ECLI:NL:RBGEL:2025:4307

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
AWB 23/6258, 23/6260, 23/6261, 23/6262 en 23/6263
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijstelling van omzetbelasting voor auteursrechten van een vereniging die Binas-boeken uitgeeft

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 4 juni 2025, zijn de beroepen van een vereniging die Binas-boeken uitgeeft aan de orde. De vereniging, die zich richt op het onderwijs in natuurwetenschappen, techniek en technologie, heeft bezwaar gemaakt tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting en verzoeken om teruggaaf van omzetbelasting. De inspecteur van de belastingdienst had eerder een naheffingsaanslag opgelegd voor het eerste kwartaal van 2021 en had bezwaren tegen teruggaaf van omzetbelasting over verschillende kwartalen ongegrond verklaard. De rechtbank beoordeelt of de vereniging als schrijver kan worden aangemerkt in de zin van de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, letter q van de Wet op de omzetbelasting. De rechtbank concludeert dat de vrijstelling van toepassing is op de prestaties van de vereniging, omdat de redactieleden geen zelfstandigheid hebben ten opzichte van de vereniging en de werkzaamheden van de redactie onder de diensten van schrijvers vallen. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond, vernietigt de naheffingsaanslag en wijst de inspecteur aan om de gevraagde teruggaven te verlenen. Tevens wordt het griffierecht teruggegeven en worden proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 23/6258, 23/6260, 23/6261, 23/6262 en 23/6263
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van
in de zaken tussen
[belanghebbende], uit [plaats 1] , belanghebbende
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de belastingdienst, kantoor Maastricht, de inspecteur.
Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 14 juli 2023.
Zaaknummer 23/6258
De inspecteur heeft op 29 december 2021 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 21.919.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Zaaknummers 23/6260 tot en met 23/6263
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen haar voldoeningen op aangifte vanaf het derde kwartaal 2021 tot en met het eerste kwartaal 2023 (met uitzondering van het tweede kwartaal 2022). Daarbij zijn verzoeken om teruggaaf gedaan. Een deel van deze bezwaren was te laat (eerste kwartaal 2022 en vierde kwartaal 2022). Voor de overige kwartalen heeft de inspecteur in de uitspraken op bezwaar van 14 juli 2023 (door partijen beschikkingen geen teruggaaf genoemd) de bezwaren ongegrond verklaard en daarmee de verzoeken om teruggaaf afgewezen. Het betreft de verzoeken om teruggaaf van omzetbelasting over het derde kwartaal van 2021 van € 4.500, het vierde kwartaal 2021 van € 1.014, het derde kwartaal 2022 van € 4.013 en het eerste kwartaal 2023 van € 25.828. In de motivering van de (voorgenomen) uitspraak op bezwaar van 16 mei 2023 zijn de te late bezwaren niet-ontvankelijk verklaard, zijn deze bezwaren ambtshalve beoordeeld en zijn de verzoeken om teruggaaf over deze kwartalen afgewezen.
De beroepen richten zich alleen tegen de uitspraken op bezwaar van 14 juli 2023 waarbij de tijdige bezwaren ongegrond zijn verklaard.
De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens belanghebbende deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en [persoon A] , werkzaam bij het hoofdbureau van belanghebbende. Namens de inspecteur hebben hieraan deelgenomen [persoon B] , [persoon C] en [persoon D] .
Feiten
1. Belanghebbende is een vereniging die tot doel heeft:
a. het behartigen en coördineren van de belangen van het onderwijs in de natuurwetenschappen, techniek en technologie; en
b. het behartigen van de belangen van de leden op het terrein van de arbeidsvoorwaarden. [1]
2. De vereniging tracht haar doel te bereiken door:
a. bijeenkomsten, studiedagen en cursussen;
b. het bijeenbrengen van de leden in regionale kringen;
c. het verspreiden van haar meningen;
d. het nemen van al die wettige maatregelen, die tot bevordering van het doel wenselijk worden geacht. [2]
3. De vereniging (belanghebbende) kent gewone leden, zijnde natuurlijke personen die werkzaam zijn of zijn geweest in- en/of bevoegdheden bezitten tot het geven van enige vorm van onderwijs in de natuurwetenschappen, techniek en technologie. [3] Daarnaast kunnen er buitengewone leden, studentleden, leden van verdienste en donateurs zijn.
4. Belanghebbende heeft jarenlang de zogenaamde Binas-boeken laten uitgeven. Binas staat voor Biologie, Natuurkunde en Scheikunde. Deze Binas boeken zijn informatieboeken die worden gebruikt in het voorgezet onderwijs.
5. Belanghebbende had begin 2022 4.298 leden. Daarvan waren er totaal 13 leden door belanghebbende benoemd als redactieleden voor het bewerken en up-to-date houden van de diverse Binas-boeken (de redactieleden).
6. Belanghebbende ontving in de betreffende kwartalen van [uitgever] (de uitgever) een vergoeding voor de auteursrechten voor de boeken Binas, BasisBinas, Solar en BasisBinas NW. Een deel van die vergoeding (25%) betaalde belanghebbende door aan de redactieleden volgens een contractueel bepaalde verdeelsleutel.
7. In het kader van de zesde editie van de Binas heeft belanghebbende (de Vereniging) met de uitgever een auteursovereenkomst gesloten. Deze luidt als volgt:

