3] :
‘van lam’
16:50 [gebruikersnaam 5] :
‘die 3750 toch wel gegooid’ [61]
De rechtbank concludeert dat deze chat betrekking heeft op [slachtoffer 10] , gezien de datum, de tijdstippen en het feit dat de genoemde bank (Rabo) en het bedrag overeenkomt met de betaling zoals gedaan door [slachtoffer 10] .
[verdachte] was blijkens de historische verkeersgegevens van zijn iPhone [62] en zijn eerdergenoemde verklaring op het moment van de gepleegde oplichting aanwezig in de bungalow in [plaats 1] .
Aangeefster [slachtoffer 12]
heeft aangifte gedaan van oplichting via Whatsapp, gepleegd op 2 juli 2021. Zij heeft verklaard dat zij via WhatsApp werd benaderd door iemand die zich voordeed als haar zoon. Zijn oude mobiel zou in het toilet zijn gevallen en hij zou een nieuwe mobiel hebben gekocht. Hij zou iemand moeten betalen voor zijn nieuwe telefoon en computerapparatuur. De rekening moesten dezelfde dag betaald worden en hij kon met zijn leentoestel niet internetbankieren. Hij vroeg aangeefster om de rekeningen voor te schieten. Zij heeft om 17:38 uur € 2.990,00 en € 1.990,00 – in totaal € 4.980,00 – vanaf haar bankrekening ( [rekeningnummer 17] ) overgemaakt op de rekening van [naam 19] ( [rekeningnummer 18] ). Aangeefster werd benaderd door telefoonnummer [telefoonnummer 5] . [63] De rechtbank constateert dat [slachtoffer 12] is benaderd met de Huawei telefoon die in gebruik was bij [verdachte] .
Op de iPhone van [verdachte] werd een afbeelding aangetroffen van een screenshot met daarop transactiegegevens van [naam 19] met rekeningnummer [rekeningnummer 18] . Ook werd er een screenshot van een WhatsAppgesprek aangetroffen met daarop transactiegegevens van [slachtoffer 12] met rekening [rekeningnummer 17] . [64] Op de Huawei telefoon werden verder twee bankafschriften aangetroffen. Het betrof afschrijvingen van € 2.990,00 en € 1.990,00 van rekeningnummer [rekeningnummer 17] ten name van [slachtoffer 12] naar rekeningnummer [rekeningnummer 18] ten name van [naam 19] . [65]
In de Snapchatgroep van veertien personen werd op 2 juli 2025 het volgende gesprek gevoerd.
17:27 [gebruikersnaam 2] :
‘3k app’
17:36 [gebruikersnaam 4] :
‘ [naam 20] ’
17:39 [gebruikersnaam 2] :
‘is erop zegt ze’
17:40 [gebruikersnaam 3] :
‘fotoo’
17:40 (nn) [gebruikersnaam 7] :
‘op sns’
17:40 [gebruikersnaam 2] :
‘ja’
14:41 [gebruikersnaam 7] :
‘oke moment’
17:44 [gebruikersnaam 6] :
‘moet er op staan’
18:13 [gebruikersnaam 2] :
‘staat erop’
18:14 [gebruikersnaam 3] :
‘lucht’
18 14 nn [gebruikersnaam 7] :
‘stuur weer"
18:17 [gebruikersnaam 4] :
‘op die sns?’
18:17 [gebruikersnaam 7] :
‘jaa 2k erop’ [66]
De rechtbank concludeert dat dit gesprek betrekking heeft op [slachtoffer 12] , gelet op de datum, de tijdstippen en het feit dat zij eerst € 2.990,00 (bijna ‘3k’) en vervolgens € 1.990,00 (bijna ‘2k’) overmaakte op een SNS-rekening.
[verdachte] was blijkens de historische verkeersgegevens van zijn iPhone [67] en zijn eerdergenoemde verklaring op het moment van de gepleegde oplichting aanwezig in de bungalow in [plaats 1] .
Aangeefster [slachtoffer 13]
heeft aangifte gedaan van oplichting via WhatsApp, gepleegd op 3 juli 2021. Zij heeft verklaard dat zij via WhatsApp werd benaderd door iemand van wie zij dacht dat het haar zoon was. Hij berichtte haar dat hij zijn telefoon in de wc had laten vallen en dat hij tijdelijk een nieuw nummer had. Daarna volgde het bericht dat hij een probleempje had, omdat hij dringend wat betalingen moest doen. Hij kon niet bellen, want de microfoon van zijn leentoestel was kapot. Hij stuurde vervolgens twee betaalverzoeken van Bunq. Aangeefster heeft de volgende bedragen overgemaakt:
  • € 1.000,00 naar de rekening van [naam 21] ( [rekeningnummer 19] ) op 2 juli 2021 om 18:53 uur;
  • € 1.990,00 naar de rekening van [naam 21] ( [rekeningnummer 19] ) op 2 juli 2021 om 23:14 uur;
  • € 1.200,00 naar de rekening van [naam 21] ( [rekeningnummer 19] ) op 3 juli 2021 om 00:02 uur;
  • € 1.500,00 naar de rekening van [naam 22] ( [rekeningnummer 20] ) op 3 juli 2021 om 11:58 uur.
