ECLI:NL:RBGEL:2025:4713

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
437056
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met afwikkeling van huwelijksvoorwaarden en voorlopige zorgregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die met elkaar gehuwd zijn op een niet gespecificeerde datum. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en daarbij de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen bepaald. De vrouw verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen en een zorgregeling vast te stellen, terwijl de man verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw en de man beoordeeld en een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen afwisselend bij beide ouders verblijven. De rechtbank heeft ook de verdeling van de gemeenschappelijke zaken en de afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden behandeld. De vrouw en de man hebben verschillende verzoeken gedaan met betrekking tot de verdeling van hun vermogen, waaronder de echtelijke woning, bankrekeningen en andere activa. De rechtbank heeft de waarde van de activa vastgesteld en de verdeling van de huwelijksvoorwaarden geregeld. De rechtbank heeft bepaald dat de vrouw de woning kan overnemen tegen een getaxeerde waarde, en dat de man de woning in verhuurde staat kan overnemen. De rechtbank heeft ook de verdeling van de inboedel en andere activa geregeld, en de partijen de gelegenheid gegeven om in overleg tot een oplossing te komen voor de verdeling van de inboedel. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de beslissing over de echtscheiding zelf, omdat de wet dat niet toestaat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummers: C/05/437056 / FZ RK 24-1421 en C/05/445931 / FZ RK 25-35
Datum uitspraak: 19 juni 2025
beschikking echtscheiding, zorgregeling en vermogensrechtelijke afwikkeling
in de zaak van
[naam verzoekster],
wonend in [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. C.L. van Olst in Apeldoorn,
en
[naam verweerder],
wonend in [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. M.L.J. Wekking in Apeldoorn.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift van de vrouw, ontvangen op 10 juni 2024;
  • het exploot van betekening van 24 juni 2024;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken, ontvangen op 29 augustus 2024;
  • het verweer op de zelfstandige verzoeken, ontvangen op 17 september 2024;
  • de aanvulling gronden en verzoeken namens de vrouw van 4 november 2024;
  • het verweer tegen de aanvulling namens de man van 2 december 2024;
  • de brief met bijlagen van mr. Wekking van 12 mei 2025;
  • de aanvulling gronden en verzoeken met verzoek op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) namens de vrouw van 12 mei 2025;
  • het F9-formulier van mr. Wekking van 16 mei 2025;
  • twee F9-formulieren van mr. Van Olst van 19 mei 2025;
  • de brief met bijlagen van mr. Wekking van 21 mei 2025;
  • de F9-formulieren van partijen van 12 en 18 juni 2025.
1.2.
Gehoord ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 22 mei 2025 op de locatie van de rechtbank in Arnhem zijn beide partijen, bijgestaan door hun advocaten, en een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
De minderjarige kinderen van partijen hebben via e-mail hun mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De vrouw en de man zijn op [huwelijksdatum] in [huwelijksplaats] met elkaar gehuwd op huwelijksvoorwaarden. De man heeft de Nederlandse nationaliteit, de vrouw heeft de Nederlandse en de Oekraïense nationaliteit.
2.2.
Zij zijn de ouders van de navolgende minderjarige kinderen:
  • [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] (hierna: [de minderjarige 1] ), en
  • [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] (hierna: [de minderjarige 2] ).

3.De verzoeken en verweren

3.1.
De vrouw verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad (na wijziging) samengevat:
  • tussen partijen de echtscheiding uit te spreken;
  • de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen;
  • tussen de man en de kinderen een zorgregeling vast te stellen zoals door haar voorgesteld;
  • te bepalen dat zij jegens de man bevoegd is de bewoning van de echtelijke woning en het gebruik van de zaken die behoren bij deze woning en tot de inboedel daarvan gedurende zes maanden na de inschrijving van deze beschikking voort te zetten;
  • de afwikkeling ingevolge de huwelijksvoorwaarden en de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen vast te stellen, op de door haar voorgestane wijze;
  • vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van een ID-kaart voor [de minderjarige 2] .
3.2.
De man verzoekt de rechtbank de verzoeken van de vrouw, behalve het verzoek om echtscheiding, af te wijzen. Hij verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad (na wijziging):
  • de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige 1] bij de vrouw te bepalen en die van [de minderjarige 2] bij hem;
  • een zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen de ene week bij hem en de andere week bij de vrouw verblijven met de vrijdag als wisselmoment en met verdeling van de vakanties en feestdagen bij helfte;
  • de afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden en de verdeling van de gemeenschappelijke goederen vast te stellen op de door hem voorgestane wijze.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover voor de beoordeling van belang, hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 815 lid 2 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient een verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten voor de minderjarige kinderen van partijen.
4.2.
In de procedure is alleen een concept ouderschapsplan overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat uit de gestelde feiten, waaronder het verloop van de hulpverlening tot nu toe, naar voren komt dat partijen voldoende hebben ondernomen om tot afspraken te komen, maar dat zij het op sommige punten nu eenmaal niet gemakkelijk eens kunnen worden. Een gezamenlijk ondertekend ouderschapsplan kan op dit moment redelijkerwijs niet worden overgelegd. Partijen gaan nog aan de slag met hun onderlinge communicatie in het kader van het uniform hulpaanbod, maar de rechtbank ziet geen bezwaar om de verzoeken inhoudelijk te beoordelen.
internationaal privaatrecht
4.3.
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is ten aanzien van de verzoeken en dat op de verzoeken Nederlands recht van toepassing is.
echtscheiding
4.4.
Partijen zijn het erover een dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Daarom zal de rechtbank het verzoek tot echtscheiding toewijzen.
hoofdverblijfplaats en zorgregeling
4.5.
Partijen hebben hulpverlening via Pactum, maar dat is op dit moment onvoldoende om de onderlinge communicatie te verbeteren. Zij hebben daarom op de zitting besloten om nadere hulp te vragen. Zij willen daarbij gebruik maken van het uniform hulpaanbod. Na advies van de Raad en in overleg met de ouders wordt een traject waarbij gebruik wordt gemaakt van (in ieder geval elementen uit) het SCHIP-traject geacht aan te sluiten bij de hulpvraag van partijen. Weliswaar geven beiden aan dat zij het verleden achter zich kunnen laten en hebben geaccepteerd dat hun huwelijk voorbij is, maar tegelijk is duidelijk dat partijen elkaar al lang en goed kennen en daardoor ook precies weten waar zij elkaar pijn kunnen doen. Het kan nodig zijn voor partijen om daarop te reflecteren en kritisch naar hun eigen rol in de afgelopen jaren te kijken voordat zij daadwerkelijk de blik op de toekomst kunnen richten. De rechtbank heeft inmiddels een scan van het proces-verbaal van doorverwijzing met gegevens van ouders en kinderen en de specifieke hulpvraag via de jeugdhulpregio gestuurd naar de gemeente [plaatsnaam] als toewijzer van jeugdhulp. De gemeente selecteert de zorgaanbieder, die vervolgens de ouders zal benaderen voor een intakegesprek. Na beëindiging van de hulpverlening zal de zorgaanbieder een rapportage aan de rechtbank sturen over het verloop en de uitkomst van het traject. Ook als hulpverlening niet van de grond is gekomen, zal de zorgaanbieder de rechtbank informeren. Partijen stemmen met deze procedure in.
4.6.
Zoals ook ter zitting is besproken zal de rechtbank een definitieve beslissing over de zorgregeling aanhouden. Zij zal dat doen voor een periode van ongeveer vijf maanden, tot 18 november 2025, in afwachting van de rapportage over het verloop en de uitkomst van de hulpverlening. Als de hulp heeft geleid tot een positief resultaat, in die zin dat partijen (nagenoeg volledige) overeenstemming hebben bereikt over de verzoeken, hebben de advocaten twee weken de tijd om te laten weten of er zonder nieuwe mondelinge behandeling een beschikking kan worden gegeven en welke afspraken zij daarin wensen vast te leggen. Als de hulp niet van de grond komt of niet heeft geleid tot een positief resultaat zoals hiervoor omschreven, zal de rechtbank zoals ter zitting met partijen is besproken - zonder nadere mondelinge behandeling - waarschijnlijk een onderzoek door de Raad gelasten.
4.7.
De vrouw heeft gevraagd om in deze beschikking een voorlopige zorgregeling vast te leggen, waarbij de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij haar hebben en een weekend per veertien dagen van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de man verblijven en de helft van de vakanties, waarover in december afspraken worden gemaakt en voor het geval partijen niet tot afspraken komen de door haar voorgestelde regeling geldt. De man wenst de huidige regeling voort te zetten, waarbij de kinderen om de week bij elk van de ouders verblijven, en de vakanties eveneens bij helfte te delen, maar zonder voorafgaande invulling. Verder wil hij dat bij elk van partijen één kind de hoofdverblijfplaats heeft. Alleen voor het geval de gedeelde zorgregeling in stand blijft, verzet de vrouw zich daar niet tegen, waarbij het haar voorkeur heeft dat [de minderjarige 2] bij haar wordt ingeschreven en [de minderjarige 1] bij de man. Hoewel de man primair het omgekeerde heeft verzocht, heeft hij geen bezwaar tegen het voorstel van de vrouw.
4.8.
De rechtbank ziet op dit moment onvoldoende reden de zorgregeling te wijzigen zoals de vrouw heeft voorgesteld. De zorgen die de vrouw heeft geuit hebben voor een belangrijk deel betrekking op de communicatie tussen partijen. Dat die niet goed is, is duidelijk en het is wenselijk dat er bij een gedeelde zorgregeling afspraken gemaakt kunnen worden en goede communicatie mogelijk is, maar partijen bevinden zich nu nog in de scheidingsfase. Dat het in die fase lastig is om de communicatie over de kinderen niet negatief te laten beïnvloeden door wat er nog meer speelt, is begrijpelijk. Partijen gaan aan die communicatie werken en ook zal het helpen dat de rechtbank op financieel gebied een aantal knopen doorhakt. De verwachting is dan ook gerechtvaardigd dat deze communicatie binnen redelijk afzienbare termijn kan verbeteren.
4.9.
