6.HONORERING
a. De [vereniging] keert jaarlijks in totaal 25% van de door haar, door middel van het contract met de uitgever, ontvangen honoraria uit aan de Redactie volgens een jaarlijks door de Redactie opgestelde verdeelsleutel.
(…).”
9. Voorin de Binas-boeken, op het schutblad, is de volgende tekst opgenomen:
“Samengesteld door een [vereniging] -commissie.”
10. In 2008 is de btw-positie van belanghebbende met de inspecteur afgestemd. Bij brief van 22 april 2008 heeft de inspecteur het volgende geschreven:
“Zowel op het gedeelte van de door [uitgever] aan de [vereniging] betaalde vergoeding (100%) als op het gedeelte dat de [vereniging] aan de redactie (25%) doorbetaald kan de vrijstellingsbepaling van artikel 11, eerste lid, onderdeel 1 van de Wet worden toegepast.”
11. Bij brief van 12 mei 2020 heeft belanghebbende de inspecteur geïnformeerd dat zij is ingeschreven in het Centraal Register Kort Beroepsonderwijs (CRKBO).
12. Naar aanleiding van die mededeling heeft de inspecteur een correspondentie opgestart met belanghebbende over de vraag of het in 2008 door de inspecteur ingenomen standpunt ter zake van de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, letter q, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de vrijstelling van 11-1-q) nog van toepassing is. Daarbij heeft de inspecteur in de brief van 12 augustus 2020 het standpunt ingenomen dat de vrijstelling niet van toepassing is op het deel van de vergoeding dat door belanghebbende zelf wordt behouden. Voor het deel dat aan de redactieleden wordt doorgestort, achtte de inspecteur de vrijstelling wel van toepassing.
13. Bij brief van 8 december 2020 heeft de inspecteur belanghebbende het volgende bericht:
“Aangezien er door de ingenomen standpunten door mijn collega inspecteur in 2008 sprake is van opgewekt vertrouwen zeg ik dit op per 1 januari 2021 en zal ik de vereniging per 1 januari 2021 aangifteplichtig maken.”
14. Het in augustus 2020 gewekte vertrouwen ten aanzien van de toepassing van de vrijstelling op de doorbetaling van 25% aan de redactieleden is bij brief van de inspecteur van 16 mei 2023 (bij de vooraankondiging van de uitspraak op bezwaar) opgezegd per 1 juli 2023.
Beoordeling door de rechtbank
15. In geschil is of belanghebbende over de ontvangen vergoedingen voor auteursrechten voor de verschillende Binas-boeken en de daarmee verband houdende rechten, zoals de nevenrechten en readergelden (samen: de auteursrechten), omzetbelasting moet voldoen of dat deze prestaties onder de vrijstelling van artikel 11-1-q vallen.
16. Primair is belanghebbende van mening dat de inspecteur niet achteraf het standpunt kan innemen dat de vrijstelling niet van toepassing is. De btw-positie van belanghebbende is in 2008 immers uitvoerig afgestemd met de inspecteur. Er is volgens belanghebbende louter een wijziging van inzicht ontstaan vanuit de inspecteur. De termijn die aan belanghebbende is gegeven bij de opzegging van de toezegging is bovendien veel te kort (drie weken). Hetzelfde geldt volgens belanghebbende voor de opzegging van 16 mei 2023, die op 1 juli 2023 ingaat.
17. Subsidiair is belanghebbende van mening dat de prestaties waarvoor zij vergoedingen voor auteursrechten ontvangt onder de vrijstelling van artikel 11-1-q vallen, dit onder verwijzing naar het Besluit van de Staatsecretaris van 5 december 2005 (Besluit).
18. De rechtbank beoordeelt eerst of de vrijstelling van artikel 11-1-q van toepassing is op de prestaties die belanghebbende verricht jegens de uitgever en daarmee of omzetbelasting verschuldigd is over de vergoeding voor de auteursrechten die belanghebbende van de uitgever ontvangt. Aan het primaire standpunt van belanghebbende over de opzegging van het vertrouwen komt de rechtbank namelijk alleen toe als de vrijstelling niet van toepassing is.