Auteursovereenkomst
De ondergetekenden
De (…) Vereniging (…)
namens deze:
De heer (…) (voorzitter)
De heer (…) (penningmeester)
hierna te noemen de auteur en [uitgever] , gevestigd te [plaats 2] en ook kantoor houdende te [plaats 3] , hierna te noemen de uitgever, zijn het volgende overeengekomen ter zake van zijn bijdrage aan een werk te betitelen met
Binas hv Informatieboek (6e editie) (folio en e-book).
hierna te noemen het werk
1
Overdracht
De auteur draagt het recht tot het openbaar maken en verveelvoudigen van zijn bijdrage aan het werk en eventuele door hem te maken bewerkingen daarvan over aan de uitgever.
(…).”
8. Belanghebbende heeft voor de zesde druk van de Binas met de redactieleden een contract gesloten dat als volgt luidt:

CONTRACT BINAS 6e DRUK

1BEGRIPSBEPALINGEN

a. Binas is een project dat tot doel heeft informatieproducten te verzorgen voor het natuurwetenschappelijk onderwijs voor het voortgezet onderwijs.
b. Binas is een activiteit van de [belanghebbende] , hierna te noemen de [vereniging] en een daartoe in het leven geroepen [vereniging] -redactiecommissie, hierna te noemen Redactie.
c. Het werk van de Redactie wordt geregeld in deze overeenkomst tussen de [vereniging] en de Redactie.
d. Voor elk informatieproduct, inclusief de herziening van een reeds bestaande uitgave, wordt een nieuwe overeenkomst gesloten.
e. Leden van de Redactie zijn zij die de overeenkomst hebben ondertekend.
f. Voor alle Binas-producten geldt dat de auteursaanduiding zal luiden: "samengesteld door een [vereniging] -commissie", gevolgd door de namen van de leden van de Redactie.
g. Het Dagelijks Bestuur
(DB)van de [vereniging] wijst uit haar midden een contactpersoon voor de Redactie aan. Deze contactpersoon is als enige gemachtigd alle lopende zaken te behartigen en de contacten met de Redactie en andere partijen, waaronder de CVE, te onderhouden.

2.AUTEURSRECHTEN

a. De Redactie in haar geheel is de auteur van de Binas-producten. Dit betekent dat niemand van de redactieleden aanspraak kan maken op de kopij of onderdelen daarvan. De Redactie draagt, door ondertekening van de overeenkomst, de auteursrechten over aan de [vereniging] .
b. De leden van de Redactie zullen geen medewerking verlenen aan enig werk dat de uitgave van Binas kan schaden.
c. De [vereniging] verplicht zich het hierboven genoemde informatieproduct uit te laten geven dan wel, na een daartoe strekkend besluit van het Algemeen Bestuur (AB), zelf uit te geven. Tevens stelt de [vereniging] alles in het werk Binas tot een succes te maken.