Het betrof aldus een totaalbedrag van € 5.690,00. Aangeefster werd benaderd met telefoonnummer [telefoonnummer 5] . [68] De rechtbank constateert dat [slachtoffer 13] is benaderd met de Huawei telefoon die in gebruik was bij [verdachte] .
Op de Huawei telefoon waarvan [verdachte] gebruik maakte werden afbeeldingen van de volgende bankafschriften aangetroffen:
  • een afschrijving van € 1.500,00 van het rekeningnummer ten name van [slachtoffer 13] naar het rekeningnummer ten name van [naam 22] ;
  • een afschrijving van € 1.990,00 van het rekeningnummer ten name van [slachtoffer 13] naar het rekeningnummer ten name van Hr. [naam 23] ;
  • een afschrijving van € 1.200,00 van het rekeningnummer ten name van [slachtoffer 13] naar het rekeningnummer ten name van Hr. [naam 23] ;
  • een afschrijving van € 1.000,00 naar [naam 21] op 2 juli 2021 om 18:53 uur;
  • een afschrijving naar [naam 21] op 2 juli 2021 om 23:14 uur;
  • een afschrijving naar [naam 21] op 3 juli 2021 om 00:02 uur.
In de Snapchatgroep van veertien personen werden op 2 en 3 juli 2021 de volgende berichten gestuurd:
2 juli 2021
17:36 [gebruikersnaam 2] :
‘Gaat automatisch hogere limiet’
18:51 [gebruikersnaam 3] :
‘nee klopt niet’
18:52 [gebruikersnaam 3] :
‘ze moet gwn verhogen’
18:56 [gebruikersnaam 2] :
‘1000 Erop’
18:56 [gebruikersnaam 3] :
‘Si" En "Vraag haar limiet te verhogen tot 5’
18:57 [gebruikersnaam 2] :
‘heb gedaan’
18:57 [gebruikersnaam 7] :
‘Erop’
18:58 [gebruikersnaam 2] :
‘Si’
19 :06 [gebruikersnaam 7] :
‘iemand’
19 :12 [gebruikersnaam 10] : stuurde vermoedelijk 2 afbeeldingen
19 :30 [gebruikersnaam 7] :
‘is cool’
19 :30 [gebruikersnaam 7] :
‘wie nog’
22:59 [gebruikersnaam 2] :
‘BV 1990’
23:00 [gebruikersnaam 7] :
‘ik maak’
23:00 [gebruikersnaam 4] :
‘avond dienst he’
23:01 [gebruikersnaam 5] :
stuurde vermoedelijk een afbeelding
23:02 [gebruikersnaam 7] :
deelde een betaallink van Bunq
23:18 [gebruikersnaam 2] :
‘1990 erop’
23:20 [gebruikersnaam 7] :
‘F’
23:18 [gebruikersnaam 3] :
‘siii’en
‘nachtdienst’
23: 19 [gebruikersnaam 4] :
‘bombaaa’
23: 19 [gebruikersnaam 7] : stuurde vermoedelijk een afbeelding en daarna
‘Pa’
23: 19 [gebruikersnaam 2] :
‘Kga t vragen’
23: 19 [gebruikersnaam 3] :
‘Moett’
23:21 [gebruikersnaam 7] :
‘Aii"en
“Hijs omw cassie’
23: 19 [gebruikersnaam 2] :
‘Sii’
23:20 [gebruikersnaam 2] : stuurde vermoedelijk een afbeelding
23:20 [gebruikersnaam 7] :
‘hoeveel is volgende?’
23:20 [gebruikersnaam 2] :
‘Timer’
23:21 [gebruikersnaam 7] :
‘Oke’ en ‘Ai’
23:26 [gebruikersnaam 2] :
‘Bv 1200’
21:27 [gebruikersnaam 7] :
‘Okee’
23:27 [gebruikersnaam 2] : stuurde vermoedelijk een afbeelding
23:27 [gebruikersnaam 3] :
‘Lekkurr’
3 juli 2021
00:17 [gebruikersnaam 3] :
‘ [naam 20] gooi nog iets’ en ‘Limiet is 3k toch?’
00:18 [gebruikersnaam 7] :
‘Jaa’
10:56 [gebruikersnaam 3] :
‘Hahahaha’
11:10 onbekende gebruiker [gebruikersnaam 11] stuurde vermoedelijk een afbeelding
11:12 [gebruikersnaam 7] : ‘Okee’
11:11 [gebruikersnaam 2] :
‘bv 1000’en stuurde daarna vermoedelijk een afbeelding.
11:16 [gebruikersnaam 2] :
‘maak 1500 beter’
11:16 [gebruikersnaam 7] :
‘Okee hij rea afni’
(opmerking: mogelijk bedoelde de gebruiker: oké, hij reageert even niet) [70]
De rechtbank concludeert dat deze chat betrekking heeft op [slachtoffer 13] , gelet op de datum, de tijdstippen en het feit dat de genoemde bedragen overeenkomen met de bedragen zoals overgemaakt door [slachtoffer 13] .
[verdachte] was blijkens de historische verkeersgegevens van zijn iPhone [71] en zijn eerdergenoemde verklaring op het moment van de gepleegde oplichting aanwezig in de bungalow in [plaats 1] .