De zorgen over de kinderen zijn begrijpelijk, maar de rechtbank acht de situatie niet zo acuut dat er nu moet worden ingegrepen. [de minderjarige 1] gamet veel, [de minderjarige 2] kijkt veel televisie. Zij lijken daarmee te vluchten uit de huidige situatie, die voor hen onvoldoende rust en veiligheid biedt. Als de communicatie tussen partijen verbetert, is het waarschijnlijk dat ook de kinderen zich weer prettiger zullen gaan voelen. De vrouw vreest dat de kinderen bij de man te weinig regels hebben. Tijdens de zitting is wel gebleken dat partijen over sommige punten anders denken en dat zij de kinderen soms anders benaderen. De man lijkt op sommige punten meer ruimte aan de kinderen te bieden dan de vrouw. Dat de benadering van de man schadelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen, kan de rechtbank echter niet vaststellen. Wel kan het problematisch worden als er te grote verschillen zitten tussen de ouders, omdat dit voor de kinderen te weinig duidelijkheid geeft. Een aanwijzing hiervoor is dat de kinderen signalen afgeven dat ze in plaats van één week liever telkens twee weken aaneengesloten bij een van de ouders verblijven. Blijkbaar kost het hen telkens veel tijd om om te schakelen. Hiermee zullen partijen wel aan de slag moeten gaan. De zorgen die de vrouw over de kinderen heeft, deelt de rechtbank tot op zekere hoogte, maar dat zij de problemen beter kan aanpakken dan de man en dat daarvoor nodig is dat de kinderen meer tijd bij haar doorbrengen, kan de rechtbank nu niet zonder meer volgen. Voorkomen moet worden dat de problemen te veel als problemen van de kinderen worden gezien. Partijen hebben zelf een belangrijke sleutel in handen om de situatie voor de kinderen te verbeteren. Daar moet nu de prioriteit liggen. Als er rust is ontstaan in de situatie, kan worden bezien of de kinderen weer beter gedijen of alsnog aanvullend hulp nodig hebben. Eventuele hulp zal beter aanslaan als de situatie rustiger is. Dan kan ook bekeken worden of alsnog een wijziging van de zorgregeling in het belang van de kinderen is. Op dit moment ziet de rechtbank daarvoor te weinig aanleiding. De rechtbank zal dus ook niet aansluiten bij de vraag van de kinderen om de regeling aan te passen in twee weken op, twee weken af.
4.10.
Over de vakanties overweegt de rechtbank het volgende. Beide partijen zijn het erover eens dat de vakanties in principe in overleg verdeeld worden. De vrouw heeft daarbij in een aanvullend verzoek van 12 mei 2025 precies ingevuld hoe de regeling eruit moet komen te zien als partijen niet tot afspraken komen. De man heeft bezwaar gemaakt tegen de late indiening van het stuk, maar de rechtbank is van oordeel dat er in elk geval voor dit onderdeel voldoende gelegenheid voor de man is geweest om hierop te reageren. Bovendien wijst de rechtbank het verzoek niet op die manier toe. Hoewel de rechtbank er begrip voor heeft dat de kinderen behoefte hebben aan duidelijkheid, is zij ook van oordeel dat een te gedetailleerde regeling voor het geval partijen geen overeenstemming bereiken op voorhand het overleg al onder druk zet. Het komt immers dan toch over alsof de vrouw haar zin kan doordrukken. Om wel iets meer structuur en duidelijkheid te geven, zal de rechtbank de volgende uitgangspunten hanteren.
4.11.
In december gaan partijen met elkaar in gesprek om de vakanties en de feestdagen voor het komende jaar, in overleg met de kinderen, te plannen tot en met de kerstvakantie van dat komende jaar. Vakanties worden 50/50 verdeeld. De vakanties van één week worden als uitgangspunt om en om verdeeld (dus telkens een hele week bij één ouder), de vakanties van twee weken bij helfte (dus telkens een week bij de ene ouder en een week bij de andere ouder). De zomervakantie gaat ook bij helfte, dat wil zeggen drie weken aaneengesloten bij elke ouder. Komen partijen hierover niet tot overeenstemming, dan gaan ze in januari nogmaals met elkaar in gesprek. Komen zij er dan nog (geheel of deels) niet uit, dan heeft de vrouw voor die delen waarover partijen het niet eens zijn voor de even jaren de eerste keus bij de verdeling van de vakanties van één en twee weken (inclusief Kerst en Oud en Nieuw) en de man bij de verdeling van de zomervakantie, in de oneven jaren heeft de man de eerste keus bij de verdeling van de vakanties van één en twee weken (inclusief Kerst en Oud en Nieuw) en de vrouw bij de verdeling van de zomervakantie. Uitgangspunt blijft ook dan een verdeling bij helfte, waarbij de ouders zo veel mogelijk rekening houden met de wensen van de kinderen. Voor zover partijen niet anders overeenkomen, viert een jarig kind zijn verjaardag bij de ouder waar het dan verblijft. De andere ouder mag even naar het jarige kind toe om te feliciteren. Deze ouder viert de verjaardag van dat kind voor het overige op een later tijdstip. De ouders zorgen er daarnaast voor dat de kinderen kunnen deelnemen aan partijtjes van leeftijdsgenoten. De ouder die op dat moment de zorg heeft, brengt en haalt het kind zo nodig en zorgt voor een cadeautje. Feest van verdere familie/vrienden wordt wanneer dit familie of vrienden van de ouder zijn waar het kind op dat moment niet verblijft zo veel mogelijk toegestaan, als dit tijdig (zo mogelijk minstens twee weken voor die tijd) wordt afgestemd. Het staat partijen daarnaast vrij om ook specifieke afspraken over andere feestdagen te maken, maar de rechtbank gaat hier niet op voorsorteren omdat feestdagen deels ook overlappen met vakanties, waardoor dit meer maatwerk zou vereisen en de rechtbank partijen daar niet op voorhand te veel op wil vastpinnen.
4.12.
Omdat op dit moment de situatie zo is dat de kinderen de helft van de tijd bij elke ouder verblijven, en dit in elk geval voorlopig niet gaat veranderen, zal de rechtbank overeenkomstig het verzoek van partijen de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige 1] bij de man bepalen en die van [de minderjarige 2] bij de vrouw. Partijen zijn het erover eens dat in dat geval het paspoort van [de minderjarige 1] bij de man is en dat van [de minderjarige 2] bij de vrouw. De vrouw handhaaft voor dat geval niet het verzoek om voor [de minderjarige 2] aanvullend een ID-kaart aan te schaffen, zodat de rechtbank dat verzoek als ingetrokken beschouwt en daarover niet hoeft te beslissen.
alimentatie
4.13.
Partijen zien op dit moment over en weer af van het verzoeken van kinderalimentatie en partneralimentatie. De mogelijkheid dit alsnog te doen als de situatie wijzigt, blijft daarmee bestaan. Voor nu zijn zij het eens over de volgende verdeling van de kosten van de kinderen.
4.14.
De dagelijkse kosten van de kinderen komen voor rekening van de partij bij wie de kinderen op dat moment verblijven. Voor de verdeling van de verblijfsoverstijgende kosten van de kinderen zullen partijen gebruik maken van een kinderrekening. Beide partijen mogen het beheer over deze rekening voeren. Van deze rekening zullen alle kosten van de kinderen voldaan worden die niet tot de dagelijkse kosten worden gerekend, zoals kosten van kleding, schoenen, sport, hobby’s, niet vergoede ziektekosten, schoolkosten, fiets, laptop etc. De vrouw zal de voor de kinderen benodigde kleding en schoenen inkopen en de kleding zal vervolgens over beide ouders verdeeld worden. De kinderbijslag en het kindgebonden budget worden op de kinderrekening gestort. Op de kinderrekening blijft te allen tijde een saldo van (ten minste) € 2.000 staan, een eventueel tekort wordt door ieder bij helfte aangevuld. Het aanzuiveren van het tekort gebeurt door ieder der partijen uit zichzelf zodra het saldo onder € 1.000 zakt of eerder na een verzoek van de andere partij. Bij een totaaluitgave van € 200 of meer vindt voorafgaand overleg tussen de ouders plaats, behalve voor doorlopende kosten zoals studiekosten, muziekles of kosten voor sport. Indien het gaat om een spontane totaaluitgave van € 200 of meer, zal de andere ouder binnen twee uur reageren. Als er geen reactie komt, is de betreffende ouder bevoegd om de uitgave naar eigen inzicht al dan niet te verrichten. De ouders bewaren alle bonnetjes tot een maand na de uitgave en tonen deze op verzoek binnen twee weken na het verzoek aan de andere ouder. Bonnen die een garantiebewijs vormen, blijven bewaard gedurende de garantietermijn. Indien artikelen geretourneerd worden, zal de retourzending binnen één maand plaatsvinden na aankoop en het geld dat terugbetaald wordt zal binnen vijf werkdagen na ontvangst worden overgemaakt naar de kinderrekening, als dat daarvan afgeschreven is. Partijen informeren elkaar binnen één maand na aankoop als er zaken geretourneerd worden.
voortgezet gebruik van de woning
4.15.
De vrouw heeft gevraagd om het voortgezette gebruik van de woning tot zes maanden na de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand. Zij is bang dat de man anders de woning zal opeisen. De man heeft zich verzet tegen de inhoudelijke behandeling van het verzoek vanwege het late moment waarop het verzoek is ingediend. Nadere verzoeken kunnen in beginsel echter worden gedaan zolang de rechtbank geen uitspraak heeft gedaan. Het is tien dagen voor de zitting aangekondigd en de rechtbank acht het niet in strijd met de goede procesorde dit in behandeling te nemen.
4.16.
De man heeft verder aangevoerd dat hij niet zonder overleg de woning zal binnenkomen. Verder vindt hij het van belang dat het toewijzen van dit verzoek niet de afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden en verdeling vertraagt. De vrouw wil de woning overnemen, dat moet niet zes maanden op zich laten wachten.
4.17.
De rechtbank zal het verzoek toewijzen. Hoewel zij ervan uitgaat dat de man niet de intentie heeft de woning zonder toestemming van de vrouw te betreden, betekent dat in wezen ook dat er in zoverre geen inhoudelijk bezwaar tegen bestaat om het verzoek toe te wijzen. Gelet op de beslissing die de rechtbank hierna over de woning zal nemen in het kader van de verdeling zal dit ook niet tot vertraging leiden. Het recht van de vrouw jegens de man de woning te blijven bewonen doet er namelijk niet aan af dat zij moet meewerken aan de verdeling en ook aan verkoop als dit alsnog aan de orde zou zijn. In beide gevallen moet de vrouw wel enige tijd gegund worden om zaken te regelen. Daarvoor dient deze termijn in principe, maar dat wil niet zeggen dat zij zaken onnodig mag rekken.
afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden en verdeling van de gemeenschappelijke zaken
4.18.
Partijen hebben aan het eind van de mondelinge behandeling geprobeerd tot afspraken te komen over de afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden. Zij hadden in principe overeenstemming, maar hierbij was ook de medewerking van de moeder van de vrouw nodig. Zij heeft deze niet willen toezeggen. Ook in nader overleg zijn partijen niet tot volledige overeenstemming gekomen. Daarom hebben zij de rechtbank verzocht een beslissing te nemen. Daarbij zal de rechtbank rekening houden met de belangen van partijen over en weer, maar heeft zij ook de nodige vrijheid, zeker waar het de verdeling van de gemeenschappelijke zaken betreft.
