Uitspraak
1.De procedure
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 13 april 2025;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 14 april 2025.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 12 mei 2025 een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekster, die eerder een verzoek tot wraking had ingediend tegen mr. E. Troost, de rechter in een bodemzaak over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van haar minderjarige zoon. Verzoekster had op 13 april 2025 een tweede wrakingsverzoek ingediend, nadat haar eerste verzoek op 10 april 2025 was afgewezen wegens gebrek aan bewijs voor vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer oordeelde dat het tweede verzoek niet-ontvankelijk was, omdat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die de eerdere afwijzing konden onderbouwen. De rechter had al een beslissing genomen in de bodemzaak voordat het wrakingsverzoek was behandeld, wat inbreuk maakte op de eisen van een behoorlijke rechtspleging. Desondanks werd verzoekster ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wraking, maar het verzoek werd afgewezen omdat de eerder aangevoerde gronden niet voldoende waren. De beslissing werd genomen door de wrakingskamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.