“2. Kosten van een deskundige
(…) Voor een deskundigenrapport in WOZ-zaken gelden de uitgangspunten voor de vergoeding volgens de Richtlijn per 1 juli 2018 (Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties, Stcrt. 2018, 28796). Is aannemelijk dat de kostenvergoeding volgens die Richtlijn disproportioneel is (hetgeen bijvoorbeeld het geval kan zijn indien het rapport geautomatiseerd tot stand is gebracht) bestaat aanleiding uit te gaan van een geringere tijdsbesteding. (…)
Of een ingebracht (taxatie)rapport als een deskundigenrapport kan worden aangemerkt, is niet aan de hand van algemene richtsnoeren te beoordelen. Als ondergrens heeft te gelden dat het is opgesteld door een ter zake deskundige, dan wel onder diens verantwoordelijkheid, waarvan uit de medeondertekening van het rapport moet blijken. Er wordt niet de eis gesteld dat sprake moet zijn van een geregistreerd taxateur. Eisen aan vormgeving en omvang van het rapport zijn echter niet te stellen.”
19. In de Richtlijn van de hoven van 1 juli 2018 (de Richtlijn 2018) staat vermeld dat de hoven naar aanleiding van de oproep van de Hoge Raad in het arrest van 13 juli 2012beleid hebben ontwikkeld voor uniforme toepassing van de te hanteren uurtarieven voor de vergoeding van de kosten van een taxatieverslag in WOZ-zaken. Voor het uurtarief van de taxateur voor woningtaxaties is een bedrag van € 53 vastgesteld. Het aantal uren dat is besteed aan het taxatierapport is gesteld op 2 uur voor een niet-inpandige woningtaxatie. Over de omzetbelasting is, voor zover hier relevant, het volgende opgenomen:
“De bovenstaande uurtarieven zijn steeds exclusief omzetbelasting. Volgens het genoemde arrest, rechtsoverweging 4.3.8, drukt de in rekening gebrachte omzetbelasting alleen op een belanghebbende als hij die belasting niet in aftrek kan brengen. In dat geval worden de genoemde bedragen verhoogd met omzetbelasting. (…)”
20. In rechtsoverweging 4.3.8. van het bedoelde arrest van de Hoge Raad uit 2012 staat:
“Artikel 15 van het Bts 2003 (Besluit tarieven in strafzaken 2003, rb) brengt mee dat de hiervoor bedoelde voor vergoeding in aanmerking komende kosten behoren te worden verhoogd met omzetbelasting naar het op grond van de bepalingen van de Wet op de omzetbelasting 1968 toepasselijke tarief. Gelet op de strekking van deze bepaling geldt dat echter alleen indien de aan een belanghebbende in rekening gebrachte omzetbelasting op hem drukt en dus niet indien hij die belasting als voorbelasting in aftrek kan brengen (zie HR 15 april 2011, nr. 10/04313, LJN BQ1222, BNB 2011/184).”
21. Ook is voor de beoordeling van belang wat op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit):
“Een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 (…) van de Algemene wet bestuursrecht kan uitsluitend betrekking hebben op:
a: (…)
b. kosten van een getuige of deskundige die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht,
c. (…).”
22. Uit de vaste jurisprudentie op artikel 1 onder b van het Besluitvolgt dat de deskundigenkosten voor vergoeding in aanmerking komen als inschakeling van een deskundige redelijk was en ook de deskundigenkosten zelf redelijk zijn. De Richtlijn 2018 is een invulling van die redelijkheidstoets. De rechter heeft daarbij zo nodig wel een afwijkingsbevoegdheid, die concreet is gemaakt in het Richtsnoer 2024. Weliswaar binden de Richtlijn 2018 en het Richtsnoer 2024 de rechtbank niet, maar toepassing daarvan draagt bij aan de rechtseenheid en verdient daarom de voorkeur boven een eigen toets. Bij het uitvoeren van de redelijkheidstoets beoordeelt de rechtbank daarom of de forfaitaire vergoeding uit de Richtlijn 2018 disproportioneel zou zijn, zoals bedoeld in het Richtsnoer 2024.
23. De rechtbank merkt eerst op dat het taxatierapport van [bedrijf] oogt als een gedegen rapport met veel relevante en controleerbare informatie, welk rapport geschikt is om een zinvolle discussie over de beschikte WOZ-waarde mee aan te gaan. Ook is het rapport ondertekend door een deskundige taxateur. In zoverre valt niet in te zien waarom voor dit rapport geen vergoeding zou moeten worden toegekend, nu sprake is van een gegrond beroep door verlaging van de WOZ-waarde.
24. Gelet op de uitvoerige stellingen van de heffingsambtenaar over de grote aantallen rapporten die door dezelfde taxateur zijn ondertekend in korte tijd, is echter de vraag of voor het rapport het forfait moet worden toegekend van 2 uur maal € 53 of dat toekenning van het forfait in dit geval disproportioneel zou zijn.