4.19.
In de huwelijksvoorwaarden zijn partijen, voor zover hier van belang, kort gezegd overeengekomen dat elke gemeenschap van goederen is uitgesloten. Kosten van de gemeenschappelijke huishouding worden voldaan naar rato van het inkomen en als dat niet voldoende is naar rato van ieders vermogen met het recht het te veel betaalde terug te vorderen met een vervaltermijn van een jaar. Verder is sprake van een periodiek verrekenbeding voor overgespaarde inkomsten. Er is een staat van aanbrengsten aan de akte van huwelijksvoorwaarden gehecht. De man heeft alleen zijn kleren, lijflinnen en sieraden ingebracht, de vrouw naast haar kleren, lijflinnen en sieraden een schilderij met kathedraal uit Lviv.
4.20.
Partijen zijn het erover eens dat zij tijdens het huwelijk geen uitvoering hebben gegeven aan het periodieke verrekenbeding. Dit brengt op grond van artikel 1:141 lid 3 BW mee dat het op de peildatum aanwezige vermogen wordt vermoed te zijn gevormd uit hetgeen verrekend had moeten worden, tenzij uit de eisen van redelijkheid en billijkheid in het licht van de aard en omvang van de verrekenplicht anders voortvloeit. Dit vermoeden kan worden weerlegd.
4.21.
Partijen hebben als uitgangspunt 10 juni 2024 als peildatum gehanteerd, de datum waarop het echtscheidingsverzoek is ingediend. Het vermogen van partijen was toen als volgt samengesteld.
Gemeenschappelijk vermogen
de echtelijke woning [adres 1] in [plaatsnaam] met hypotheekschuld en levensverzekeringspolis
de woning [adres 2] in [plaatsnaam]
het appartement [adres 3] in [plaatsnaam] , Oekraïne
e inhoud van de kluis in de echtelijke woning
saldi op twee bankrekeningen
de auto Peugeot 5008
inboedel van de echtelijke woning
Privévermogen van de vrouw
het appartement [adres 4] in [plaatsnaam] , Oekraïne
een datsja
saldi op bankrekeningen
een vordering op haar moeder
Privévermogen van de man
saldi op bankrekeningen
de motor (Suzuki SGX 600F)
Verder stellen partijen over en weer vorderingen op de ander te hebben.
4.22.
De rechtbank zal hierna eerst ingaan op de verdeling van de gemeenschappelijke zaken en daarna beoordelen in hoeverre er bedragen verrekend moeten worden.
de woning aan de [adres 1] in [plaatsnaam] met hypotheekschuld en levensverzekeringspolis
4.23.
De vrouw wil de woning overnemen. De man verzet zich daar niet tegen. Partijen zijn het niet eens over de vraag of daarbij kan worden uitgegaan van de getaxeerde waarde van € 900.000, zoals de vrouw wil, of dat een nieuwe taxatie moet plaatsvinden, zoals de man wil.
4.24.
In het aanvullende verweerschrift van de man van 2 december 2024 heeft de man ingestemd met taxatie van de woning door een taxateur die is verbonden aan Vereniging Eigen Huis tegen de vrije verkoopwaarde. De man heeft als voorwaarde gesteld dat hij bij de taxatie aanwezig zou zijn. Hij heeft ermee ingestemd dat de woning tegen een door de taxateur te bepalen vrije verkoopwaarde aan de vrouw wordt toegedeeld, onder de voorwaarde dat hij wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld. De woning is vervolgens per 4 maart 2025 door [naam taxateur] getaxeerd op € 900.000. Beide partijen waren bij die taxatie aanwezig. Volgens de niet bestreden verklaring van de vrouw ter zitting heeft zij Vereniging Eigen Huis benaderd en heeft zij geen invloed gehad op de persoon van de taxateur.
4.25.
De man wil dat er een nieuwe taxatie wordt gedaan. Hij heeft daartoe aangevoerd dat geen sprake is geweest van een gezamenlijke opdracht. De man was enkel aanwezig om de werkkamer open te maken. In het taxatierapport is bovendien vermeld dat de taxatie heeft plaatsgevonden met het oog op herfinanciering. Dit heeft de uitkomst beïnvloed. Daar komt bij dat de taxateur eerder bij partijen betrokken is geweest. Hij vroeg toen aan partijen welke waarde zij nodig hadden. Dat maakt dat de man onvoldoende vertrouwen in [naam taxateur] heeft. Inhoudelijk heeft de man aangevoerd dat de gebruikte referentiewoningen onvoldoende vergelijkbaar zijn. Volgens de man is de woning ongeveer € 1.000.000 waard. Hij is echter niet in de gelegenheid een tegentaxatie te doen, omdat hij de woning niet in kan zonder toestemming van de vrouw. Verder is hij van mening vanwege de stijgende markt dat de taxatie te vroeg is gedaan. Hij had deze in april willen laten uitvoeren, maar de vrouw had de taxatie al ingepland.
4.26.
De rechtbank is van oordeel dat de instemming van de man met de gang van zaken volgt uit de inhoud van het aanvullende verweer van 2 december 2024. Dat de vrouw degene is die Vereniging Eigen Huis heeft benaderd maakt dat niet anders, omdat er geen aanwijzingen zijn dat dit van invloed is geweest op de uitkomst of op de persoon van de taxateur. Beide partijen zijn bij de taxatie aanwezig geweest (om welke reden dan ook) en de man heeft in zoverre dus de gelegenheid gehad om bij [naam taxateur] naar voren te brengen wat hij belangrijk vond. Verder ziet de rechtbank onvoldoende grond om te twijfelen aan de deskundigheid van [naam taxateur] . Dat hij bij een eerdere gelegenheid klaarblijkelijk heeft gevraagd welke waarde partijen nodig hadden, is wat dat betreft niet van belang. Een dergelijke vraag wordt in de praktijk wel vaker gesteld. Het belang van partijen liep toen gelijk op en er is geen aanleiding te veronderstellen dat [naam taxateur] de woning toen heeft getaxeerd op een bedrag dat hij deze niet waard vond. Dat de vrouw ditmaal op dergelijke wijze [naam taxateur] in een richting heeft proberen te bewegen is bovendien niet gesteld of aannemelijk geworden. Zoals gezegd: beide partijen zijn bij de taxatie aanwezig geweest. Het feit dat is vermeld dat de taxatie is gedaan met het oog op herfinanciering is ook geen reden om aan de juistheid van de waarde te twijfelen. Op zich is dit immers juist: partijen waren en zijn het erover eens dat de vrouw in de gelegenheid wordt gesteld de woning over te nemen en daarvoor is het van belang te weten wat deze waard is. Daarmee is nog steeds sprake van een taxatie op basis van vrije verkoopwaarde (en dus niet bijvoorbeeld een executiewaarde). Het is juist aannemelijk met het oog op het feit dat de woning als onderpand fungeert dat het belang van de vrouw in het kader van financiering is gelegen bij een voldoende hoge waarde. Dat hierdoor de woning te laag zou zijn getaxeerd, volgt uit niets. De rechtbank voelt wel enigszins mee met de man dat een taxatie in april wenselijker was geweest, maar een verschil van een maand is onvoldoende om de taxatie niet bruikbaar te vinden.
4.27.
Over de inhoud van het rapport overweegt de rechtbank als volgt. Zij gaat in beginsel uit van de deskundigheid van de taxateur, maar deze moet zijn keuzes wel voldoende inzichtelijk maken. [naam taxateur] heeft vergeleken met drie referenties, te weten [adres 5] , [adres 6] en [adres 7] in [plaatsnaam] .
[adres 5] is op 10 augustus 2023 verkocht voor € 950.000. Rekening houdend met de waardeontwikkelingen sindsdien komt dat neer op een waarde per 4 maart 2025 van € 1.118.000. [adres 5] is echter iets nieuwer, iets groter en ligt op een groter perceel dan de woning van partijen. Ook zijn de keuken en de badkamer luxer. [naam taxateur] acht de locatie vergelijkbaar.
[adres 6] is op 30 mei 2021 verkocht voor € 902.500. Rekening houdend met de waardeontwikkelingen sindsdien komt dat neer op een waarde per 4 maart 2025 van € 1.070.000. De rechtbank merkt op dat deze transactie wel erg oud is en daarmee minder bruikbaar. [adres 6] is drie jaar ouder, iets groter en ligt op een groter perceel dan de woning van partijen. Ook heeft deze meer bijgebouwen/aanbouwen en opnieuw is het pand luxer. Ook deze locatie acht [naam taxateur] vergelijkbaar.
[adres 7] is op 12 september 2022 verkocht voor € 840.000. Rekening houdend met de waardeontwikkelingen sindsdien komt dat neer op een waarde per 4 maart 2025 van € 940.000. Dit pand is iets groter dan de woning van partijen en heeft een iets kleiner perceel. Ook hier heeft [naam taxateur] de badkamer en keuken als luxer gekwalificeerd en de staat van afwerking als beter. Ook deze locatie acht [naam taxateur] vergelijkbaar.
Tot slot heeft [naam taxateur] nog wat opmerkingen gemaakt over sterke en zwakke punten. Terecht heeft de man erop gewezen dat de ligging in [plaatsnaam] -West een pluspunt is - wat voor hem aanleiding is het oordeel over de vergelijkbaarheid van de locaties ter discussie te stellen - maar de rechtbank begrijpt het zo dat [naam taxateur] dat voordeel heeft weggestreept tegen het feit dat de woning van partijen erg vol met spullen staat en dus in de huidige staat kopers niet snel zal aantrekken. Weliswaar worden die spullen niet meeverkocht, maar potentiële kopers zullen hier letterlijk en figuurlijk moeilijk doorheen kunnen kijken, wat een waardedrukkend effect kan hebben.
4.28.
Al met al heeft [naam taxateur] naar het oordeel van de rechtbank voldoende toegelicht hoe de waarde van € 900.000 tot stand is gekomen. Het is niet aan de rechtbank om zelf de taxatie over te doen en er is geen reden om aan de juistheid ervan te twijfelen en dus een nieuwe taxatie te laten uitvoeren. De rechtbank zal daarom bepalen dat de vrouw in de gelegenheid wordt gesteld de woning over te nemen tegen het bedrag van € 900.000. Zij zal daarbij ook een zogeheten spoorboekje opnemen. Gelet op wat de rechtbank hierna overweegt over de andere woning van partijen, zal zij de vrouw - in het kader van evenwicht tussen partijen - een termijn van vier maanden gunnen.
4.29.
De vrouw dient beide hypotheekschulden (totaal € 370.000) over te nemen en de man te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De overwaarde van € 530.000 en de waarde van de levensverzekeringspolis inclusief premiedepot moeten worden verdeeld, in beginsel bij helfte en wat de polis en het depot betreft per datum verdeling, zoals is overeengekomen tijdens de voorlopige voorziening [1] , maar met inachtneming van wat de rechtbank hierna nog overweegt.