3.REDACTIE

a. De Redactie bestaat uit minimaal zes en maximaal negen leden van de [vereniging] . Zij zijn afkomstig uit de secties biologie, natuurkunde en scheikunde. Er zijn twee of maximaal drie leden per sectie. Deskundigheid op het gebied van NLT en ANW dient binnen de Redactie in voldoende mate aanwezig te zijn.
b. Bij het sluiten van een nieuwe overeenkomst of het wijzigen van de bestaande overeenkomst is het mogelijk om de samenstelling van de Redactie te wijzigen. Hiervoor gelden de volgende regels:
1 Nieuwe redactieleden worden benoemd door de [vereniging] op voordracht van de Redactie.
2 Elke benoeming vereist de instemming van het betrokken sectiebestuur.
c. Het redactielidmaatschap vervalt bij:
(…)
4. Beëindigen van het lidmaatschap van de [vereniging] .

4.WERKWIJZE VAN DE REDACTIE

a. De redactie is in haar geheel verantwoordelijk voor Binas. Zij is tevens verantwoordelijk voor het compleet aanleveren van de kopij volgens de richtlijnen van de uitgever.
b. De Redactie benoemt uit haar midden de eindredacteur. Deze treedt op als redactievoorzitter en onderhoudt de contacten met de contactpersoon van de [vereniging] .
(…)

