Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
(…)
De werkhervatting is (nog) niet gestart.
Einddoel: Werkhervatting in een andere functie bij de eigen werkgever.”
(…)
We hebben elkaar inmiddels natuurlijk al vrij vaak gesproken. Ik voelde daarbij niet meteen een klik, maar heb het even de tijd gegeven. Ik wou je echter hierbij persoonlijk laten weten dat ik de gesprekken met jou juist steeds moeilijker begon te vinden, en me daar onveilig bij voelde. Ik wil je ook bedanken voor je inzet, maar mocht er een tussenpersoon nodig blijven voor contact met HR/P&O, dan zou ik graag een voorstel krijgen voor een andere collega.”
[verweerster] is vanaf het eerste kwartaal van dit jaar gedetacheerd geweest bij de afdeling Research van ODR. Ik begrijp heel goed dat het prettig voor [verweerster] zou zijn geweest als deze periode daar nog verlengd zou kunnen worden. De manager heeft naar mij gecommuniceerd dat niet meer te willen en heeft besloten ivm [verweerster] werktempo en productiviteit in relatie wat binnen deze afdeling verwacht op die punten de detachering per 31/7 te willen beëindigen. (…)
Vooraf merk ik namens [verweerster] op dat zij de vorige bijeenkomst van 18 juli 2024 als extreem onveilig heeft ervaren.
De informatie van [naam 5] in de mail van 15 november maakt dat wij als mediators de mening zijn toegedaan dat een aantal van deze afspraken en principes niet meer houdbaar zijn in dit traject. We constateren dat [naam 5] over inhoudelijke informatie beschikt over het eerste mediationgesprek zonder dat zij als partij is toegelaten door alle andere partijen en zonder dat voor het verstrekken van deze informatie aanvullend toestemming is gegeven door de overige partijen.
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
Aan de bedrijfsarts kan, in verband met het tijdsverloop sinds de advisering uit oktober 2024, gevraagd worden opnieuw te adviseren. Aannemelijk is, dat mediation nog steeds de aangewezen weg is om tot herstel te komen. Daarom wordt partijen in overweging gegeven om opnieuw (na advies van de bedrijfsarts) een mediationtraject op te starten. Tijdens deze mediation zal aan de orde moeten komen de behoefte van [verweerster] tot het verrichten van doeltreffende maatregelen, almede de vraag of en in hoeverre deze maatregelen voor het Kadaster een onevenredige belasting zouden vormen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 WGBH/CZ.