4.30.
De rechtbank acht het redelijk dat de kosten voor het notariële transport voor rekening van de vrouw komen als zij de woning overneemt.
4.31.
Als de vrouw de woning niet overneemt, zal deze verkocht moeten worden. Ook hierover zal de rechtbank op basis van het gebruikelijke “spoorboekje” beslissingen nemen met inachtneming van wat daarover ter zitting is besproken. In dat geval dienen partijen de te maken kosten te delen.
de woning aan de [adres 2] in [plaatsnaam]
4.32.
De man woont met zijn moeder in deze woning. De moeders van partijen hebben een geregistreerd partnerschap met elkaar gehad, dat de rechtbank heeft ontbonden. [2] Hiertegen loopt nog een hogerberoepsprocedure. De rechtbank heeft de moeder van de man het huurrecht van de woning toegekend. Op dit moment is dus sprake van een woning in verhuurde staat.
4.33.
De man wenst de woning over te nemen in het geval zijn moeder huurder blijft. Weliswaar is dat op dit moment niet helemaal zeker, omdat de moeder van de vrouw in hoger beroep ook het huurrecht van de woning vraagt, maar de beslissing van de rechtbank hierover is uitvoerbaar bij voorraad en op dit moment is dat de situatie. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat het gerechtshof anders zal beslissen. Daarom zal de rechtbank in elk geval de man in de gelegenheid stellen de woning over te nemen. De rechtbank ziet in de huidige onzekerheid geen aanleiding de beslissing hierover aan te houden of de woning voorlopig onverdeeld te laten. Tot onverdeeld laten kan alleen worden besloten als sprake is van gewichtige redenen. [3] Uiteindelijk is het van belang dat partijen zoveel mogelijk financieel gaan afwikkelen. Er is veel onrust en dat is niet in het belang van partijen en hun kinderen. De rechtbank hoopt dat duidelijkheid over de financiële afwikkeling kan bijdragen aan het ontstaan van rust. Er is niet een zo zwaarwegend belang van de vrouw bij het nu onverdeeld laten van de woning dat moet worden afgeweken van de hoofdregel dat niemand in een onverdeeldheid hoeft te blijven. De rechtbank gaat er bovendien van uit dat op niet al te lange termijn duidelijkheid komt over de situatie tussen de moeders. Als de moeder van de man alsnog niet het huurrecht van de woning krijgt, kan de man eenvoudigweg afzien van zijn recht de woning over te nemen. De vrouw wil ook de mogelijkheid krijgen de woning over te nemen als haar moeder alsnog het huurrecht zou krijgen. Dit zal de rechtbank meenemen in het hierna op te nemen spoorboekje. Omdat niet helemaal duidelijk is op welke termijn het gerechtshof beslist over de moeders, zal de rechtbank de vaak gebruikelijke termijn van drie maanden oprekken tot vier maanden. Dan is er ongeveer een jaar verstreken sinds de beschikking van de rechtbank.
4.34.
Bij het voorgaande is nog van belang dat partijen weliswaar een lening zijn aangegaan voor de aankoop van de woning, maar de woning aan de [adres 1] , waar partijen woonden, dient daarvoor als onderpand en de woning aan de [adres 2] is dus vrij van hypotheek.
4.35.
Partijen zijn het erover eens dat de woning moet worden getaxeerd. Zij waren het in beginsel ook eens over een taxatie via Vereniging Eigen Huis, maar de rechtbank neemt aan dat de man daar inmiddels bedenkingen bij heeft gelet op de mogelijkheid dat [naam taxateur] wederom de taxateur zal zijn. Voor de woning aan de [adres 1] heeft hij voorgesteld een taxateur te benaderen via de Hypotheker. De vrouw heeft zich daar inhoudelijk niet tegen verzet, maar niet geheel duidelijk is of dit mogelijk is. Omdat de rechtbank hiervoor heeft toegelicht dat er geen reden is om aan de deskundigheid van [naam taxateur] te twijfelen, maar zij wel rekening wil houden met de geuite bezwaren van de man, zal de rechtbank beslissen dat partijen binnen twee weken via de Hypotheker een taxateur aanzoeken. Mocht dit niet mogelijk blijken, dan zullen zij zich vervolgens binnen twee weken richten tot Vereniging Eigen Huis met een verzoek om taxatie, waarbij het hen vrijstaat desgewenst aan te geven dat zij liever een andere taxateur dan [naam taxateur] hebben. Het komt de rechtbank voor dat daarmee rekening kan worden gehouden, omdat sommige taxateurs vanwege eerdere betrokkenheid bij panden niet vrijstaan deze te taxeren. Mocht uiteindelijk toch [naam taxateur] verschijnen, dan hebben partijen het daarmee te doen.
4.36.
De voornaamste vraag die partijen verdeeld houdt, is of de woning in verhuurde of onverhuurde staat moet worden getaxeerd. Op dit moment is de woning feitelijk verhuurd aan de moeders (nog aan beiden, omdat de ontbinding van het geregistreerd partnerschap niet is ingeschreven). Dit heeft een waardedrukkend effect. De taxateur dient daarmee rekening te houden, maar uitdrukkelijk dient daarbij ook de specifieke situatie mee te wegen, te weten dat - waarschijnlijk - het geregistreerde partnerschap van de moeders zal worden ontbonden en dat slechts één van hen huurder zal blijven. De taxateur dient rekening te houden met de in redelijkheid te verwachten duur van de huur gelet op de leeftijd van de moeders en de hoogte van de huur. Dat betekent dat niet simpelweg kan worden aangesloten bij de methodiek die geldt voor de waardering van de woning in de Wet inkomstenbelasting 2001, maar dat moet worden gezocht naar de werkelijke verkoopwaarde in verhuurde staat.
4.37.
De rechtbank ziet geen aanleiding, zoals de vrouw wenst, de waarde in onverhuurde staat als uitgangspunt te nemen. Door hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen wordt al rekening gehouden met het feit dat de verhuurde staat mogelijk op betrekkelijk korte termijn eindigt, gelet op de leeftijd van de moeders. Waarom het redelijk zou zijn van de man te verlangen de woning in onverhuurde staat over te nemen terwijl die feitelijk verhuurd is, valt niet in te zien, zelfs als hij deze wellicht op termijn onverhuurd kan verkopen. Dat is immers een toekomstige omstandigheid, waarmee de rechtbank nu geen rekening hoeft te houden.
4.38.
De rechtbank acht het redelijk dat de kosten voor het notariële transport voor rekening van de man komen als hij de woning overneemt en voor rekening van de vrouw als zij deze overneemt.
4.39.
Als uiteindelijk geen van beide partijen de woning overneemt, zal deze verkocht moeten worden. Ook hierover zal de rechtbank op basis van het gebruikelijke “spoorboekje” beslissingen nemen met inachtneming van wat daarover ter zitting is besproken. In dat geval dienen partijen de te maken kosten te delen.
het appartement [adres 3] in [plaatsnaam] , Oekraïne
4.40.
De vrouw heeft in eerste instantie verzocht het appartement aan haar toe te delen. Later heeft zij verzocht het appartement onverdeeld te laten vanwege de onzekere situatie in Oekraïne. Theoretisch kan er een bom op het appartement vallen. Daarnaast heeft het Oekraïense parlement wetgeving aangenomen, die het mogelijk maakt voor de stad om eigendommen te nationaliseren. De man verzet zich tegen het onverdeeld laten van het appartement. De rechtbank acht de argumenten van de vrouw onvoldoende zwaarwegend om het appartement voorlopig onverdeeld te laten. Het is onduidelijk hoelang de situatie in Oekraïne nog onzeker blijft, wat betekent dat niet valt in te schatten op welke termijn wat de vrouw betreft tot een verdeling zou kunnen worden gekomen. Daar komt bij dat aannemelijk is dat de onzekere situatie invloed heeft op de prijzen in Oekraïne en dat het risico op vernietiging of onteigening daarin tot op zekere hoogte is verdisconteerd. Hierdoor kan de vrouw het appartement nu relatief goedkoop overnemen. De rechtbank zal daarom de verdeling niet uitstellen.
4.41.
Partijen hebben beiden een taxatie laten doen van het appartement. De uitkomsten daarvan zijn behoorlijk verschillend. Volgens de taxatie van de vrouw is het appartement $ 152.448 waard per 4 december 2024. De euro was op die datum $ 1,0492 waard. [4] Dit betekent dat het appartement is getaxeerd op € 145.299. [5] Volgens de taxatie van de man is het appartement 8.699.953 hryvnia waard per 27 maart 2025. In het rapport is een wisselkoers ten opzichte van de Amerikaanse dollar gehanteerd van 41,5644. De rechtbank zal daarvan uitgaan, omdat zij dit niet met officiële stukken kan staven. Dat betekent dat het appartement is gewaardeerd op $ 209.312. De euro was op 27 maart 2025 $ 1,0785 waard. [6] Dit betekent dat het appartement is getaxeerd op € 194.077. Dit is een verschil van bijna € 50.000.
4.42.
De rechtbank is van oordeel dat partijen belang hebben bij duidelijkheid. Zij zal met inachtneming van de stellingen van partijen en de stukken in goede justitie de waarde van het appartement vaststellen en niet een derde deskundige vragen de waarde te bepalen. Op beide taxaties valt namelijk wel iets af te dingen, zoals de rechtbank ter zitting partijen al heeft voorgehouden.
4.43.
De taxatie namens de man is uitvoerig. Er zijn vergelijkingsobjecten in het taxatierapport opgenomen ter onderbouwing van de waarde. Wat echter opvalt, is dat die vergelijkingsobjecten allemaal veel kleiner zijn dan het appartement van partijen, namelijk variërend van 40 tot 47 m², terwijl het appartement van partijen ruim 97 m² groot is. Hoewel de taxateur op andere aspecten correcties heeft toegepast, kan de rechtbank niet vaststellen dat dat ook op dit punt is gebeurd. Hiervoor bestaat in de regel wel aanleiding, gelet op de zogeheten wet van het afnemend grensnut, oftewel de eerste wet van Gossen. [7] Die theorie gaat ervan uit dat het marginale nut van extra vierkante meters afneemt. De extra toegevoegde waarde is dus lager dan de waarde van de eerste vierkante meters. Dat betekent dat een appartement van 97 m² als uitgangspunt niet automatisch tweemaal zoveel oplevert als een appartement van 48 m². Hoewel bij kleine appartementen wellicht extra meters nog zeer welkom zijn, gaat dat bij een appartement van deze omvang in beginsel niet op. [8] Doordat alleen is vergeleken met veel kleinere appartementen, is niet inzichtelijk vanaf welk punt het grensnut begint af te nemen en de extra ruimte dus minder toegevoegde waarde heeft. Wel kan de rechtbank op basis hiervan concluderen dat de waarde van het appartement lager is dan € 194.077. Voor zover uit het rapport moet worden afgeleid dat wordt uitgegaan van herbouwkosten (daar lijkt het in elk geval wel op) speelt hetzelfde overigens evenzeer, omdat schaalgrootte een efficiencyvoordeel oplevert waarmee evenmin rekening is gehouden. Uit de verklaring van de man ter zitting volgt daarnaast dat het appartement van partijen een niet-gangbare maat heeft. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat er waarschijnlijk een ander publiek op afkomt. Het is niet duidelijk of er juist wel of juist geen behoefte is aan appartementen van deze omvang. In het overgelegde taxatierapport is aan die vraag geen aandacht besteed.