Aangeefster [slachtoffer 14] (feit 2)
[slachtoffer 14] heeft aangifte gedaan van oplichting via WhatsApp, gepleegd op 22 juni 2021. Zij heeft verklaard dat zij een bericht kreeg van een voor haar onbekend persoon. Zij bevond zich op 22 juni 2021 om 18:00 uur in haar woning, [adres 2] in [plaats 3] . Zij kreeg een appje van het telefoonnummer [telefoonnummer 5] . In het appje stond: ‘
hey mam, mijn telefoon is in de wc gevallen en dit is mijn nieuwe nummer’. Aangeefster dacht dat het haar dochter was. Haar dochter gaf vervolgens aan dat er problemen waren met haar internetbankieren. Er werd driemaal om een betaling gevraagd, waarvan aangeefster er twee heeft overgemaakt. Aangeefster heeft de volgende betalingen gedaan:
  • € 2.990,00 naar de rekening van [naam 24] ( [rekeningnummer 21] );
  • € 1.990,00 naar de rekening van [naam 24] ( [rekeningnummer 21] ).
De rechtbank constateert dat [slachtoffer 14] is benaderd met de Huawei telefoon die in gebruik was bij [verdachte] .
Op de iPhone van [verdachte] werden verschillende afbeeldingen aangetroffen van onder andere een ING Bankpas ten name van [naam 24] met rekeningnummer [rekeningnummer 22] en rekeninggegevens van de Rabo rekening. [rekeningnummer 21] . [73] Verder werden er op de iPhone meerdere screenshots aangetroffen van een Rabo Studentenpakket. Bij de transacties was te zien dat er geld werd bijgeschreven door [slachtoffer 14] . [74]
Op de iPhone van [verdachte] werd daarnaast een Snapchatgesprek aangetroffen tussen [verdachte] ( [gebruikersnaam 2] ) en een andere gebruiker. Op 23 juni 2021 om 11:43 uur werd in dit gesprek door [gebruikersnaam 3] het volgende gedeeld:
- [plaats 3]
- [postcode 2]
- [adres 3]
- [geboortedag 3] -1943
- Mevrouw [slachtoffer 14]
- 2990
- En 1990
- Gegooid op baro rekn nr. [75]
De rechtbank stelt op basis van de verklaring van aangeefster vast dat deze gegevens (en dit gesprek) betrekking hebben op aangeefster [slachtoffer 14] .
Op de Huawei telefoon werd een bankafschrift aangetroffen met daarop de afschrijvingen van [slachtoffer 14] naar [naam 24] . [76]
De betrokkenheid van verdachte
Op basis van al het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de genoemde aangevers zijn opgelicht door middel van zogenaamde WhatsAppfraude. Daartoe werd telkens dezelfde werkwijze toegepast. De aangevers kregen een bericht van wie zij dachten dat het hun kind (of een ander familielid of bekende) was. Die persoon gaf aan dat zijn/haar telefoon in de wc was gevallen dan wel dat deze in de wasmachine terecht was gekomen en dat dit een nieuw nummer was. Vervolgens werden de aangevers steeds overgehaald om een of meer geldbedragen over te maken, wat zij ook daadwerkelijk deden. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte bij deze oplichtingen betrokken is geweest en overweegt hierover het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat bij dit soort oplichtingen sprake moet zijn van een goede organisatie. Er moeten persoonsgegevens van potentiële slachtoffers worden verworven, er moet met hen worden gecommuniceerd, er moeten bankrekeningen en bankgegevens beschikbaar worden gesteld (waarvoor zogenaamde ‘katvangers’ moeten worden ingeschakeld) en het overgemaakte geld moet uiteindelijk van de betreffende bankrekening worden gepind. Deze werkwijze vereist een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen. Dat sprake was van een dergelijke samenwerking is terug te zien in de gesprekken in de Snapchatgroep van veertien personen, waar ook verdachte onderdeel van uitmaakte en actief aan deelnam. Zodra er door een slachtoffer een bedrag op een rekening wordt ‘gegooid’ en moet er kennelijk snel gepind worden. Ook voor het verkrijgen van de juiste bankgegevens op het moment dat een slachtoffer is overgehaald en zich bereid toont om geld over te maken is duidelijk snelheid geboden. De rechtbank constateert dat een deel van de personen in deze Snapchatgroep, waaronder verdachte ,in de bungalow verbleef in dezelfde periode als waarin ook de oplichtingen van de voornoemde aangevers, met uitzondering van aangeefster [slachtoffer 14] , werden gepleegd. In combinatie met de verklaring van verdachte dat hij oplichtingen vanuit de bungalow pleegde, komt de rechtbank tot de conclusie dat het verblijf van de zes personen in de bungalow tot doel had om de samenwerking bij het plegen van de WhatsApp-oplichtingen te vergemakkelijken.
Vaststaat dat aangevers [slachtoffer 10] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] zijn benaderd met de Huawei telefoon. Verdachte heeft bevestigd dat hij de gebruiker was van deze telefoon en dat hij hiermee oplichtingen pleegde via WhatsApp. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte degene was die communiceerde met de potentiële slachtoffers en hen overhaalde tot het betalen van geldbedragen. Ook uit het Snapchatgesprek dat betrekking heeft op de aangifte van [slachtoffer 9] valt af te leiden dat verdachte in direct contact met [slachtoffer 9] stond. Er wordt immers aan hem gevraagd om ‘iets meer te vragen’, waarna verdachte aangeeft dat het geld op de rekening staat (
‘is er op’)
.
