ECLI:NL:RBGEL:2025:3862

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
C\05\449283 KG RK 25-234
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het wrakingsverzoek tegen rechter P.F.A. Bierbooms wegens gebrek aan objectieve rechtvaardiging voor partijdigheid

Op 6 mei 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, het wrakingsverzoek van vier verzoekers afgewezen. De verzoekers stelden dat de behandelend rechter, mr. P.F.A. Bierbooms, niet onafhankelijk was en hen vals had veroordeeld in een eerdere zaak. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 22 april 2025 waren de verzoekers niet verschenen. De wrakingskamer heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling en de schriftelijke reactie van de rechter. De verzoekers voerden aan dat de rechter hen geen rechtsbescherming bood en dat er sprake was van valse procedures en onrechtmatige onteigening. De rechter heeft in zijn reactie het wrakingsverzoek ongegrond verklaard en benadrukt dat hij geen invloed heeft op de uitvoering van eerdere vonnissen. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve rechtvaardiging was voor de vrees voor partijdigheid van de rechter. Het enkele feit dat de rechter eerder in het nadeel van verzoekers had beslist, was onvoldoende om aan zijn onpartijdigheid te twijfelen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen (schijn van) vooringenomenheid was en wees het verzoek tot wraking af.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND, locatie Zutphen

Wrakingskamer
Zaaknummer: 449283 KG RK 25-234
Beslissing van 6 mei 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van

1.[verzoeker 1] ,

2. [verzoeker 2] ,

3. [verzoeker 3] ,

4. [verzoeker 4],
allen wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekers,
strekkende tot de wraking van
mr. P.F.A. Bierbooms,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling in kort geding van 21 maart 2025 waarin het mondeling wrakingsverzoek en de gronden daarvan zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter, ontvangen op 1 april 2025;
- de e-mailberichten met bijlagen van verzoekers van 30 maart 2025, 31 maart 2025 en 8 april 2025;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling gehouden op 22 april 2025.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 22 april 2025 zijn verzoekers, met voorafgaand bericht van afmelding, niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de behandelend rechter in kort geding met zaaknummer C/05/448575/KZ ZA 25-26 (hierna: het kort geding).
2.2.
Verzoekers hebben blijkens het proces-verbaal van de hiervoor genoemde zitting de rechter gewraakt en het volgende aan hun wrakingsverzoek ten grondslag gelegd:

De rechter is niet onafhankelijk en de rechter is vals. De rechter heeft ons eerder vals veroordeeld om negen ton te betalen.”
Verzoekers hebben na het wrakingsverzoek nog diverse e-mailberichten met bijlagen toegestuurd. De wrakingskamer begrijpt uit de berichten dat verzoekers stukken hebben willen overleggen om hun standpunt te onderbouwen, samenvattend, dat zij geen rechtsbescherming krijgen, geen toegang hebben tot het recht, de rechtbank niet onafhankelijk is, er sprake is van valse procedures tegen verzoekers en onrechtmatige onteigening. Ook hebben zij nog aangevoerd dat de rechter op de mondelinge behandeling heeft gegniffeld. Eén van de overgelegde stukken betreft een door de rechter tussen derden en verzoekers gewezen verstekvonnis in kort geding van 10 januari 2024 (hierna: het verstekvonnis).
2.3.
De rechter heeft op het wrakingsverzoek gereageerd en heeft verklaard niet in de wraking te berusten. Volgens de rechter is het wrakingsverzoek ongegrond. Zijn verdere reactie zal hierna - voor zover nodig - worden besproken.
3.
De beoordeling
3.1
Een rechter kan alleen worden gewraakt als zich omstandigheden voordoen
waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Verzoekers hebben na het ter zitting ingediende wrakingsverzoek nadere e-mailberichten aan de wrakingskamer toegestuurd waarin zij onder meer naar voren brengen dat zij bewust geen rechtsbescherming krijgen, geen toegang hebben tot het recht en dat de rechtbank niet onafhankelijk is. In de laatste e-mail van 8 april 2025 hebben zij ten aanzien van de rechter nog aangevoerd dat hij, nadat hij kennisnam van het verstekvonnis, begon te gniffelen.
3.2.1.
De wrakingskamer overweegt allereerst dat als verzoekers ook deze wrakingsgronden aan hun wrakingsverzoek ten grondslag hadden willen leggen, zij dit gelijk tijdens de zitting naar voren hadden moeten brengen.
Echter, ook als zij dit wel hadden gedaan, zou dat niet tot de conclusie leiden dat aan de onpartijdigheid van de rechter moet worden getwijfeld. Hiervoor is het volgende redengevend.
Dat de rechter tijdens de zitting zou hebben gegniffeld heeft de wrakingskamer niet kunnen vaststellen. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft de rechter benadrukt dat dit niet het geval was en dat hij de gevolgen van het verbeuren van de dwangsommen voor verzoekers juist zeer triest vindt. Omdat de rechter uit het verweerschrift had begrepen dat verzoekers op basis van het verstekvonnis geen vertrouwen in de rechter hadden, heeft de rechter, alvorens met de inhoudelijke behandeling te starten, geprobeerd om aan verzoekers uit te leggen dat hij geen invloed heeft op de uitvoering van het verstekvonnis en dat het verbeuren van dwangsommen is te voorkomen, niet door de rechter die het vonnis heeft gewezen maar door uitvoering te geven aan hetgeen waartoe men is veroordeeld of door het instellen van een rechtsmiddel.
Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in kort geding van 21 maart 2025 onderschrijft verder de verklaring van de rechter dat niet aan een inhoudelijke behandeling van die zaak kon worden toegekomen omdat verzoekers vrijwel direct na aanvang van de zitting de rechter hebben gewraakt.
3.2.2.
Hetgeen verder bij e-mail na de zitting door verzoekers is aangevoerd, kan niet worden begrepen als gericht tegen de rechter die de zaak behandelt. Het verzoek tot wraking kan op grond van 36 Rv slechts betrekking hebben op de rechter die bemoeienis heeft met de betreffende zaak. De wrakingsregeling is daarmee niet bedoeld om een rechtbank te wraken of het systeem van de Nederlandse rechtspraak.
3.3.
Het enkele feit dat de rechter eerder in het nadeel van verzoekers
heeft beslist, levert geen objectieve rechtvaardiging op om aan de onpartijdigheid van de rechter te twijfelen. Alleen als die eerdere beslissing zo onbegrijpelijk is dat voor die beslissing redelijkerwijs geen andere verklaring kan worden gegeven dan dat die voortvloeit uit vooringenomenheid van de rechter dan wel als die beslissing bij verzoekers de gerechtvaardigde vrees heeft kunnen wekken dat die is ingegeven door vooringenomenheid jegens verzoekers, kan er een grond voor wraking zijn. Verzoekers hebben niet aannemelijk gemaakt dat hiervan sprake is. Van een beslissing van de rechter op basis van vooringenomenheid kan om die reden geen sprake zijn.
3.4.
De slotsom is dat uit hetgeen door verzoekers naar voren is gebracht, niet blijkt van (een schijn van) vooringenomenheid van de rechter, zodat het wrakingsverzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
De beslissing is gegeven door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, voorzitter, mr. S. Boot en mr. Y.H.M. Marijs, leden in tegenwoordigheid van de griffier [griffier] en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2025.