4.44.
De taxatie namens de vrouw is anderzijds zeer beknopt. Deze bestaat uit slechts één pagina. Hierdoor is niet duidelijk met welke factoren rekening is gehouden en op welke manier. Dat maakt de onderbouwing naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende, nog daargelaten dat de taxatie al dateert van december 2024 en moet worden uitgegaan van een recente datum.
4.45.
De rechtbank zal alles afwegende de waarde van het appartement, met name gelet op de inhoud van het rapport dat de man heeft ingebracht, bepalen op € 170.000. Kort gezegd betrekt de rechtbank daarbij dat de waarde per vierkante meter (rekening houdend met correcties) hooguit $ 1.900 (dus hooguit circa € 1.750) zal zijn, gelet op de gegevens van de andere appartementen. De laagste waarde daarvan is namelijk $ 1.987 per vierkante meter en daar zal de vierkantemeterprijs van dit appartement onder liggen.
4.46.
Omdat onduidelijk is hoe snel de eigendom van het appartement aan de vrouw kan worden overgedragen, zal de rechtbank hiervoor een termijn van een halfjaar opnemen. Deze termijn kan, als het buiten de schuld van de vrouw om door de omstandigheden in Oekraïne niet lukt de woning binnen die tijd over te dragen, worden verlengd tot maximaal een jaar. Als het dan alsnog niet is gelukt de woning over te dragen (buiten schuld van partijen) of als de vrouw alsnog besluit het appartement niet over te nemen, dienen partijen over te gaan tot verkoop en ontvangen zijn beiden de helft van de opbrengst.
4.47.
De man heeft aangevoerd dat er inboedel in het appartement aanwezig is. De vrouw heeft dat in eerste instantie bestreden, maar de man heeft dit geconcretiseerd. Het betreft volgens hem in elk geval een kast, een dressoir, twee Auping tweepersoonsbedden met elektrische motor, een eikenhouten tafel met vier stoelen, een koelkast en een wasmachine. De vrouw heeft dit onvoldoende bestreden. De man wil verrekening van de waarde, maar heeft geen specifieke waarde aan deze inboedelgoederen toegekend. De rechtbank zal dit daarom meenemen bij de verdeling van de inboedel van de echtelijke woning. Volgens de man gaat het overigens deels om gebruikte spullen, wat maakt dat de rechtbank daaraan geen heel hoge waarde toekent.
de inhoud van de kluis
4.48.
In de woning aan de [adres 1] bevindt zich een kluis. De man heeft hier geen toegang toe, omdat hij niet in de woning mag van de vrouw, de vrouw stelt dat zij niet weet waar de sleutel is. De rechtbank kan dus niet vaststellen wat zich precies in de kluis bevindt. Volgens de vrouw zou daar contant geld in liggen, volgens de man ook spullen van zijn moeder en andere documenten; of er contant geld van partijen in ligt, weet hij niet. De rechtbank zal bepalen dat partijen de kluis op een af te spreken moment samen dienen te openen en de inhoud in overleg dienen te verdelen.
banksaldi
4.49.
Partijen hebben twee bankrekeningen die op hun beider naam staan, te weten de
Oranje spaarrekening met nummer [rekeningnummer 1] en de rekening met IBAN [rekeningnummer 2] . Zij zijn het erover eens dat de saldi per 1 september 2024 moeten worden verdeeld. De rechtbank zal dat bepalen. Omdat de vrouw de rekeningen sindsdien gebruikt, dient zij aan de man de helft van de saldi te vergoeden.
4.50.
De vrouw heeft inzage gevraagd in een Rabobank Regenboogrekening, een Rabobank Jongerenrekening en een ING Groei Groter rekening. Nadat de man heeft toegelicht dat het rekeningen van de kinderen betreft, heeft de vrouw haar verzoek niet langer gehandhaafd in deze procedure.
de auto
4.51.
De man heeft de auto, een Peugeot 5008. Partijen zijn het niet eens over de te hanteren waarde, mede omdat zij van mening verschillen over de te hanteren peildatum. De rechtbank is van oordeel dat het redelijk is uit te gaan van de waarde op het moment dat partijen uit elkaar zijn gegaan, omdat de man sindsdien feitelijk de beschikking over de auto heeft gehad. Dat de vrouw de reservesleutel nog heeft, is onvoldoende voor een ander oordeel. De man heeft eerder een waarde van € 16.000 voorgesteld. Gelet op de overige stellingen van partijen en de gegevens van de auto acht de rechtbank dit een realistische waarde. Zij zal deze waarde hanteren, wat betekent dat de man aan de vrouw € 8.000 dient te vergoeden. De vrouw dient de reservesleutel aan de man af te geven.
inboedel
4.52.
Partijen zijn overeengekomen dat de man de inhoud van de schuur en de spullen van zolder en die uit de werkkamer mag meenemen. Er zijn door de jaren heen veel spullen verzameld, die de vrouw niet wil behouden. Partijen hebben afgesproken dat de man in de werkkamer één bureau achterlaat. De man komt ten minste twee zaterdagen en als dit onvoldoende is, wordt uiterlijk op die tweede dag een vervolgafspraak gepland. Omdat het de vrouw geld zou kosten als zij de spullen zou moeten afvoeren, en niet de verwachting is dat zich hiertussen zaken van aanzienlijke waarde bevinden, zal de rechtbank bepalen dat de man aan de vrouw voor deze spullen geen afzonderlijke vergoeding verschuldigd is. Als er onverwacht toch bijzondere of dure spullen tussen blijken te zitten, dient de man dit met de vrouw af te stemmen en kunnen partijen in overleg besluiten hoe daarmee om te gaan. Aanvullend hebben partijen afgesproken dat de man het dressoir waar de kaasfondue in staat/stond mag meenemen. Verder zal de man een lijst maken van overige spullen in het huis die hij nog graag zou ontvangen. De vrouw zal hier welwillend mee omgaan. Daarbij verdient het de aanbeveling dat de man op enig moment in de gelegenheid wordt gesteld door de woning te lopen om te kijken of hij spullen is vergeten die hij graag zou willen meenemen. Tenzij de vrouw daarmee onmiddellijk instemt, is het niet de bedoeling dat de man die spullen dan gelijk meeneemt, maar dat hij ze toevoegt aan de lijst waarover partijen verder zullen overleggen. Omdat de rechtbank op de overige punten een eindbeschikking zal geven en het niet wenselijk is om de beslissing alleen op dit punt aan te houden, zal de rechtbank bepalen dat partijen dit in overleg afwikkelen, waarbij het uitgangspunt is dat de inboedel zo wordt verdeeld dat dit met gesloten beurzen kan, inclusief de verzamelde goederen die de man meeneemt en inclusief de inboedel die zich in Oekraïne bevindt.
het appartement [adres 3] in [plaatsnaam] , Oekraïne
4.53.
De vrouw is eigenaar van het appartement aan de [adres 3] in [plaatsnaam] . Zij bestrijdt dat sprake is van verrekenbaar vermogen, omdat zij de onverdeelde helft van het appartement al voor het huwelijk bezat en de andere helft van haar grootmoeder geschonken heeft gekregen. De man bestrijdt dat de waarde van het appartement niet verrekend hoeft te worden.
4.54.
Gelet op het wettelijke uitgangspunt moet de vrouw onderbouwen dat geen sprake is van verrekenbaar vermogen. Zij heeft een certificaat van de stad [plaatsnaam] overgelegd, gedateerd 19 augustus 2024, waaruit blijkt dat de vrouw en haar oma sinds 1994 eigenaar waren en dat haar oma in 2005 haar helft van het appartement aan de vrouw heeft overgedragen. Omdat in de Engelse vertaling wordt gesproken over een “donation agreement” gaat de rechtbank ervan uit dat dit een schenking is. Daarmee is het vermoeden van artikel 1:141 lid 3 BW weerlegd. Ondanks het feit dat het appartement niet op de staat van aanbrengsten is vermeld, is voldoende komen vast te staan dat het voor de helft voorhuwelijks vermogen betreft en voor de andere helft om niet is verkregen. Of hier kosten mee gemoeid zijn geweest, is niet van belang, omdat dit geen betaling aan de oma voor de verkrijging van het appartement betreft en dus geen sprake kan zijn van zaaksvervanging. De waarde van het appartement blijft buiten de verrekening.
de datsja
4.55.
De man wenst de datsja van de vrouw over te nemen. De vrouw heeft daar geen bezwaar tegen. Omdat de vrouw eigenaar is, kan de rechtbank daar in deze procedure echter niets mee. Daar komt bij dat de vrouw stelt dat zij op dit moment niet beschikt over documenten en daarom de datsja niet kan overdragen. Omdat de man de datsja op enig moment zal overnemen, ligt het nu voor de hand de waarde ervan niet in de verrekening te betrekken. Partijen kunnen dan afspreken de datsja te zijner tijd te laten waarderen, waarna de man de helft van de taxatiewaarde aan de vrouw dient te betalen bij de overdracht daarvan aan hem. De rechtbank kan dat nu niet bepalen en zal in deze procedure geen waarde toekennen aan de datsja.
banksaldi van de vrouw
4.56.
De vrouw beschikt in ieder geval over een bankrekening bij ABN Amro met IBAN [rekeningnummer 3] . Het saldo per 10 juni 2024 bedraagt € 18.685,94. De vrouw heeft ermee ingestemd dat de man de helft van dit bedrag ontvangt, oftewel € 9.342,97. Daarbij is zij ervan uitgegaan dat aan het begin van het huwelijk het saldo niet noemenswaard was. Partijen zijn het hierover eens.
4.57.
Verder is gebleken dat de vrouw beschikt over de navolgende bankrekeningen:
  • ABN Amro Direct Sparen [rekeningnummer 4] ;
  • ABN Amro Direct Sparen [rekeningnummer 5] ;
  • ING Betaalrekening [rekeningnummer 6] ;
  • ING Oranjespaarrekening [rekeningnummer 7] ;
  • ING Oranjespaarrekening [rekeningnummer 8] ;
  • ING Oranjespaarrekening [rekeningnummer 9] .