Ten aanzien van de aangevers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 10] overweegt de rechtbank het volgende. Hoewel uit het dossier niet expliciet valt af te leiden of verdachte dezelfde rol had als hierboven beschreven bij de oplichting van de daar genoemde aangevers, concludeert de rechtbank op basis van de aangetroffen afbeeldingen in de verschillende telefoons, het verblijf in de bungalow ten tijde van de gepleegde oplichtingen en de aangetroffen Snapchatgesprekken, dat de groep waarvan verdachte deel uitmaakte verantwoordelijk was voor deze oplichtingen. Dit, tezamen met het feit dat verdachte afbeeldingen op zijn iPhone had opgeslagen die specifiek te relateren zijn aan deze aangiftes brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan deze oplichtingen. In de iPhone van verdachte (en op de Huawei) werden dergelijke afbeeldingen ook aangetroffen in relatie tot de aangiftes van de aangevers [slachtoffer 10] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] en [slachtoffer 9] . In het dossier bevinden zich nog meer (andere) aangiftes. Verdachte heeft niet van al deze aangiftes afbeeldingen in zijn telefoon bewaard, zodat de rechtbank ervan uit gaat dat hij kennelijk een reden had om juist deze specifieke afbeeldingen op zijn telefoon op te slaan. Verdachte heeft niet verteld wat de reden was voor de aanwezigheid van deze afbeeldingen op zijn telefoon, terwijl dit gezien de gevoelige inhoud ervan (bank- en persoonsgegevens die gebruikt zijn bij de gepleegde oplichtingen) wel op zijn weg had gelegen. Uit de openbare bron ‘Snapchat-ondersteuning’ (via help.snapchat.com) volgt dat het exporteren van een Snap naar ‘Foto’s’ op je apparaat een actieve handeling vereist (namelijk kiezen voor de optie “exporteren” of een screenshot van de betreffende Snap maken). Het verweer dat de afbeeldingen slechts via Snapchat werden doorgestuurd en daarmee nog niet duiden op enige betrokkenheid van verdachte bij de oplichtingen, wordt door de rechtbank dan ook verworpen.
Conclusie
Al het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte, medeverdachten en andere onbekend gebleven personen, die zag op het plegen van oplichting. De rechtbank acht hiermee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich (als medepleger) gedurende de periode van zijn verblijf in de bungalow schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde oplichtingen, met dien verstande dat verdachte zal worden vrijgesproken van de oplichting van [slachtoffer 1] . Zij is niet door verdachte benaderd met de Huawei telefoon. Ook is er in het dossier geen Snapchatgesprek aangetroffen dat betrekking heeft op haar aangifte. Daarnaast is deze oplichting begonnen voordat de Iphone van verdachte aanstraalde op de mast in de nabijheid van de bungalow en is dus onduidelijk of verdachte ten tijde van de oplichting hierbij aanwezig en betrokken was. De enkele aanwezigheid van afbeeldingen van de bankpas waarnaar geld is overgemaakt op de iPhone van verdachte, zonder dat hierover in de Snapchatgroep werd gesproken, is voor de rechtbank onvoldoende om te kunnen concluderen dat verdachte enige betrokkenheid had bij deze specifieke oplichting. Hij zal daarom partieel worden vrijgesproken van de oplichting van [slachtoffer 1] .

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 28 juni 2021 tot en met 3 juli 2021 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] ,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,meermalen,
althans eenmaalmet het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een
valse naam en/of eenvalse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepenen
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, meerdere anderen - hieronder opgesomd - heeft bewogen tot de afgifte van geld,
althans enig goed, en/of het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten het betalen van meerdere geldbedragen
met een totale waarde van 63.885 euro, namelijk:
- [slachtoffer 1] (aangifte op p. 2941, 4.060 euro),
- ( de moeder van) [aangeefster] (aangifte op p. 2882, 4.910 euro),
- [slachtoffer 3] (aangifte op p. 2849, 9.835 euro),
- [slachtoffer 4] (aangifte op p. 2820, 3.250 euro),
- [slachtoffer 5] (aangifte op p. 2913, 5.000 euro),
- [slachtoffer 6] (aangifte op p. 2920, 1.850 euro),
- [slachtoffer 7] (aangifte op p. 2841, 5.140 euro),
- [slachtoffer 8] (aangifte op p. 2949, 5.080 euro),
- [slachtoffer 9] (aangifte op p. 2871, 7.350 euro),
- [slachtoffer 10] (aangifte op p. 2803, 2.990 euro),
- [slachtoffer 11] (aangifte op p. 2864, 3.750 euro),
- [slachtoffer 12] (aangifte op p. 2813, 4.980 euro), en/of
- [slachtoffer 13] (aangifte op p. 2923, 5.690 euro),
allen hierna genoemd 'de ontvanger', door telkens
- zich in strijd met de waarheid voor te doen als een kind, althans een familielid of bekende, van de ontvanger, door die ontvanger een
sms-/Whatsappbericht te sturen waarin de ontvanger aangesproken wordt met 'mam',
- in dat bericht te zeggen dat de vorige telefoon kapot is gegaan en dat dit nummer het nieuwe telefoonnummer is,
- zich in het daarop volgende gesprek voor te blijven doen als het kind/familielid of bekende van de ontvanger,
- ( indien gevraagd) te zeggen dat en
/ofte doen alsof het geluid en/of videobeeld van de telefoon kapot is,
- te zeggen dat er een dringend probleem is en dat er rekeningen betaald moeten worden,
- de ontvanger om hulp te vragen,
- ( meermalen) te vragen om een betaling voor te schieten en/of over te maken, en
/of
- het bedrag en de betaalgegevens van degene die het geld moet ontvangen en
/ofeen betaallink te sturen;
2.
