9.5.Tot slot volgt de rechtbank eisers ook niet in hun standpunt dat een zelfstandige wettelijke grondslag nodig is voor de Uitvraag, omdat het gaat om informatie die raakt aan de persoonlijke levenssfeer en het recht op bescherming van persoonsgegevens. De gevraagde gegevens zijn beperkt in omvang en behoren reeds tot de administratie van de betreffende advocaat uit hoofde van zijn verplichting om een behoorlijke administratie te voeren. Daarmee is geen sprake van een zodanig zware inbreuk op grondrechten dat het verzoek om informatie niet langer mag worden gebaseerd op een algemeen geformuleerde toezichtsbepaling. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen is de deken bevoegd een last onder dwangsom op te leggen op grond van artikel 5:20 van de Awb. Voor zover sprake is van een inbreuk op de in artikel 8 EVRM neergelegde rechten, is daarvoor een voldoende wettelijke grondslag.
De beroepsgronden slagen niet.
Is de opgelegde last in strijd met artikel 5:13 van de Awb?
10. Indien sprake is van een voldoende wettelijke grondslag voor de Uitvraag, stellen eisers zich op standpunt dat niet wordt voldaan aan de normen uit de Awb die gelden voor de toezichtsbevoegdheid. In de eerste plaats niet omdat er geen noodzaak bestaat voor de Uitvraag. Eisers wijzen er in dit verband op dat de deken toezicht houdt op naleving van de voorschriften van de Aw en de Voda. De Uitvraag als financieel onderzoek valt daar niet onder en is niet nodig in het kader van de toezichthoudende taak. Maar zelfs als er al een noodzaak zou bestaan, dan is de uitvraag niet redelijk, omdat er geen enkel concreet vermoeden is van financieel wanbeheer en eerder sprake is van een “fishing expedition”. Dit klemt te meer nu de Uitvraag ziet op bedrijfsgevoelige financiële gegevens en een inbreuk maakt op het in artikel 8 van het EVRM beschermde recht op privacy. Ook is de Uitvraag niet proportioneel, omdat inzicht in financiële gegevens ook op een minder vergaande manier kan worden verkregen, bijvoorbeeld door een accountantsverklaring, aldus eisers.
11. De deken stelt zich op het standpunt dat bij de inrichting van de Uitvraag zorgvuldig is stilgestaan bij noodzaak, evenredigheid en proportionaliteit. Het opvragen van financiële kengetallen maakt het mogelijk om beter risico gestuurd toezicht uit te oefenen, dat wil zeggen om de beperkte middelen zoveel mogelijk aan te wenden voor de zaken waar de meeste risico’s liggen. Door middel van de Uitvraag kan met een beperkte capaciteit een baliebrede en tegelijkertijd goede risicoscan worden uitgevoerd. Hoewel faillissementen en integriteitsschendingen onder druk van financiële situaties vooralsnog niet vaak lijken voor te komen, rechtvaardigen de ernst van deze risico’s alleen al dat het instrument ter voorkoming hiervan wordt ingezet. Het doel van de Uitvraag kan niet op een minder vergaande wijze worden bereikt. Ook wijst de deken erop dat de uitgevraagde gegevens uitsluitend toegankelijk zijn voor medewerkers van Unit FTA (op welke medewerkers een geheimhoudingsplicht rust) en dat er veel aandacht is besteed aan de beveiliging van de verstrekte gegevens. De Uitvraag is dan ook niet onredelijk.
12. De rechtbank stelt voorop dat in artikel 5:13 van de Awb het voor toezichtshandelingen geldende ‘evenredigheidsbeginsel’ is vastgelegd. Het geldt niet alleen voor de uitoefening van door de Awb toegekende bevoegdheden, maar ook voor bevoegdheden die in aanvulling daarop door de bijzondere wetgever zijn toegekend. Het evenredigheidsbeginsel houdt in ieder geval in dat de toezichthouder een bevoegdheid niet mag uitoefenen als dat voor de vervulling van zijn taak niet redelijkerwijs noodzakelijk is. Uit het beginsel vloeit voort dat de toezichthouder zijn bevoegdheid op de voor de burger minst belastende wijze moet uitoefenen. Verder beoogt het artikel de beginselen van evenredigheid en subsidiariteit te laten gelden voor toezichtshandelingen.