De vrouw heeft als productie 19 stukken overgelegd van de saldi per 10 juni 2024. Deze belopen in totaal € 63.713,74. Aangezien de saldi aan het begin van het huwelijk niet bekend zijn, stemt de vrouw ermee in de saldi te delen. Dat betekent dus dat de vrouw aan de man € 31.856,87 moet betalen.
4.58.
De man heeft aangevoerd dat de vrouw kennelijk ook een bankrekening in Oekraïne heeft. Gelet op wat daarover op de zitting is besproken, lijkt sprake van een misverstand. In elk geval ontkent de vrouw dit en de rechtbank kan niet iets verdelen als zij niet kan vaststellen dat dit er is.
de vordering op de moeder van de vrouw
4.59.
De moeder van de vrouw heeft in verschillende delen in totaal € 7.400 geleend van de vrouw. Omdat niet is gebleken dat dit afkomstig is uit privémiddelen van de vrouw, zal de rechtbank aannemen dat dit verrekenbaar vermogen is, zoals partijen hebben verklaard. De lening is aangegaan vanaf september 2022 en daarmee voor een groot deel in de gemeenschap van goederen van de moeder van de vrouw met de moeder van de man gevallen. [9] Beide moeders zijn in zoverre verhaalsaansprakelijk. Gelet op de datum van indiening van het verzoek tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap is de rechtbank in de procedure van de moeders uitgegaan van een schuld van € 4.400. De rechtbank heeft bepaald dat beide moeders voor dat bedrag draagplichtig zijn. Hoewel de lening is aangegaan door de vrouw, zal de rechtbank gelet op de bijzondere situatie bepalen dat de man een vordering van € 2.200 heeft en de vrouw een vordering van € 5.200. Dit brengt mee dat de vrouw haar deel bij haar moeder kan verhalen [10] en de man zijn deel bij zijn moeder, waardoor het in beginsel niet nodig zal zijn de ex-schoonmoeders hiermee te bezwaren. In hoeverre de moeders daadwerkelijk verhaal bieden, valt te bezien, maar op deze wijze dragen beide partijen daarin een vergelijkbaar risico. Onderling betekent dit dat de vrouw de helft van het verschil, oftewel € 1.500, aan de man moet vergoeden.
banksaldi van de man
4.60.
De man stelt dat hij de volgende bankrekeningen al voor het huwelijk had:
  • ABNAmro Direct Sparen [rekeningnummer 10] ;
  • ABNAmro Direct Sparen [rekeningnummer 11] ;
  • ABNAmro Privérekening [rekeningnummer 12] ;
  • Rabo SpaarRekening [rekeningnummer 13] ;
  • Rabo Basisrekening [rekeningnummer 14] ;
  • Rabo SpaarRekening [rekeningnummer 15] ;
  • SNS Keuzesparen [rekeningnummer 16] ;
  • SNS Basissparen [rekeningnummer 17] .
Uit de aangifte inkomstenbelasting over 2023 volgt dat de man daarnaast over de volgende bankrekeningen beschikt:
  • ING Oranjespaarrekening [rekeningnummer 18] ;
  • ING Oranjespaarrekening [rekeningnummer 19] ;
  • ING Betaalrekening [rekeningnummer 20] .
De rechtbank gaat ervan uit dat deze tijdens het huwelijk zijn geopend.
4.61.
Het enkele feit dat een rekening is geopend voor het huwelijk maakt niet dat het saldo daarop buiten de verrekening blijft. De hoofdregel is immers dat al het vermogen vermoed wordt te zijn gevormd uit overgespaard inkomen. Als blijkt dat er op 10 juni 2024 een hoger saldo op een rekening staat dan op het moment van sluiten van het huwelijk, geldt als uitgangspunt dat het verschil wordt verrekend, tenzij de man kan onderbouwen dat de toename van het saldo niet het gevolg is van het oversparen van verrekenbaar inkomen. Als het saldo per 10 juni 2024 lager is, valt er niets te verrekenen. Gelet op het wettelijke systeem, waarbij in gevallen waarin tijdens huwelijk niet is verrekend niet elke individuele post afzonderlijk in de verrekening wordt betrokken, komt de rechtbank tot het oordeel dat de berekening niet per bankrekening, maar over het geheel moet worden gemaakt voor de acht rekeningen die de man al had. De man heeft aangevoerd dat hij de saldi per 1 mei 2002 en 10 juni 2024 nog niet kan onderbouwen zolang hij niet in de woning mag, omdat de gegevens daar liggen. Daarom zal de rechtbank de wijze van verrekening als volgt bepalen. Op het totaalbedrag van de saldi van de eerstgenoemde acht bankrekeningen per 10 juni 2024 komt het totaalbedrag op deze rekeningen per 1 mei 2002 in mindering. Als er in totaal een toename is, dient de man aan de vrouw de helft van het verschil te betalen. Als er een afname is of het saldo gelijk is, wordt er niet verrekend. De man krijgt een termijn van twee weken om dit te onderbouwen. Als de man de saldi per 1 mei 2002 niet meer kan achterhalen, geldt weer het bewijsvermoeden van artikel 1:141 lid 3 BW en wordt het totaalbedrag per 10 juni 2024 gedeeld. Dit is dan de consequentie van het feit dat de rekeningen niet op de staat van aanbrengsten zijn vermeld. Daarnaast heeft de vrouw recht op de helft van de saldi op de drie ING-rekeningen van de man per 10 juni 2024.
4.62.
De vrouw heeft nog aangevoerd dat blijkens de aangifte inkomstenbelasting 2023 zijn ING betaalrekening op 1 januari 2023 een saldo van € 47.976 had en dat dit op de peildatum nog maar € 24.748,06 was. Volgens de vrouw is sprake van verspilling. Omdat echter sprake is van een privérekening van de man, is artikel 1:164 BW niet van toepassing. De rechtbank ziet geen ruimte voor analoge toepassing van deze bepaling, zoals de vrouw bepleit. Voor verrekenbedingen is namelijk een eigen regeling gemaakt in artikel 1:139 lid 1 BW die erop neerkomt dat de vrouw had kunnen vragen te bepalen dat de wederzijdse verplichting tot verrekening op een eerder moment werd opgeheven. Hierop heeft de vrouw geen beroep gedaan en haar stellingen zijn daar ook niet op gericht. Voor zover de vrouw heeft bedoeld een beroep op het tweede lid van dit artikel te doen, overweegt de rechtbank dat de vrouw niet heeft onderbouwd dat sprake is geweest van lichtvaardig schulden maken door de man in de laatste zes maanden voor het begin van de procedure.
de motor
4.63.
Partijen zijn het erover eens dat de motor, hoewel die niet op de staat van aanbrengsten staat, voorhuwelijks vermogen van de man is en dat de waarde dus niet wordt verrekend.
verrekenposten
4.64.
De man stelt dat hij een schenking van zijn moeder van € 50.000 heeft ontvangen en dat hij dit geld heeft geïnvesteerd in de woning. Hij vordert dit bedrag terug. De vrouw bestrijdt zowel de ontvangst van het geld door de man als de besteding. Die besteding acht de rechtbank overigens niet per se van belang nu de man het bedrag nominaal terugvordert. Als de man daadwerkelijk een bedrag van € 50.000 van zijn moeder heeft ontvangen, heeft hij daarmee immers in zoverre het bewijsvermoeden weerlegd dat zijn vermogen is gevormd uit overgespaard inkomen. Alleen als er voor het overige niets te verrekenen zou zijn aan zijn kant, zou het van belang kunnen worden dat het geld is geïnvesteerd in de woning.
4.65.
De man heeft een akte van schenking van 30 juni 2011 overgelegd die zijn stelling onderbouwt. In de akte is vermeld dat het bedrag is geschonken om de begiftigde (de man) in staat te stellen een eigen woning te verwerven. Zoals namens de man tijdens de zitting terecht is opgemerkt, sluit de formulering aan bij die van de verhoogde vrijstelling die is opgenomen in artikel 33 aanhef en onder 5° van de Successiewet zoals dat in 2011 luidde en die van toepassing is bij de aanschaf van een woning. De datum van de akte stemt overeen met de datum van de hypotheekakte, wat het verband tussen beide versterkt. Dat de man niet in staat is de betaling aan te tonen omdat de desbetreffende stukken zich bij de vrouw in huis bevinden, acht de rechtbank onvoldoende reden om geen waarde te hechten aan de akte van schenking. Omdat ook het verband met de woning is onderbouwd, dient het bedrag van € 50.000 bij de overdracht van de woning te worden verrekend, aldus dat de vrouw aan de man € 25.000 meer dan de helft dient te vergoeden. Dit komt getalsmatig op hetzelfde neer als wanneer de man bij vooruitneming € 50.000 uit de overwaarde daarvan ontvangt en het restant bij helfte gedeeld wordt. [11]
4.66.
Zoals partijen tijdens de voorlopige voorziening hebben afgesproken, heeft de vrouw recht op de helft van de huuropbrengst van de woning aan de [adres 2] . De huur bedraagt € 700 per maand, wat meebrengt dat de man de vrouw € 350 per maand dient te vergoeden. Voor een deel is dit al gedaan omdat partijen over en weer meer betalingen voor de ander hebben gedaan en deze worden verrekend. Daarom zal de rechtbank alleen als wijze van verdeling gelasten dat die huur wordt verdeeld tot het moment waarop de woning niet langer gemeenschappelijk is. De vrouw zal de man hiervoor berekeningen sturen.
4.67.
Het voorgaande geldt ook voor de energielasten en de gemeentelijke belastingen: de man dient die van [adres 2] te dragen, de vrouw die van [adres 1] , omdat dit gebruikerslasten betreft. Voor zover feitelijk de een voor de ander betaalt of betaald heeft, ontstaat een vergoedingsrecht. Partijen zullen dit in overleg nader regelen. Uitzondering voor de gemeentelijke belastingen is de onroerendezaakbelasting, omdat dit een eigenaarslast is. Die dienen partijen voor elk van de woningen voor de helft te dragen.
4.68.
Voor zover partijen kosten maken voor het gezamenlijke appartement in [plaatsnaam] , dienen zij die eveneens te delen totdat het appartement is verdeeld of verkocht.
4.69.
De vrouw heeft tot slot nog aangevoerd dat zij een aantal maanden de verzekering van de Peugeot heeft doorbetaald. De man stelt echter dat hij zelf ook de verzekering heeft betaald. Dat de vrouw deze (ook?) heeft betaald en waarom (met welke rechtsgrond) is daardoor onvoldoende komen vast te staan. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw tot vergoeding van deze bedragen daarom af.
Resumé
4.70.
Gelet op het voorgaande dienen partijen als volgt af te wikkelen.
4.71.