hij op
of omstreeks22 juni 2021 te [plaats 2] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen
van een valse naam en/ofvan een valse hoedanigheid en
/of door listige kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 14] (aangifte op p. 2933) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten het betalen van meerdere geldbedragen (ter hoogte van 2990 en 1990 euro), door
- zich in strijd met de waarheid voor te doen als een kind van die [slachtoffer 14] , door die [slachtoffer 14] een
sms-/Whatsappbericht te sturen waarin zij aangesproken wordt met 'mam',
- in dat bericht te zeggen dat de vorige telefoon kapot is gegaan en dat dit nummer het nieuwe telefoonnummer is,
- zich in het daarop volgende gesprek voor te blijven doen als het kind van die [slachtoffer 14] ,
- te zeggen dat er een dringend probleem is en dat er rekeningen betaald moeten worden,
- [slachtoffer 14] om hulp te vragen,
- meermalen te vragen om een betaling voor te schieten en/of over te maken,
- het bedrag en de betaalgegevens van degene die het geld moet ontvangen te sturen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Oplichting, meermalen gepleegd
feit 2:
Oplichting.

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging van een taakstraf van 240 uren gevorderd, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Bij het bepalen van de te vorderen straf heeft de officier van justitie rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de straf zoals gevorderd door de officier van justitie aan de hoge kant is, gelet op wat er in vergelijkbare zaken wordt opgelegd. De raadsman heeft daarbij gewezen op uitspraken van het gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2022:496) en de rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2022:5366), waarin aanzienlijk lagere straffen werden opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan oplichting van dertien personen via WhatsApp. De veelal oudere slachtoffers werden telkens benaderd met een onbekend telefoonnummer. De oplichter deed zich hierbij voor als hun kind of familielid, van wie de telefoon kapot was gegaan. Vervolgens werd het slachtoffer overgehaald om geld over te maken. Hiermee is op geraffineerde wijze misbruik gemaakt van de op zichzelf natuurlijke reactie van ouders of familielid om hun kind of naasten direct te hulp te schieten. De verdachten hebben doelbewust ingezet op oudere personen en deze personen in meerdere gevallen beroofd van spaargeld waar zij hard voor hebben gewerkt. Dit deden de verdachten puur voor hun eigen financieel gewin, zonder zich te bekommeren om de gevolgen hiervan voor de slachtoffers. In de toelichting bij de vorderingen tot schadevergoeding van een aantal van de slachtoffers heeft de rechtbank kunnen lezen hoeveel impact de gebeurtenissen op hen hebben gehad. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij enkel uit eigenbelang hun vertrouwen in de medemens op ernstige wijze heeft geschaad.
De rechtbank constateert verder dat het ging om een georganiseerde oplichting. Verdachte, zijn medeverdachten en een aantal onbekend gebleven personen hielden continu contact met elkaar in een Snapchatgroep. Er moest gecommuniceerd worden met slachtoffers, er moesten bankrekeningen en persoonsgegevens beschikbaar zijn en het overgemaakte geld moest zo snel mogelijk van de betreffende rekening worden gepind. Dit vereiste een intensieve samenwerking. Een aantal van de verdachten verbleef gedurende de bewezen verklaarde periode van een week gezamenlijk in een vakantiebungalow in [plaats 1] , wat die samenwerking vergemakkelijkte. Het dossier bevat bovendien aanwijzingen dat de groep niet alleen tijdens deze week in de vakantiebungalow actief was, maar al langere tijd. Bij de rechtbank is de indruk ontstaan dat deze dertien slachtoffers slechts het topje van de ijsberg omvatten. Er zijn vermoedelijk veel meer mensen gedupeerd geraakt, waarbij door de verdachten nog veel meer geld is verdiend.