6.HONORERING

a. De [vereniging] keert jaarlijks in totaal 25% van de door haar, door middel van het contract met de uitgever, ontvangen honoraria uit aan de Redactie volgens een jaarlijks door de Redactie opgestelde verdeelsleutel.
(…).”
9. Voorin de Binas-boeken, op het schutblad, is de volgende tekst opgenomen:
“Samengesteld door een [vereniging] -commissie.”
10. In 2008 is de btw-positie van belanghebbende met de inspecteur afgestemd. Bij brief van 22 april 2008 heeft de inspecteur het volgende geschreven:
“Zowel op het gedeelte van de door [uitgever] aan de [vereniging] betaalde vergoeding (100%) als op het gedeelte dat de [vereniging] aan de redactie (25%) doorbetaald kan de vrijstellingsbepaling van artikel 11, eerste lid, onderdeel 1 van de Wet worden toegepast.”
11. Bij brief van 12 mei 2020 heeft belanghebbende de inspecteur geïnformeerd dat zij is ingeschreven in het Centraal Register Kort Beroepsonderwijs (CRKBO).
12. Naar aanleiding van die mededeling heeft de inspecteur een correspondentie opgestart met belanghebbende over de vraag of het in 2008 door de inspecteur ingenomen standpunt ter zake van de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, letter q, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de vrijstelling van 11-1-q) nog van toepassing is. Daarbij heeft de inspecteur in de brief van 12 augustus 2020 het standpunt ingenomen dat de vrijstelling niet van toepassing is op het deel van de vergoeding dat door belanghebbende zelf wordt behouden. Voor het deel dat aan de redactieleden wordt doorgestort, achtte de inspecteur de vrijstelling wel van toepassing.
13. Bij brief van 8 december 2020 heeft de inspecteur belanghebbende het volgende bericht:
“Aangezien er door de ingenomen standpunten door mijn collega inspecteur in 2008 sprake is van opgewekt vertrouwen zeg ik dit op per 1 januari 2021 en zal ik de vereniging per 1 januari 2021 aangifteplichtig maken.”
14. Het in augustus 2020 gewekte vertrouwen ten aanzien van de toepassing van de vrijstelling op de doorbetaling van 25% aan de redactieleden is bij brief van de inspecteur van 16 mei 2023 (bij de vooraankondiging van de uitspraak op bezwaar) opgezegd per 1 juli 2023.
Beoordeling door de rechtbank
15. In geschil is of belanghebbende over de ontvangen vergoedingen voor auteursrechten voor de verschillende Binas-boeken en de daarmee verband houdende rechten, zoals de nevenrechten en readergelden (samen: de auteursrechten), omzetbelasting moet voldoen of dat deze prestaties onder de vrijstelling van artikel 11-1-q vallen.
16. Primair is belanghebbende van mening dat de inspecteur niet achteraf het standpunt kan innemen dat de vrijstelling niet van toepassing is. De btw-positie van belanghebbende is in 2008 immers uitvoerig afgestemd met de inspecteur. Er is volgens belanghebbende louter een wijziging van inzicht ontstaan vanuit de inspecteur. De termijn die aan belanghebbende is gegeven bij de opzegging van de toezegging is bovendien veel te kort (drie weken). Hetzelfde geldt volgens belanghebbende voor de opzegging van 16 mei 2023, die op 1 juli 2023 ingaat.
17. Subsidiair is belanghebbende van mening dat de prestaties waarvoor zij vergoedingen voor auteursrechten ontvangt onder de vrijstelling van artikel 11-1-q vallen, dit onder verwijzing naar het Besluit van de Staatsecretaris van 5 december 2005 (Besluit) [4] .
18. De rechtbank beoordeelt eerst of de vrijstelling van artikel 11-1-q van toepassing is op de prestaties die belanghebbende verricht jegens de uitgever en daarmee of omzetbelasting verschuldigd is over de vergoeding voor de auteursrechten die belanghebbende van de uitgever ontvangt. Aan het primaire standpunt van belanghebbende over de opzegging van het vertrouwen komt de rechtbank namelijk alleen toe als de vrijstelling niet van toepassing is.
19. De rechtbank moet beoordelen of belanghebbende kwalificeert als schrijver in de zin van de vrijstelling. Bij de beoordeling geldt als uitgangspunt dat vrijstellingen voor de omzetbelasting strikt moeten worden uitgelegd, maar dat de bewoordingen van de vrijstelling niet zo strikt moeten worden uitgelegd dat zij geen effect meer sorteren. [5] Verder is van belang dat artikel 11-1-q van de Wet OB is gebaseerd op artikel 28, derde lid, sub b, van de Zesde richtlijn (2006/112/EG), welk artikel niet meer voorkomt in de huidige Btw-richtlijn. Het is de lidstaten op grond van artikel 371 juncto bijlage X, post B2, van de Btw-richtlijn wel toegestaan om de bestaande vrijstellingsbepaling te handhaven. Een en ander brengt mee dat de rechtbank bij de uitleg van de vrijstelling de Nederlandse wettekst tot uitgangspunt neemt. Daarbij stelt de rechtbank vast dat het begrip schrijver niet in de wet is gedefinieerd en dat voor de uitleg van dit begrip alleen het Besluit enige aanknopingspunten biedt. Er bestaat verder weinig jurisprudentie over dit onderwerp.