25. Gemachtigde heeft gesteld dat bij een gegrond beroep de bij het rapport gevoegde specificatie (ter hoogte van € 182,32) moet worden betaald en dat bij een ongegrond beroep niet hoeft te worden betaald (of niet meer dan € 4). In de stellingen van de heffingsambtenaar ligt een gemotiveerde betwisting van deze stelling besloten. De rechtbank kan er daarom niet van uitgaan dat de werkelijke kosten van de taxatie in het gegronde beroep daadwerkelijk € 182,32 hebben bedragen. Integendeel, juist uit de omstandigheid dat niet hoeft te worden betaald voor de taxatierapporten in de zaken waarin het beroep ongegrond wordt verklaard, volgt dat de werkelijke kosten per rapport aanzienlijk lager moeten liggen. Immers is niet in geschil dat ongeveer twee derde van de zaken leidt tot een ongegrond beroep, terwijl ook in al die zaken een taxatierapport is opgemaakt. Als de werkelijke kosten echt € 182,32 per rapport zouden zijn, is niet begrijpelijk hoe gemachtigde daarmee financieel zou kunnen uitkomen gelet op de grote aantallen rapporten. Gemachtigde heeft dit ook niet uitgelegd.
26. De rechtbank oordeelt daarom dat het aannemelijk is dat een vergoeding voor het taxatierapport van twee uur maal € 53 in een gegrond beroep in dit geval leidt tot een disproportionele vergoeding zoals bedoeld in het Richtsnoer 2024. Na weging van alle stellingen over en weer is namelijk de conclusie dat het niet anders kan dan dat met een vergoeding van 2 uur keer € 53 per rapport in de gegronde beroepen de kosten voor de taxaties in alle beroepen kunnen worden gedekt. Want dan “kan het uit”, zoals gemachtigde en de taxateur dat noemen. Dit betekent dat met de vergoeding voor 2 uur niet alleen het rapport in de gegronde zaak wordt vergoed, maar ook een deel van de rapporten in de ongegronde zaken. Dat is uiteraard niet de bedoeling, want er bestaat alleen recht op vergoeding van de kosten die zijn gemaakt voor het taxatierapport in de zaak waarin het beroep gegrond wordt verklaard.
27. Omdat bij toepassing van het forfait sprake zou zijn van een disproportionele vergoeding, kan het forfait niet worden toegepast. In het Richtsnoer 2024 is opgenomen dat dan aanleiding bestaat om uit te gaan van een geringere tijdsbesteding. Daarbij is waarschijnlijk gedacht aan een geval waarin een taxateur minder tijd nodig heeft voor het opstellen van het rapport, waardoor dit minder kosten met zich meebrengt. In dit geval is de situatie echter anders dan waar het Richtsnoer 2024 vanuit gaat, omdat hier niet duidelijk is hoeveel personen hebben meegewerkt aan het rapport, wat de deskundigheid is van deze personen en hoeveel tijd zij hebben besteed, terwijl ook niet duidelijk is in hoeverre een softwareprogramma (of wellicht AI) heeft bijgedragen aan het resultaat.
28. Het ligt op de weg van (de gemachtigde van) belanghebbende om over de hoogte van de gemaakte kosten en/of over de tijdbesteding voldoende gegevens aan te dragen, omdat hij de vergoeding voor de kosten vraagt en de hoogte van de gestelde kosten gemotiveerd is betwist door de heffingsambtenaar. (Gemachtigde van) belanghebbende heeft dit echter niet gedaan. Niet duidelijk is wat de gemachtigde per rapport moet betalen. Afrekeningen of daadwerkelijke facturen zijn niet overgelegd en betaalbewijzen ontbreken ook. Een overeenkomst tussen het kantoor van gemachtigde en [bedrijf] is evenmin overgelegd. De rechter verlangt doorgaans dergelijke bewijzen niet, maar in deze zaak is dat anders vanwege de bijzondere situatie die volgt uit de uitvoerige stellingen van de heffingsambtenaar. Die situatie maakt nadere uitleg en onderbouwing nodig. Alleen een verhaal op zitting is daarvoor dan niet voldoende.
29. Hoewel de gemachtigde niet aannemelijk heeft gemaakt hoeveel kosten daadwerkelijk per rapport zijn gemaakt of hoeveel tijd daaraan is besteed door een deskundige, is dit geen reden om helemaal niets toe te wijzen voor een rapport in een gegronde zaak. De rechtbank acht namelijk wel aannemelijk dat gemachtigde iets moet betalen aan [bedrijf] voor de rapporten, omdat aannemelijk is dat [bedrijf] kosten heeft moeten maken voor het opstellen van de rapporten (voor software ontwikkeling, inkopen van data en kosten van personeel). Zij zal daarom niet bereid zijn de taxatiewerkzaamheden zonder vergoeding uit te voeren. Maar onduidelijk is welk bedrag kan worden toegerekend aan elk rapport.