De op te leggen straf
Bij de georganiseerde en geraffineerde wijze waarop verdachte en de medeverdachten te werk zijn gegaan en het aantal mensen dat hierdoor is geraakt, past zonder meer de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtspraak hanteert in haar oriëntatiepunten voor straftoemeting bij fraude, waarbij vaak wordt aangehaakt voor strafoplegging in oplichtingszaken, als uitgangspunt een gevangenisstraf van 2 tot 5 maanden bij een buitgemaakt bedrag tussen de € 10.000,00 en € 70.000,00. De rechtbank constateert echter ook dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens aanzienlijk is overschreden. Verdachte is sinds 4 juli 2021 bekend met de verdenking. De zaak is inhoudelijk behandeld op 4 april 2025, dus bijna vier jaar later. Deze overschrijding, die verdachte niet kan worden verweten, leidt ertoe dat de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen. Om aan verdachte duidelijk te maken hoe ernstig zijn handelen is geweest en als signaal naar de maatschappij zal de rechtbank wel een voorwaardelijke gevangenisstraf en een forse taakstraf aan verdachte opleggen.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 5 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Voor een langere proeftijd, zoals gevorderd door de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding. Verdachte is immers in de jaren na zijn aanhouding niet meer met politie en justitie in aanraking geweest. De rechtbank zal aan verdachte verder de maximale taakstraf opleggen van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis in het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, wordt op deze straf in mindering gebracht.

9.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd en een vordering tot schadevergoeding ingediend:
1. [slachtoffer 7] heeft een schriftelijke vordering ingediend en vordert daarop in totaal € 3.080,90 aan materiële schade, bestaande uit het overgemaakte geldbedrag van € 2.860,00 en rente ter hoogte van € 220,90. Ter terechtzitting heeft [slachtoffer 7] de materiële vordering aangevuld met de door haar overgemaakte bedragen van € 330,00 en € 1.950,00. Daartoe heeft zij de betreffende bankafschriften overgelegd. De totale materiële vordering komt hiermee op
€ 5.360,90;
2. [slachtoffer 9] vordert in totaal € 3.200,00 aan materiële schade;
3. [slachtoffer 12] vordert in totaal € 2.990,00 aan materiële schade;
4. [slachtoffer 8] heeft een schadeformulier ingevuld, maar geen bedrag gevorderd;
5. [slachtoffer 5] vordert in totaal € 94,63 aan materiële schade en € 490,00 aan smartengeld;
6. [slachtoffer 14] vordert in totaal € 4.980,00 aan materiële schade;
7. [slachtoffer 6] vordert in totaal € 1.850,00 aan materiële schade. Ter terechtzitting heeft zij ter nadere onderbouwing van haar vordering het bijbehorende bankafschrift overgelegd;
8. [aangeefster] vordert in totaal € 4.910,00 aan materiële schade;
9. [slachtoffer 3] vordert in totaal 9.835,00 aan materiële schade;
10. [slachtoffer 13] vordert in totaal € 5.690,00 aan materiële schade,
telkens vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ter terechtzitting is verschenen [slachtoffer 2] . Zoals eerder (bij de bewijsoverwegingen) door de rechtbank is vastgesteld heeft haar dochter, [aangeefster] namens haar aangifte gedaan van oplichting. Ook heeft [aangeefster] namens [slachtoffer 2] de bovengenoemde vordering tot schadevergoeding ingediend. Ter terechtzitting heeft mevrouw [slachtoffer 2] kenbaar gemaakt dat de vordering tot schadevergoeding op haar naam moet komen te staan. Het schadeformulier is ondertekend door zowel [aangeefster] als door [slachtoffer 2] . Gezien al het voorgaande zal de rechtbank mevrouw [slachtoffer 2] aanmerken als de benadeelde partij door wie de vordering tot schadevergoeding is ingediend.
Verder is namens benadeelde [slachtoffer 14] kort voor de zitting een email binnen gekomen waarin is vermeld dat zij zich helaas niet ter zitting kan laten vertegenwoordigen, aangezien zij kort voor de zitting tijdens het schrijven van een schriftelijke reactie op deze zaak is getroffen door een hersenbloeding en de aanwezigheid bij haar nu voorrang dient te krijgen.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot vergoeding van de materiële schade zoals ingediend door de benadeelde partijen (hoofdelijk) toewijsbaar zijn, met toekenning van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verder opgemerkt dat de benadeelde [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk moet worden verklaard als het gaat om de gevorderde rente ter hoogte van € 220,90, nu ook de toekenning van de wettelijke rente al is gevraagd.
Voor de toewijzing van de door benadeelde [slachtoffer 5] gevorderde immateriële schade ziet de officier van justitie geen ruimte, gezien de huidige stand van de jurisprudentie. Er bestaat vooralsnog geen wettelijke grondslag voor toekenning van immateriële schade als het gaat om WhatsAppfraude.
De raadsman heeft primair verzocht om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman het volgende bepleit:
  • [slachtoffer 7] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard voor het deel van de vordering dat ziet op de rente, nu daar met de toekenning van de wettelijke rente al in wordt voorzien;
  • [slachtoffer 9] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot immateriële schade, aangezien het psychische leed op geen enkele wijze is onderbouwd;
  • [slachtoffer 5] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot immateriële schade. Het psychische leed is niet onderbouwd en het bedrag is bovendien te hoog. Uit enkel de aard en de ernst van de normschending volgt niet dat het aannemelijk is dat sprake is van psychisch leed;
  • [slachtoffer 12] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering. Er wordt een bedrag van € 2.990,00 gevorderd, maar uit de bijlage volgt weer dat er ook twee omcirkelde bedragen zijn veiliggesteld door de bank. Onduidelijk is welke schade er nog resteert;
  • [slachtoffer 8] heeft geen concrete bedragen gevorderd.