19. De rechtbank moet beoordelen of belanghebbende kwalificeert als schrijver in de zin van de vrijstelling. Bij de beoordeling geldt als uitgangspunt dat vrijstellingen voor de omzetbelasting strikt moeten worden uitgelegd, maar dat de bewoordingen van de vrijstelling niet zo strikt moeten worden uitgelegd dat zij geen effect meer sorteren.Verder is van belang dat artikel 11-1-q van de Wet OB is gebaseerd op artikel 28, derde lid, sub b, van de Zesde richtlijn (2006/112/EG), welk artikel niet meer voorkomt in de huidige Btw-richtlijn. Het is de lidstaten op grond van artikel 371 juncto bijlage X, post B2, van de Btw-richtlijn wel toegestaan om de bestaande vrijstellingsbepaling te handhaven. Een en ander brengt mee dat de rechtbank bij de uitleg van de vrijstelling de Nederlandse wettekst tot uitgangspunt neemt. Daarbij stelt de rechtbank vast dat het begrip schrijver niet in de wet is gedefinieerd en dat voor de uitleg van dit begrip alleen het Besluit enige aanknopingspunten biedt. Er bestaat verder weinig jurisprudentie over dit onderwerp.
20. De rechtbank is van oordeel dat de vrijstelling wel van toepassing is. Hiervoor zijn twee redenen. De eerste reden is dat het redactiewerk valt onder het begrip diensten van een schrijver. De tweede reden is dat belanghebbende moet worden aangemerkt als de schrijver, omdat de redactieleden voor belanghebbende schrijven en daarbij als redactielid geen zelfstandigheid hebben ten opzichte van belanghebbende. De rechtbank licht dit oordeel hierna nader toe.
21. Het redigeren en up-to-date houden van het al veel langer bestaande schoolboek Binas valt onder de diensten door schrijvers zoals bedoeld in de vrijstelling. Dit werk is namelijk vergelijkbaar met het samenstellen van een woordenboek, wat volgens het Besluit behoort tot de diensten van een schrijver. Ook bij de Binas maakt de redactie keuzes wat nieuw wordt opgenomen in het boek en hoe dit gebeurt en ook wat niet meer hoeft te worden opgenomen. Daarvoor is grondige kennis nodig van het vakgebied en moet intellectuele arbeid worden verricht, die tot uiting komt in het boek. Het gaat dus om het aan het papier toevertrouwen van een gedachte-inhoud, zoals de staatssecretaris van Financiën dit noemt in het Besluit. De inspecteur heeft de rechtbank er niet van kunnen overtuigen dat het werk van de redactie van de Binas zodanig afwijkt van het samenstellen van een woordenboek dat belanghebbende zich niet op het Besluit zou kunnen beroepen.
22. Ook los van het Besluit is de rechtbank van oordeel dat redactiewerk bij een bestaand leerboek valt onder diensten van schrijvers in de zin van de vrijstelling. Het gaat hier namelijk om scheppende arbeid die naar maatschappelijke opvattingen onder het begrip (schrijven door een) schrijver kan worden gebracht.Daarbij is van belang dat het hier niet gaat om een schriftelijk advies van een beroepsbeoefenaar, maar om de aanpassing van een boek dat wordt verkocht aan derden.
23. De volgende vraag is of belanghebbende de schrijver is of dat de redactieleden de schrijver zijn. Daarbij is van belang of de redactieleden zelfstandig optreden richting belanghebbende of dat zij als onzelfstandig onderdeel van belanghebbende functioneren. Een rechtspersoon kan gelet op het neutraliteitsbeginsel immers ook een schrijver zijn, terwijl een rechtspersoon per definitie niet zelf kan schrijven. Daarvoor zijn altijd mensen nodig. Als mensen in dienst zijn bij een werkgever, wordt volgens de Auteurswet aangenomen dat wat zij schrijven voor de werkgever in tijd van de werkgever door de werkgever is geschreven, tenzij hierover iets anders is afgesproken.Als iemand iets schrijft voor een vereniging terwijl hij dit doet als zelfstandig ondernemer en hij de vereniging voor zijn werkzaamheden factureert, dan wordt aangenomen dat de vereniging niet de schrijver is, maar de persoon die heeft geschreven.
