ECLI:NL:RBGEL:2025:3834

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
C/05/450757 / KG RK 25-361
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in bodemzaak betreffende ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarige

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 12 mei 2025 een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekster, die eerder een verzoek tot wraking had ingediend tegen mr. E. Troost, de rechter in een bodemzaak over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van haar minderjarige zoon. Verzoekster had op 13 april 2025 een tweede wrakingsverzoek ingediend, nadat haar eerste verzoek op 10 april 2025 was afgewezen wegens gebrek aan bewijs voor vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer oordeelde dat het tweede verzoek niet-ontvankelijk was, omdat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die de eerdere afwijzing konden onderbouwen. De rechter had al een beslissing genomen in de bodemzaak voordat het wrakingsverzoek was behandeld, wat inbreuk maakte op de eisen van een behoorlijke rechtspleging. Desondanks werd verzoekster ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wraking, maar het verzoek werd afgewezen omdat de eerder aangevoerde gronden niet voldoende waren. De beslissing werd genomen door de wrakingskamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/450757 / KG RK 25-361
Beslissing van 12 mei 2025
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. E. Troost
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 13 april 2025;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 14 april 2025.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/05/448235 / ZJ RK 25-166. In die zaak gaat het om een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige zoon van verzoekster. In die bodemprocedure heeft verzoekster al eerder op 17 maart 2025 een wrakingsverzoek tegen de rechter ingediend. Op 3 april 2025 vond de mondelinge behandeling van dit wrakingsverzoek plaats. Vervolgens heeft de wrakingskamer bij beschikking van 10 april 2025 het verzoek tot wraking afgewezen, nu niet is gebleken van vooringenomenheid van de rechter (C/05/449103 / KG RK 25-220).
2.2
Op 14 april 2025 stond om 14.30 uur de (voortgezette) mondelinge behandeling in de bodemzaak gepland. Verzoekster heeft voorafgaand aan deze zitting, te weten op 13 april 2025 om 23.18 uur, opnieuw een wrakingsverzoek tegen de rechter ingediend. De rechter heeft dit tweede wrakingsverzoek pas op 14 april 2025 om 15.36 uur gezien. De mondelinge behandeling in de bodemzaak had toen al buiten afwezigheid van verzoekster plaatsgevonden en de rechter had op die zitting al mondeling uitspraak gedaan.
2.3
Verzoekster schrijft in haar wrakingsverzoek van 13 april 2025 onder meer het volgende:
“(…)
Leest u nu ei-nde-lijk met twee/beide Ogen “recht” dé Waarheid!
Want dan bent u vergeven!
Wij alle zijn geen object.
Dus leest u positief recht.
Hart in Actie.
De drie-eenheid, dé Trooster, dé personificatie van dé waarheid heeft u “achter gesloten deuren” op u Hof in beeld gezien én H erkent.
(…)
Kinderen horen buiten, niet achter gesloten deuren.
Ziet u al met beide Ogen Recht?
(…)
u noemt zich rechter maar geen familie/kinderrechter.
Het bordje staat niet voor u neus.
En mijn rechterhand wijst u af.
Think twice met u hart.
Nu kunt u nog.
(…)
Herstel wat u stuk maakt voor de ogen van al die kinderen.
Spreek de waarheid.
Geef de kinderen de juiste voorlichting.
God zijn plan valt niet om te buigen.
Hij kent ook u hard en zal deze kunnen vernieuwen.
Je kunt niet te laat zijn goed te doen.”
2.4.
De rechter heeft op dit wrakingsverzoek gereageerd met de mededeling dat zij al een beslissing in de bodemzaak heeft genomen en dat zij het wrakingsverzoek van verzoekster pas zag nadat deze eindbeslissing al was genomen.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
De wrakingskamer merkt allereerst op dat het wrakingsverzoek is gedaan vóórdat de rechter een beslissing heeft genomen in de bodemzaak. Op het moment dat een dergelijke situatie zich voordoet dient de rechter, om wiens wraking is verzocht, zich als regel te onthouden van iedere verdere bemoeienis met de zaak totdat op het wrakingsverzoek is beslist. De rechter heeft in onderhavig geval echter wel al een beslissing genomen vóórdat is beslist op het tweede wrakingsverzoek, omdat zij het wrakingsverzoek niet tijdig had gezien. Dit vormt in beginsel een inbreuk op de eisen van een behoorlijke rechtspleging. Indien in hogere instantie hierover wordt geklaagd dat deze situatie zich voordoet, kan de bestreden uitspraak daarom niet in stand blijven conform het arrest van de Hoge Raad van 19 januari 2024 (ECLI:NL:HR:2024:54). Voor de wrakingskamer vormt het feit dat in de bodemzaak al een beslissing is genomen geen reden om verzoekster niet-ontvankelijk te verklaren. Verzoekster heeft het verzoek tijdig gedaan en is in zoverre dan ook ontvankelijk in haar verzoek tot wraking.
3.3.
Verzoekster heeft reeds eerder een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter in deze bodemzaak, en wel op 17 maart 2025. De wrakingskamer heeft dit verzoek bij beslissing van 10 april 2025 afgewezen, omdat niet was gebleken dat de rechter vooringenomen was en evenmin dat bij verzoekster hiertoe de gerechtvaardigde vrees kon zijn ontstaan. Verzoekster heeft in onderhavig wrakingsverzoek geen andere feiten en/of omstandigheden aangedragen dan die mede ten grondslag lagen aan het eerste wrakingsverzoek en die door de wrakingskamer in de beslissing van 10 april 2025 niet toereikend zijn bevonden om het wrakingsverzoek toe te wijzen. Verzoekster zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar wrakingsverzoek (zie ook artikel 4 lid 2 sub f van het Wrakingsprotocol).
3.4.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
- verklaart verzoekster kennelijk niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.J. Peerdeman, voorzitter, mr. A.F. Germs-de Goede en mr. L.M. Vogel, leden in tegenwoordigheid van de griffier [griffier] en in openbaar uitgesproken op 12 mei 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.