Overweging van de rechtbank
Ten aanzien van [slachtoffer 8]
De rechtbank merkt allereerst op dat door aangever [slachtoffer 8] wel een ingevuld schadeformulier is aangeleverd, maar dat daarop geen schadebedrag is ingevuld. Dit betekent dat er geen vordering is ingediend waarop de rechtbank kan beslissen. Het door [slachtoffer 8] aangeleverde schadeformulier zal daarom buiten beschouwing worden gelaten.
Ten aanzien van de overige materiële vorderingen
Voor de rechtbank staat vast dat de hierna genoemde benadeelde partijen als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Door deze benadeelden is telkens het bedrag gevorderd dat zij hebben overgemaakt naar de oplichters en dat niet door de bank is vergoed. Door de rechtbank is bewezenverklaard dat de benadeelden deze bedragen als gevolg van de door verdachte en de medeverdachten gepleegde oplichting hebben betaald. De vorderingen zijn bovendien onderbouwd met de bijbehorende bankafschriften. De rechtbank zal dit deel van de vorderingen dan ook toewijzen, met toekenning van de wettelijke rente. Het gaat om de hierna in de tabel opgenomen bedragen. Daarbij is steeds aangegeven vanaf welke datum verdachte wettelijke rente is verschuldigd over het toegewezen bedrag. Door de benadeelden [slachtoffer 7] en [slachtoffer 5] is nog een aanvullende schadepost ingediend. De rechtbank zal die posten hierna afzonderlijk bespreken.
Benadeelde partij
Toegewezen bedrag
Wettelijke rente vanaf
[slachtoffer 7]
€ 5.140,00
1 juli 2021
[slachtoffer 9]
€ 3.200,00
2 juli 2021
[slachtoffer 12]
€ 2.990,00
2 juli 2021
[slachtoffer 5]
€ 94,63
1 juli 2021
[slachtoffer 14]
€ 4.980,00
22 juni 2021
[slachtoffer 6]
€ 1.850,00
1 juli 2021
[slachtoffer 2]
€ 4.910,00
30 juni 2021
[slachtoffer 3]
€ 9.835,00
30 juni 2021
[slachtoffer 13]
€ 5.690,00
3 juli 2021
De in het strafproces gemaakte proceskosten worden ten aanzien van bovengenoemde benadeelden tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank ziet aanleiding om ten aanzien van alle benadeelden op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Ten aanzien van de toegewezen bedragen aan materiële schade van de benadeelden [slachtoffer 7] en [slachtoffer 3] geldt dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] ieder voor het hele bedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
Rente (2,5%) [slachtoffer 7]
Door [slachtoffer 7] is verder een bedrag van € 220,90 aan rente (2,5%) gevorderd. Nu de rechtbank al de wettelijke rente zal toekennen, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren worden verklaard in dit deel van haar vordering.
Immateriële schade [slachtoffer 5] (smartengeld)
Door de benadeelde is verder een bedrag van € 490,00 aan smartengeld gevorderd. Daartoe is in de vordering beschreven dat sprake is van psychische klachten als gevolg van het voorval. De benadeelde slaapt slecht en durft niet meer op het internet, waardoor haar sociale leven wordt beperkt. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Er bestaat alléén recht op vergoeding van smartengeld op basis van een in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek genoemde grondslag. De rechtbank kan smartengeld toewijzen in de gevallen dat sprake is van (1) lichamelijk letsel, (2) als iemand in zijn eer of goede naam is geschaad of (3) als iemand op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van de eerste twee grondslagen is in deze zaak geen sprake, aangezien er geen fysiek letsel is ontstaan en niemand juridisch is geschaad in zijn eer of goede naam. Van de laatste grondslag kan sprake zijn indien de rechtbank grond daarvoor ziet in de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan.
Hoewel de rechtbank de door de benadeelde beschreven impact van het voorval zeer voorstelbaar en ook begrijpelijk acht, biedt de huidige stand van de rechtspraak geen ruimte voor toewijzing van smartengeld in een geval als deze. De bewezenverklaarde oplichting is op zichzelf een onvoldoende ernstige normschending om reeds daarom de aantasting in de persoon op andere wijze aan te nemen. Dit oordeel wordt niet anders als dit wordt beoordeeld tezamen met de door de benadeelde gestelde gevolgen (het slecht slapen en de beperkingen in het sociale leven). Situaties waarin een slachtoffer van oplichting op basis van deze grondslag wél smartengeld ontving, waren bijvoorbeeld wanneer de oplichter de slachtoffers in hun huis opzocht en waarbij erfstukken of andere goederen met een sentimentele waarde werden afgegeven door de slachtoffers. Dat was hier niet aan de orde. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot smartengeld.

10.De beoordeling van het beslag

Ten aanzien van het tenlastegelegde is beslag gelegd op de volgende goederen:
  • een iPhone met goednummer [goednummer];
  • een Huawei telefoon met goednummer [goednummer 2];
  • een geldbedrag van € 1.440,00.
De standpunten
De officier van justitie heeft gevorderd dat de beide telefoons verbeurd worden verklaard, nu deze zijn gebruikt bij het plegen van de oplichtingen. Ook het geldbedrag dient verbeurd te worden verklaard. De officier van justitie stelt dat dit bedrag is verdiend met de door verdachte gepleegde oplichtingen.