20. De rechtbank is van oordeel dat de vrijstelling wel van toepassing is. Hiervoor zijn twee redenen. De eerste reden is dat het redactiewerk valt onder het begrip diensten van een schrijver. De tweede reden is dat belanghebbende moet worden aangemerkt als de schrijver, omdat de redactieleden voor belanghebbende schrijven en daarbij als redactielid geen zelfstandigheid hebben ten opzichte van belanghebbende. De rechtbank licht dit oordeel hierna nader toe.
21. Het redigeren en up-to-date houden van het al veel langer bestaande schoolboek Binas valt onder de diensten door schrijvers zoals bedoeld in de vrijstelling. Dit werk is namelijk vergelijkbaar met het samenstellen van een woordenboek, wat volgens het Besluit behoort tot de diensten van een schrijver. Ook bij de Binas maakt de redactie keuzes wat nieuw wordt opgenomen in het boek en hoe dit gebeurt en ook wat niet meer hoeft te worden opgenomen. Daarvoor is grondige kennis nodig van het vakgebied en moet intellectuele arbeid worden verricht, die tot uiting komt in het boek. Het gaat dus om het aan het papier toevertrouwen van een gedachte-inhoud, zoals de staatssecretaris van Financiën dit noemt in het Besluit. De inspecteur heeft de rechtbank er niet van kunnen overtuigen dat het werk van de redactie van de Binas zodanig afwijkt van het samenstellen van een woordenboek dat belanghebbende zich niet op het Besluit zou kunnen beroepen.
22. Ook los van het Besluit is de rechtbank van oordeel dat redactiewerk bij een bestaand leerboek valt onder diensten van schrijvers in de zin van de vrijstelling. Het gaat hier namelijk om scheppende arbeid die naar maatschappelijke opvattingen onder het begrip (schrijven door een) schrijver kan worden gebracht. [6] Daarbij is van belang dat het hier niet gaat om een schriftelijk advies van een beroepsbeoefenaar, maar om de aanpassing van een boek dat wordt verkocht aan derden.
23. De volgende vraag is of belanghebbende de schrijver is of dat de redactieleden de schrijver zijn. Daarbij is van belang of de redactieleden zelfstandig optreden richting belanghebbende of dat zij als onzelfstandig onderdeel van belanghebbende functioneren. Een rechtspersoon kan gelet op het neutraliteitsbeginsel immers ook een schrijver zijn [7] , terwijl een rechtspersoon per definitie niet zelf kan schrijven. Daarvoor zijn altijd mensen nodig. Als mensen in dienst zijn bij een werkgever, wordt volgens de Auteurswet aangenomen dat wat zij schrijven voor de werkgever in tijd van de werkgever door de werkgever is geschreven, tenzij hierover iets anders is afgesproken. [8] Als iemand iets schrijft voor een vereniging terwijl hij dit doet als zelfstandig ondernemer en hij de vereniging voor zijn werkzaamheden factureert, dan wordt aangenomen dat de vereniging niet de schrijver is, maar de persoon die heeft geschreven. [9]
24. In dit geval redigeren de redactieleden de Binas in hun hoedanigheid van lid van de redactiecommissie van belanghebbende, welke commissie onderdeel is van belanghebbende. Dit volgt uit het schutblad van de Binas, waar dit vermeld staat. Ook volgt het uit de overeenkomsten tussen de redactieleden en belanghebbende. De nieuwe redactieleden worden bovendien benoemd door belanghebbende op voordracht van de zittende redactie [10] , waaruit ook volgt dat de redactie onderdeel is van belanghebbende. Door de benoemingen wordt de redactiecommissie steeds vernieuwd met andere mensen, die aan hetzelfde al langer bestaande boek van belanghebbende werken om dit up-to-date te houden. De redactie als geheel wordt in de overeenkomst als de auteur van de Binas genoemd. De redactieleden hebben daarbij geen zelfstandigheid ten opzichte van belanghebbende, noch individueel, noch gezamenlijk. Zij hebben namelijk geen individuele taken of verantwoordelijkheden en zij verrichten hun werkzaamheden als lid van de redactiecommissie niet op eigen naam en ook niet voor eigen rekening en/of onder eigen verantwoordelijkheid. Ook lopen zij geen economisch risico. [11] Gelet hierop verrichten de redactieleden niet zelfstandig een economische activiteit, maar moeten zij voor hun redactiewerk worden gezien als een onzelfstandig onderdeel van belanghebbende. Dit betekent dat belanghebbende als schrijver van de Binas moet worden aangemerkt en niet de redactieleden. Overigens wordt dit bevestigd door de omstandigheid dat in de overeenkomst tussen belanghebbende en de uitgever belanghebbende de auteur wordt genoemd.
25. De omstandigheid dat de redactieleden volgens afspraak wel een deel van de door de uitgever betaalde auteursrechten (25%) doorbetaald krijgen van belanghebbende, maakt dit niet anders. Deze vergoeding maakt namelijk niet dat zij zelfstandig functioneren in dit opzicht, maar alleen dat zij enige compensatie krijgen voor het door hen gedane werk. Dit is vergelijkbaar met de vergoeding die een lid van een Raad van Commissarissen ontvangt en die evenmin aan omzetbelasting is onderworpen.