Aan de vrouw worden toegedeeld:
  • de echtelijke woning [adres 1] in [plaatsnaam] met hypotheekschulden (€ 900.000 - € 370.000)
  • de hieraan gekoppelde levensverzekeringspolis (waarde ten tijde van verdeling)
  • het appartement [adres 3] in [plaatsnaam] , Oekraïne met inboedel (€ 170.000)
  • de bankrekeningen op gezamenlijke naam (saldi per 1 september 2024)
  • de vordering op de moeders tot een bedrag van € 5.200
4.72.
Aan de man worden toegedeeld:
  • de woning [adres 2] in [plaatsnaam] (te taxeren waarde in verhuurde staat)
  • de auto (€ 16.000)
  • de vordering op de moeders tot een bedrag van € 2.200.
4.73.
De inhoud van de kluis en de inboedel worden in overleg verdeeld met inachtneming van de overwegingen van de rechtbank.
4.74.
De vrouw behoudt het appartement [adres 4] in [plaatsnaam] , Oekraïne en de man de motor, beide zonder nadere verrekening.
4.75.
De vrouw behoudt de op haar naam staande bankrekeningen en moet aan de man hiervoor € 9.342,97 + € 31.856,87 = € 41.199,84 betalen.
4.76.
De man behoudt de op zijn naam staande bankrekeningen en moet aan de vrouw de helft van de saldi van zijn drie ING-rekeningen betalen, vermeerderd met de helft van een positief verschil tussen het totaal van de saldi op zijn overige rekeningen op 10 juli 2024 en het totaal van de saldi op 1 mei 2002, waarbij laatstgenoemd saldo op nihil wordt gesteld behalve voor zover de man met stukken een hoger saldo onderbouwt binnen twee weken nadat hij toegang heeft gekregen tot zijn papieren.
4.77.
De man heeft recht op € 50.000 bij vooruitneming uit de waarde van de woning, waarna het restant bij helfte wordt gedeeld.
4.78.
De vrouw heeft recht op de helft van de huuropbrengst van de woning aan de [adres 2] zolang die gemeenschappelijk is. De man dient zolang de energielasten en de gemeentelijke belastingen van deze woning te voldoen, de vrouw die van [adres 1] zolang die gemeenschappelijk is, in beide gevallen met uitzondering van de onroerendezaakbelasting: deze dienen partijen voor elk van de woningen voor de helft te dragen. Voor zover partijen kosten maken voor het gezamenlijke appartement in [plaatsnaam] , dienen zij die eveneens te delen totdat het appartement is verdeeld.
Tot slot
4.79.
Het verzoek deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren is toewijsbaar, behalve ten aanzien van de beslissing over de echtscheiding, omdat de wet dat niet mogelijk maakt. Door het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de beslissingen blijven deze van kracht, ook als er hoger beroep wordt ingesteld, zolang het gerechtshof niet anders beslist.

5.De beslissing

De rechtbank:
in het dossier met zaaknummer C/05/437056 / FZ RK 24-1421
5.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, die met elkaar gehuwd zijn op [huwelijksdatum] in [huwelijksplaats] ;
5.2.
bepaalt dat de vrouw, als zij op het ogenblik van de inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand de echtelijke woning aan de [adres 1] in [plaatsnaam] bewoont, jegens de man bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij die woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken gedurende zes maanden voort te zetten;
5.3.
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , bij de man zal zijn;
5.4.
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , bij de vrouw zal zijn;
5.5.
bepaalt dat het paspoort van [de minderjarige 1] in beheer van de man zal zijn en het paspoort van [de minderjarige 2] in beheer van de vrouw;
5.6.
verstaat dat partijen afspraken over de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen hebben gemaakt zoals weergegeven in overweging 4.14.;
5.7.
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken over de minderjarige kinderen (voorlopig) aldus dat zij afwisselend de ene week bij de ene ouder en de andere week bij de andere ouder zijn, waarbij het wisselmoment op vrijdag uit school is en de helft van de vakanties bij elke ouder doorbrengen, in onderling overleg tussen partijen nader in te vullen, en waarvoor als zij hierover geen overeenstemming bereiken de uitgangspunten gelden zoals weergegeven in overweging 4.11.;
alvorens verder te beslissen
5.8.
houdt de definitieve beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan tot
18 november 2025 pro formain afwachting van de rapportage van de zorgaanbieder over het verloop en de resultaten van het hulpverleningstraject;
5.9.
stelt partijen bij een positief resultaat (in de zin van overeenstemming over de verzoeken) in de gelegenheid om binnen twee weken na ontvangst van de rapportage te reageren op deze rapportage en daarbij aan te geven of zonder nieuwe mondelinge behandeling een beschikking kan worden gegeven;
5.10.
zal bij een niet geheel positief resultaat de vervolgstap in deze procedure bepalen zoals weergegeven in overweging 4.6.;
in het dossier met zaaknummer C/05//445931 / FZ RK 25-35
5.11.
gelast de wijze van verdeling van de gemeenschappelijke zaken en de afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden, op voorwaarde dat deze beschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, als volgt:
de woning aan de [adres 1] met hypotheekschulden en levensverzekering
  • de vrouw krijgt gedurende vier maanden vanaf de datum van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand de gelegenheid om de man schriftelijk en met bewijsstukken onderbouwd te berichten of zij de woning en de rechten en verplichtingen uit de levensverzekeringspolis kan overnemen tegen de getaxeerde waarde van de woning van € 900.000 en op basis van de waarde van de levensverzekeringspolis op het moment van verdeling, waarbij:
  • de vrouw de op de woning rustende hypothecaire geldleningen bij de hypotheekverstrekker geheel voor haar rekening zal nemen en als eigen schulden zal voldoen en de man zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze hypothecaire geldleningen;
  • de vrouw de helft van de overwaarde van de woning, bestaande uit de taxatiewaarde plus de waarde van de aan de hypotheek verbonden levensverzekeringspolis en het premiedepot, na aftrek van de hypothecaire schulden op het moment van de notariële overdracht, vermeerderd met € 25.000 aan de man zal vergoeden;
  • indien de vrouw de woning kan overnemen onder voornoemde voorwaarden dient de levering van de woning en de rechten en verplichtingen uit de levensverzekeringspolis aan de vrouw plaats te vinden binnen één maand, nadat zij de man binnen de hiervoor genoemde termijn van vier maanden schriftelijk heeft bericht dat zij de woning kan overnemen;
  • de kosten van het notariële transport van de woning komen in dit geval voor rekening van de vrouw;
  • als de vrouw de man binnen vier maanden bericht dat zij niet in staat is de woning over te nemen, of niet binnen de genoemde termijn van vier maanden schriftelijk heeft bericht dat zij in staat is de woning onder voormelde voorwaarden over te nemen, dan wel als ondanks laatstgenoemd bericht het transport van de woning - buiten schuld van de man - niet uiterlijk een maand na dat bericht heeft plaatsgevonden, zal de woning door partijen te koop worden aangeboden, waarbij:
  • de vrouw binnen één week nadat deze omstandigheid zich voordoet drie erkende makelaars uit (de omgeving van) [plaatsnaam] aan de man voorstelt, van wie de man er binnen één week daarna één uitkiest die belast wordt met de verkoop van de woning. Indien de vrouw niet binnen de termijn van één week drie makelaars voorstelt, is de man gerechtigd zelf een makelaar te kiezen. Indien omgekeerd de man niet binnen één week uit de drie voorgestelde makelaars een keuze maakt, is de vrouw gerechtigd om zelf een van de drie makelaars uit te kiezen;
  • partijen zullen binnen een week nadat duidelijk is welke makelaar de verkoop zal begeleiden opdracht geven aan de makelaar de woning te koop aan te bieden. Als slechts een van de partijen binnen deze termijn een opdracht aan de makelaar heeft verstrekt, is deze na het verstrijken van de termijn bevoegd om als vertegenwoordiger van de andere partij de opdracht aan de makelaar te verstrekken;
  • partijen zullen in onderling overleg met de makelaar de vraagprijs, die dient te zijn gebaseerd op de woningmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, bepalen;
  • indien partijen er niet binnen twee weken na de opdrachtverlening aan de makelaar in slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, zal de makelaar de woning te koop mogen aanbieden tegen een marktconforme vraagprijs;
  • partijen zijn gehouden de aanwijzingen van de makelaar op te volgen;
  • de vrouw dient een sleutel aan de makelaar ter beschikking te stellen voor het maken van foto’s en het kunnen houden van bezichtigingen;
  • de vrouw dient de woning op orde te houden en aanwijzingen van de makelaar terzake op te volgen;
  • partijen zullen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met degene die de hoogste prijs biedt indien en voor zover die prijs volgens beide partijen de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, zal de makelaar dit bindend kunnen bepalen;
  • als de verkoopprijs bindend is vastgesteld zijn beide partijen verplicht hun medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning, waarbij de levering van de woning niet eerder zal geschieden dan zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, tenzij de vrouw instemt met een eerdere levering;
  • na verkoop moeten met de verkoopopbrengst en de uitkering van de levensverzekeringspolis de hypothecaire geldleningen worden afgelost en de aan de verkoop verbonden kosten worden betaald; uit het eventuele restant ontvangt de man allereerst € 50.000, waarna partijen de rest bij helfte delen;
  • de verkoopkosten (kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering) zullen door partijen gezamenlijk gedragen worden, ieder voor de helft;
de woning aan de [adres 2] in [plaatsnaam]
  • partijen verzoeken binnen twee weken na vandaag De Hypotheker om een taxateur aan te wijzen om de woning te taxeren. Als blijkt dat De Hypotheker hieraan niet wenst mee te werken, verzoeken partijen binnen twee weken nadat dit bekend is geworden Vereniging Eigen Huis een taxateur aan te wijzen. Als slechts een van de partijen binnen deze termijnen een opdracht aan De Hypotheker of Vereniging Eigen Huis heeft verstrekt, is deze na het verstrijken van de termijn bevoegd om als vertegenwoordiger van de andere partij de opdracht te verstrekken;
  • de taxateur dient de woning naar een recente marktwaarde in verhuurde staat te taxeren met inachtneming van wat de rechtbank daarover in overweging 4.36 heeft aangegeven, met name dat hierbij rekening moet worden gehouden met de in redelijkheid te verwachten duur van de huur gelet op de leeftijd van de moeders en met de hoogte van de huur;
  • ieder van partijen draagt de helft van de kosten van de taxatie;
  • de man krijgt gedurende vier maanden nadat het taxatierapport is opgemaakt de gelegenheid om de vrouw schriftelijk en met bewijsstukken onderbouwd te berichten of hij de woning kan overnemen tegen de taxatiewaarde ervan, waarbij de man de helft van de (over)waarde van de woning aan de vrouw zal vergoeden;