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
Overweging van de rechtbank
Vast is komen te staan dat zowel de Huawei telefoon als de iPhone door verdachte zijn gebruikt bij het plegen van de bewezenverklaarde oplichtingen. De rechtbank zal de telefoons daarom verbeurd verklaren. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat het bij verdachte aangetroffen geldbedrag is verkregen met de gepleegde oplichtingen. Zij zal daarom de teruggave van het geldbedrag aan verdachte gelasten.

11.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 47, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

12.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 legt op een
taakstraf van 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
Beslissingen ten aanzien van het beslag
 verklaart verbeurd:
  • de iPhone met goednummer [goednummer];
  • de Huawei telefoon met goednummer [goednummer 2];
 gelast de teruggave van het geldbedrag van € 1.440,00 aan verdachte;
Beslissingen ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 14] (feit 2)
  • veroordeelt verdachte in verband met parketnummer 05/305252-22 onder feit 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 14] van € 4.980,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 14] , een bedrag te betalen van € 4.980,00 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 59 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Beslissingen ten aanzien van de overige benadeelde partijen (feit 1)
  • veroordeelt verdachte in verband met parketnummer 05/305252-22 onder feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [slachtoffer 7] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 13] van de hieronder genoemde bedragen aan materiële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
Benadeelde partij
Toegewezen bedrag
Wettelijke rente vanaf
Hoofdelijkheid
[slachtoffer 7]
€ 5.140,00
1 juli 2021
Ja
[slachtoffer 9]
€ 3.200,00
2 juli 2021
-
[slachtoffer 12]
€ 2.990,00
2 juli 2021
[slachtoffer 5]
€ 94,63
1 juli 2021
-
[slachtoffer 6]
€ 1.850,00
1 juli 2021
-
[slachtoffer 2]
€ 4.910,00
30 juni 2021
-
[slachtoffer 3]
€ 9.835,00
30 juni 2021
Ja
[slachtoffer 13]
€ 5.690,00
3 juli 2021
-
 verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 7] en [slachtoffer 5] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij
Toegewezen bedrag
Wettelijke rente vanaf
Hoofdelijkheid
Gijzeling
[slachtoffer 7]
€ 5.140,00
1 juli 2021
Ja
60 dagen
[slachtoffer 9]
€ 3.200,00
2 juli 2021
-
42 dagen
[slachtoffer 12]
€ 2.990,00
2 juli 2021
39 dagen
[slachtoffer 5]
€ 94,63
1 juli 2021
-
1 dag
[slachtoffer 6]
€ 1.850,00
1 juli 2021
-
28 dagen
[slachtoffer 2]
€ 4.910,00
30 juni 2021
-
59 dagen
[slachtoffer 3]
€ 9.835,00
30 juni 2021
Ja
84 dagen
[slachtoffer 13]
€ 5.690,00
3 juli 2021
-
63 dagen
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Leemreize, (voorzitter), mr. J.M. Breimer en mr. A. de Gooijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2025.
Mr. De Gooijer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 5] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer Eagle / ON3R021096, gesloten op 17 november 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1317-1318.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1321-1323.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1360.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1368.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1387.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1393.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 560 en 562.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 582.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1469 en 1472.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1646.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 349.
13.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 april 2025.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2554.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1882.
16.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting.
17.Proces-verbaal van aangifte [aangeefster] , p. 2882-2883.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1882 en 1884.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2562.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2019.
21.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 2849-2850 + 2853-2854.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1882, 1889-1890.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2560.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2019.
25.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. 2820-2821.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1882 en 1899.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2161, 2164-2165, 2171, 2176 en 2185.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2558-2559.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2019.
30.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , p. 2913.
31.Een schriftelijk bescheid, te weten de bijlage bij het verzoek tot schadevergoeding door [slachtoffer 5] .
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1882 en 1903.
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2562.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2019.
35.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] , p. 2920-2921.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1882 en 1903.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2563.
38.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2019.
39.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7] , p. 2841-2843.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1882 en 1895.
41.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2161 en 2166.
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2559.
43.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2019.
44.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 8] , p. 2949-2951.
45.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2954.
46.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1882 en 1897.
47.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2161, 2261 en 2352.
48.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2019.
49.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 9] , p. 2871-2875.
50.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1882, 1887-1888.
51.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2561.
52.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2561.
53.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2019.
54.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 10] , p. 2803-2804
55.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1886.
56.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1882 en 1896.
57.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2557.
58.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2019.
59.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 11] , p. 2864-2865.
60.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1882 en 1888.
61.Proces-verbaal van bevindingen, p. 12560-2561.
62.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2019.
63.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 12] , p. 2813-2814.
64.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1882 en 1889.
65.Proces-verbaal van bevindingen, bijlage p. 1469-1470 + 1485-1486.
66.Porces-verbaal van bevindingen, p. 2558.
67.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2019.
68.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2923-2924 en 2927-2928.
69.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1469-1470, 1484, 1489-1493.
70.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2563-2564.
71.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2019.
72.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 14] , p. 2933-2934.
73.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1882 en 1895.
74.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1646-1647.
75.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1882 en 1890.
76.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1469-1470 en 1488.