24. In dit geval redigeren de redactieleden de Binas in hun hoedanigheid van lid van de redactiecommissie van belanghebbende, welke commissie onderdeel is van belanghebbende. Dit volgt uit het schutblad van de Binas, waar dit vermeld staat. Ook volgt het uit de overeenkomsten tussen de redactieleden en belanghebbende. De nieuwe redactieleden worden bovendien benoemd door belanghebbende op voordracht van de zittende redactie, waaruit ook volgt dat de redactie onderdeel is van belanghebbende. Door de benoemingen wordt de redactiecommissie steeds vernieuwd met andere mensen, die aan hetzelfde al langer bestaande boek van belanghebbende werken om dit up-to-date te houden. De redactie als geheel wordt in de overeenkomst als de auteur van de Binas genoemd. De redactieleden hebben daarbij geen zelfstandigheid ten opzichte van belanghebbende, noch individueel, noch gezamenlijk. Zij hebben namelijk geen individuele taken of verantwoordelijkheden en zij verrichten hun werkzaamheden als lid van de redactiecommissie niet op eigen naam en ook niet voor eigen rekening en/of onder eigen verantwoordelijkheid. Ook lopen zij geen economisch risico.Gelet hierop verrichten de redactieleden niet zelfstandig een economische activiteit, maar moeten zij voor hun redactiewerk worden gezien als een onzelfstandig onderdeel van belanghebbende. Dit betekent dat belanghebbende als schrijver van de Binas moet worden aangemerkt en niet de redactieleden. Overigens wordt dit bevestigd door de omstandigheid dat in de overeenkomst tussen belanghebbende en de uitgever belanghebbende de auteur wordt genoemd.
25. De omstandigheid dat de redactieleden volgens afspraak wel een deel van de door de uitgever betaalde auteursrechten (25%) doorbetaald krijgen van belanghebbende, maakt dit niet anders. Deze vergoeding maakt namelijk niet dat zij zelfstandig functioneren in dit opzicht, maar alleen dat zij enige compensatie krijgen voor het door hen gedane werk. Dit is vergelijkbaar met de vergoeding die een lid van een Raad van Commissarissen ontvangt en die evenmin aan omzetbelasting is onderworpen.
26. Gezien het voorgaande hoeft de rechtbank niet meer te beoordelen of de inspecteur de toezegging uit 2008 mocht intrekken en of de gegeven overgangstermijn van drie weken daarvoor voldoende was.
27. De beroepen zijn gegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag over het eerste kwartaal van 2021 moet worden vernietigd en dat de gevraagde teruggaven over de andere kwartalen alsnog moeten worden verleend. Voor het derde kwartaal van 2021 gaat het om een teruggaaf van € 4.500; voor het vierde kwartaal van 2021 gaat het om € 1.014; voor het derde kwartaal van 2022 betreft het € 4.013 en voor het eerste kwartaal van 2023 gaat het om € 25.828.
28. Belanghebbende krijgt het griffierecht terug. Zij krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten van € 2.461. Belanghebbende heeft haar stelling dat aan haar de werkelijke proceskosten dienen te worden vergoed ter zitting ingetrokken.
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag (zaaknummer 23/6258);
- bepaalt dat de inspecteur een teruggaaf omzetbelasting moet verlenen over het derde kwartaal 2021 ter hoogte van € 4.500 (zaaknummer 23/6260);
- bepaalt dat de inspecteur een teruggaaf omzetbelasting moet verlenen over het vierde kwartaal 2021 ter hoogte van € 1.014 (zaaknummer 23/6261);
- bepaalt dat de inspecteur een teruggaaf omzetbelasting moet verlenen over het derde kwartaal 2022 ter hoogte van € 4.013 (zaaknummer 23/6262);
- bepaalt dat de inspecteur een teruggaaf omzetbelasting moet verlenen over het eerste kwartaal 2023 ter hoogte van € 25.828 (zaaknummer 23/6263);
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 2.461 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, voorzitter, en mr. P.J. Tikken en mr. R.W.J. van der Struijk, leden, in aanwezigheid van mr. T.J.P. Wientjens, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.