  • als de man de woning kan overnemen onder voornoemde voorwaarden dient de levering van de woning aan de man plaats te vinden binnen één maand, nadat hij de vrouw binnen de termijn van vier maanden na het opmaken van het taxatierapport schriftelijk heeft bericht dat hij de woning kan overnemen;
  • de kosten van het notariële transport van de woning komen in dit geval voor rekening van de man;
  • als de man de vrouw binnen vier maanden bericht dat hij niet in staat (of bereid) is de woning over te nemen, of niet binnen de genoemde termijn van vier maanden schriftelijk heeft bericht dat hij in staat is de woning onder voormelde voorwaarden over te nemen, dan wel als ondanks laatstgenoemd bericht het transport van de woning - buiten schuld van de vrouw - niet uiterlijk een maand na dat bericht heeft plaatsgevonden, zal de vrouw desgewenst in de gelegenheid worden gesteld alsnog te onderzoeken of zij in staat is de woning over te nemen. Zij dient binnen een week nadat haar kenbaar is dat de man de woning niet zal overnemen de man schriftelijk te berichten of zij in die gelegenheid wil worden gesteld. Hiervoor gelden dezelfde termijnen en voorwaarden als hiervoor zijn weergegeven, waarbij de termijn van vier maanden voor de financiering gaat lopen op de dag waarop de vrouw de man heeft bericht dat zij in de gelegenheid wil worden gesteld te onderzoeken of zij in staat is de woning over te nemen;
  • als ook de vrouw niet in staat blijkt de woning over te nemen binnen de haar gestelde termijn, of als zij dit niet wenst, zal de woning door partijen te koop worden aangeboden. Daarbij treden partijen in overleg over de te benaderen makelaar. Als zij daarover niet binnen twee weken nadat duidelijk is dat beide partijen de woning niet willen of kunnen overnemen overeenstemming bereiken, stelt de man binnen een week drie makelaars voor, waaruit de vrouw binnen een week één makelaar kiest. Indien de man niet binnen de termijn van één week drie makelaars voorstelt, is de vrouw gerechtigd zelf een makelaar te kiezen. Indien omgekeerd de vrouw niet binnen één week uit de drie voorgestelde makelaars een keuze maakt, is de man gerechtigd om zelf een van de drie makelaars uit te kiezen;
  • partijen dienen binnen een week nadat duidelijk is welke makelaar de verkoop zal begeleiden een opdracht tot verkoop aan de makelaar te geven. Als slechts een van de partijen binnen deze termijn een opdracht aan de makelaar heeft verstrekt, is deze na het verstrijken van de termijn bevoegd om als vertegenwoordiger van de andere partij de opdracht aan de makelaar te verstrekken. Verder gelden de volgende voorwaarden:
  • partijen zullen in onderling overleg met de makelaar de vraagprijs, die dient te zijn gebaseerd op de woningmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, bepalen;
  • indien partijen er niet binnen twee weken na de opdrachtverlening aan de makelaar in slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, zal de makelaar de woning te koop mogen aanbieden tegen een marktconforme vraagprijs;
  • partijen zijn gehouden de aanwijzingen van de makelaar op te volgen;
  • de man dient een sleutel aan de makelaar ter beschikking te stellen voor het maken van foto’s en het kunnen houden van bezichtigingen;
  • de man dient de woning op orde te houden en aanwijzingen van de makelaar terzake op te volgen;
  • partijen zullen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met degene die de hoogste prijs biedt indien en voor zover die prijs volgens beide partijen de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, zal de makelaar dit bindend kunnen bepalen;
  • als de verkoopprijs bindend is vastgesteld zijn beide partijen verplicht hun medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning;
  • na verkoop moeten met de verkoopopbrengst de aan de verkoop verbonden kosten worden betaald, waarna partijen het restantbedrag bij helfte delen;
  • de verkoopkosten (kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering) zullen door partijen gezamenlijk gedragen worden, ieder voor de helft;
  • de vrouw wordt in staat gesteld het appartement [adres 3] in [plaatsnaam] , Oekraïne, over te nemen binnen zes maanden na inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand, tegen een waarde van € 170.000. Deze termijn wordt verlengd tot maximaal een jaar als het door de omstandigheden in Oekraïne buiten de schuld van de vrouw om niet lukt de woning binnen zes maanden aan haar over te dragen. De vrouw dient aan de man de helft van deze waarde te betalen, uiterlijk op het moment van overdracht van de woning aan haar. Als het na uiterlijk een jaar alsnog niet is gelukt om de woning over te nemen of als de vrouw alsnog besluit het appartement niet over te nemen, dienen partijen over te gaan tot verkoop en ontvangen zijn beiden de helft van de opbrengst;
  • de inhoud van de kluis wordt op een nader af te spreken moment in gezamenlijk overleg verdeeld;
  • de vrouw behoudt de op beider naam staande rekeningen. Partijen dienen mee te werken aan het op naam van de vrouw zetten daarvan. De vrouw dient aan de man de helft van de saldi per 1 september 2024 te betalen;
  • de auto wordt aan de man toegedeeld tegen een waarde van € 16.000. Hij dient de helft daarvan aan de vrouw te betalen. De vrouw dient op eerste verzoek van de man de reservesleutel aan hem af te geven;
  • de inboedel van het gezamenlijke appartement in [plaatsnaam] wordt aan de vrouw toegedeeld;
  • de inhoud van de schuur en de spullen van zolder en die uit de werkkamer van de echtelijke woning, behalve één bureau, worden aan de man toegedeeld, alsmede het dressoir waar de kaasfondue in staat/stond. De man zal deze in etappes ophalen. Hij komt ten minste twee zaterdagen en als dit onvoldoende is, wordt uiterlijk op die tweede dag een vervolgafspraak gepland. De man is aan de vrouw voor deze spullen geen afzonderlijke vergoeding verschuldigd. Verder dient de man binnen twee weken na de datum van deze beschikking een lijst te maken van overige spullen in het huis die hij nog graag zou ontvangen, waarna partijen in overleg tot verdeling daarvan overgaan. De vrouw zal de man op een nader af te spreken moment in de gelegenheid stellen door de woning te lopen om te kijken of hij spullen is vergeten die hij graag zou willen meenemen, waarna partijen hierover nader overleggen. Zij dienen te proberen de inboedel zo te verdelen dat dit met gesloten beurzen kan, rekening houdende met de beperkte waarde van zowel de verzamelde goederen die de man neemt als de inboedel die zich in Oekraïne bevindt;
  • de vrouw behoudt het appartement [adres 4] in [plaatsnaam] , Oekraïne, zonder nadere verrekening met de man;
  • partijen treden in nader overleg over overname van de datsja door de man;
  • de vrouw behoudt de op haar naam staande bankrekeningen zoals opgesomd in overwegingen 4.56. en 4.57. en dient de man ter zake van de verrekening van overgespaard inkomen € 9.342,97 en € 31.856,87 (totaal dus € 41.199,84) te betalen;
  • de man behoudt de op zijn naam staande bankrekeningen zoals opgesomd in overweging 4.60. en dient de vrouw ter zake van de verrekening van overgespaard inkomen de helft van de saldi van de drie ING-rekeningen per 10 juni 2024 te betalen, te vermeerderen met de helft van het totaalbedrag de saldi van de overige genoemde rekeningen per 10 juni 2024, voor zover dat totaalbedrag hoger is dan het totaalbedrag op die rekeningen op 1 mei 2002, waarbij het aan de man is de saldi per 1 mei 2002 aan te tonen aan de vrouw binnen twee weken nadat hij toegang heeft gehad tot zijn papieren in de werkkamer (of als dit inmiddels al is gebeurd binnen twee weken na de datum van deze beschikking), bij gebreke waarvan het totaalbedrag op die rekeningen per 1 mei 2002 wordt bepaald op nihil;
  • de vrouw behoudt van de vordering op de moeders van partijen een deel van € 5.200, de man krijgt daarvan het restant van € 2.200. De vrouw dient aan de man de helft van het verschil, oftewel € 1.500, te betalen;
  • de man behoudt de motor zonder nadere verrekening;
5.12.
verklaart voor recht dat de vrouw recht heeft op de helft van de huuropbrengst van de woning aan de [adres 2] zolang die gemeenschappelijk is, dat de man zolang de energielasten en de gemeentelijke belastingen van deze woning dient te voldoen en de vrouw die van [adres 1] zolang die gemeenschappelijk is, in beide gevallen met uitzondering van de onroerendezaakbelasting: deze dienen partijen voor elk van de woningen voor de helft te dragen;
5.13.
voor zover partijen kosten maken voor het gezamenlijke appartement in [plaatsnaam] , dienen zij die te delen totdat het appartement is verdeeld of verkocht;
in beide dossiers
5.14.
verklaart deze beschikking, behoudens de beslissingen in 5.1. en 5.8. tot en met 5.10., uitvoerbaar bij voorraad;
5.15.
wijst het meer of anders verzochte af voor zover de behandeling van de zaak daartoe niet is aangehouden.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Eskes, (kinder)rechter en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van M.M.L. van der Veen, griffier op 19 juni 2025.
de griffier is buiten staat deze beschikking te ondertekenen
Tegen de eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
- de verschenen partij(en), binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- de niet verschenen partij(en), binnen drie maanden na de betekening van de beschikking aan hem/haar in persoon of binnen drie maanden nadat deze op een andere manier is betekend en openbaar is gemaakt door het plaatsen van een uittreksel van de beschikking in de Staatscourant.

Voetnoten

1.De vrouw heeft weliswaar sindsdien de hele last betaald, maar partijen hebben daarbij benoemd dat de man geen aanspraak maakt op een gebruiksvergoeding.
2.Rechtbank Gelderland 28 oktober 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:9601.
3.Dit volgt uit artikel 3:179 BW.
4.Bron: Publicatieblad van de Europese Unie, C/2024/7225, geraadpleegd via
5.De vrouw heeft kennelijk een andere wisselkoers gebruikt, de rechtbank sluit aan bij de officiële op de juiste datum.
6.Bron: Publicatieblad van de Europese Unie, C/2025/1585, geraadpleegd via
7.Vergelijk bijv. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 mei 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:3211. Voor de duidelijkheid: Hermann Heinrich Gossen was een Duitse econoom. Dit is dus niet een theorie die beperkt is tot Nederland.
8.Vergelijk Rechtbank Gelderland 10 maart 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:1977, met name overweging 32.
9.Artikel 1:94 lid 7 BW.
10.De helft van het bedrag van € 4.400 plus het deel van € 3.000 dat niet in de gemeenschap valt.
11.€ 900.000 -/- € 370.000 = € 530.000. Als de vrouw de helft + € 25.000 oftewel € 290.000 aan de man betaalt, houdt zij zelf de helft -/- € 25.000 oftewel € 240.000 over en is het verschil weer € 50.000.