30. De rechtbank schat de kosten van het rapport daarom in goede justitie. Daarbij gaat de rechtbank uit van de gestelde no cure no pay afspraak tussen gemachtigde en [bedrijf] , van de (door de heffingsambtenaar gestelde en niet betwiste) omstandigheid dat ongeveer een derde van de beroepen gegrond gaat (10.000 van de 30.000 in 2024) en van de stelling van de gemachtigde dat het opstellen van rapporten alleen “uit kan” als 2 keer € 53 wordt vergoed. Alles afwegend schat de rechtbank de kostprijs per rapport op 30 euro exclusief btw (of 34 minuten x € 53 per uur). Daarom zal de rechtbank voor de kosten van het taxatierapport een vergoeding toewijzen van € 30 exclusief btw.
Vergoeding vermeerderen met omzetbelasting (btw)?
31. Beide partijen zijn van mening dat de vergoeding voor de kosten van het taxatierapport moet worden vermeerderd met omzetbelasting. De rechtbank volgt partijen hierin, omdat er in deze zaak onvoldoende aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat dit standpunt uitgaat van een onjuiste rechtsopvatting. Gemachtigde treedt immers op voor particulieren die geen recht hebben op aftrek van de omzetbelasting die rust op het taxatierapport. Hoewel de gemachtigde de opdrachtgever is voor de rapporten en hij ook degene is die hiervoor betaalt, moet worden aangenomen dat hij dit voor/namens zijn klanten heeft gedaan en dat die klanten moeten worden aangemerkt als de eindgebruiker en afnemer van het rapport. De no cure no pay afspraak tussen de gemachtigde en zijn klanten is onvoldoende om hierover anders te oordelen.
32. Gelet op de Richtlijn 2018 en op de uitspraak van de Hoge Raad uit 2012, is de conclusie dan dat de vergoeding voor de kosten van het taxatierapport dient te worden vermeerderd met omzetbelasting. De rechtbank zal dus € 30 plus 21% btw = € 36,30 inclusief btw toekennen voor het rapport.
33. De rechtbank wijst het verzoek toe. Verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling, die wordt vermenigvuldigd met een factor voor de zwaarte van de zaak. In bezwaar geldt als uitgangspunt voor elke proceshandeling een waarde van € 647. In beroep geldt als uitgangspunt een waarde per punt van € 907. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, hij heeft na overleg via indiening van een schriftelijk stuk deelgenomen aan een schriftelijke vorm van horen, hij heeft een beroepschrift ingediend en hij heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De zaak had zowel in bezwaar als in beroep een gemiddelde zwaarte, omdat het geschil tot 19 maart 2025 (dus tot ruim na het indienen van het inhoudelijk gemotiveerde beroepschrift) over de waarde ging en dus heeft de rechtbank daarvoor factor 1 gehanteerd. De hoogte van de vergoeding (punten maal puntwaarde) wordt in deze zaak vermenigvuldigd met een extra factor 0,125 voor bezwaar en met een extra factor 0,25 voor beroep. Dit is zo, omdat het gaat om een WOZ-zaak en omdat zowel de WOZ-beschikking als de uitspraak op bezwaar dateren van na 1 januari 2024, terwijl deze uitspraak wordt gedaan na 1 januari 2025, zodat de (nieuwe tekst van de) nieuwe wet van toepassing is.
34. Het totale bedrag voor rechtsbijstand komt dan uit op: € 615,25. Daarnaast kent de rechtbank een vergoeding van € 36,60 inclusief btw toe voor het taxatierapport. De vergoeding voor deze zaak bedraagt dan in totaal € 651,85.
35. Anders dan de heffingsambtenaar heeft aangevoerd, is er geen reden om uit te gaan van samenhangende zaken. Weliswaar ging de zitting in alle vijf de zaken over dezelfde vraag, namelijk over de hoogte van de vergoeding van de kosten voor de taxatie, maar dat is onvoldoende om te kunnen concluderen tot samenhangende zaken. Tijdens het indienen van de beroepschriften waren de zaken namelijk nog verschillend, omdat ze toen gingen over de juistheid van de vastgestelde waarde. De beroepsgronden waren per zaak verschillend, terwijl in elke zaak een ander taxatierapport is overgelegd. De werkzaamheden in elke zaak konden dus niet nagenoeg identiek zijn. De regeling in artikel 3 van het Besluit biedt daarom geen mogelijkheid om de regeling voor samenhangende zaken toe te passen.
36. De rechtbank wijst er verder op dat de heffingsambtenaar verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 51 te vergoeden.Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot de heffingsambtenaar wenden.