26. Gezien het voorgaande hoeft de rechtbank niet meer te beoordelen of de inspecteur de toezegging uit 2008 mocht intrekken en of de gegeven overgangstermijn van drie weken daarvoor voldoende was.
Conclusie en gevolgen
27. De beroepen zijn gegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag over het eerste kwartaal van 2021 moet worden vernietigd en dat de gevraagde teruggaven over de andere kwartalen alsnog moeten worden verleend. Voor het derde kwartaal van 2021 gaat het om een teruggaaf van € 4.500; voor het vierde kwartaal van 2021 gaat het om € 1.014; voor het derde kwartaal van 2022 betreft het € 4.013 en voor het eerste kwartaal van 2023 gaat het om € 25.828.
28. Belanghebbende krijgt het griffierecht terug. Zij krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten van € 2.461 [12] . Belanghebbende heeft haar stelling dat aan haar de werkelijke proceskosten dienen te worden vergoed ter zitting ingetrokken.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag (zaaknummer 23/6258);
- bepaalt dat de inspecteur een teruggaaf omzetbelasting moet verlenen over het derde kwartaal 2021 ter hoogte van € 4.500 (zaaknummer 23/6260);
- bepaalt dat de inspecteur een teruggaaf omzetbelasting moet verlenen over het vierde kwartaal 2021 ter hoogte van € 1.014 (zaaknummer 23/6261);
- bepaalt dat de inspecteur een teruggaaf omzetbelasting moet verlenen over het derde kwartaal 2022 ter hoogte van € 4.013 (zaaknummer 23/6262);
- bepaalt dat de inspecteur een teruggaaf omzetbelasting moet verlenen over het eerste kwartaal 2023 ter hoogte van € 25.828 (zaaknummer 23/6263);
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 2.461 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, voorzitter, en mr. P.J. Tikken en mr. R.W.J. van der Struijk, leden, in aanwezigheid van mr. T.J.P. Wientjens, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 1, tweede lid, van de statuten van belanghebbende.
2.Artikel 1, derde lid, van de statuten van belanghebbende.
3.Artikel 2 van de statuten van belanghebbende.
4.Besluit van 5 december 2005, nr. CPP2005/2760M.
5.Zie HvJ EU 21 februari 2013, C-18/12 (Město Žamberk), ECLI:EU:C:2013:95, punt 19.
6.Vergelijk Hof Den Haag 17 januari 1987, nr. 3865/84, V-N 1987, p. 1381, waarin een redacteur van een wetenschappelijk tijdschrift relevante literatuur voor dat tijdschrift selecteerde. Daarvan werden samenvattingen gemaakt door andere redactieleden. Op die manier werkte de betrokkene mee aan het tot stand brengen van de inhoud van een tijdschrift, waardoor de werkzaamheden volgens het hof moesten worden aangemerkt als de diensten van journalisten die op grond van artikel 11-1-q zijn vrijgesteld van omzetbelasting.
7.Vergelijk HvJ EU 7 september 1999, C-216/97 (Gregg en Gregg), ECLI:EU:C:1999:390, en, impliciet, Hoge Raad 16 december 1998, ECLI:NL:HR:1998:AA2593, BNB 1999/72.
8.Zie artikel 8 van de Auteurswet. dat bepaalt: “Indien eene openbare instelling, eene vereeniging, stichting of vennootschap, een werk als van haar afkomstig openbaar maakt, zonder daarbij eenig natuurlijk persoon als maker er van te vermelden, wordt zij, tenzij bewezen wordt, dat de openbaarmaking onder de bedoelde omstandigheden onrechtmatig was, als de maker van dat werk aangemerkt.”
9.Zie Hoge Raad 16 december 1998, ECLI:NL:HR:1998:AA2593, BNB 1999/72. Daar ging het om een lid van een coöperatieve vereniging die in opdracht filmscenario’s vervaardigde voor de vereniging en daarvoor een vergoeding declareerde aan de vereniging. Dat lid heeft die werkzaamheden verricht in het kader van een door hem gedreven onderneming en de werkzaamheden zijn door hem als zodanig aan de vereniging gedeclareerd. In dat geval kan de prestatie van de vereniging, die een vergoeding van een derde had ontvangen voor in opdracht vervaardigde filmscenario’s, niet worden aangemerkt als een vrijgestelde dienst in de zin van artikel 11-1-q.
10.Zie artikel 3, onder b, van de overeenkomst tussen belanghebbende en de redactieleden.
11.Vergelijk HvJ EU 13 juni 2019, C-420/18 (IO), ECLI:EU:C:2019:490, en HR 26 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1143. Zie ook het Besluit van 4 december 2024, nr. 2024-13987, Staatscourant 2024, 38545, onderdeel 2.3 onder C, welk besluit is aangepast naar aanleiding van het arrest IO.
12.1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift met een waarde van € 647 (belanghebbende heeft afgezien van horen), 1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor de zitting, met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1.