ECLI:NL:RBGEL:2025:4986

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
AWB 24/5605
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding proceskosten in WOZ-zaak met taxatierapport

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 26 juni 2025, wordt het verzoek van de verzoeker om een proceskostenvergoeding in het kader van een WOZ-zaak beoordeeld. De verzoeker had zijn beroep ingetrokken na een voorstel van de heffingsambtenaar om de WOZ-waarde te verlagen. De rechtbank behandelt het verzoek om vergoeding van de kosten voor een taxatierapport dat door een taxateur van [bedrijf] is opgesteld. De heffingsambtenaar betwist de hoogte van de vergoeding en stelt dat de kosten niet zijn aangetoond. De rechtbank oordeelt dat de gemaakte kosten voor het taxatierapport niet disproportioneel zijn en kent een vergoeding toe van € 30 exclusief btw, vermeerderd met omzetbelasting. De totale proceskostenvergoeding komt uit op € 651,85, inclusief de kosten voor rechtsbijstand. De rechtbank wijst het verzoek toe en verplicht de heffingsambtenaar tot betaling van deze kosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/5605

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. R.W.B. van Middelaar ),
en

de heffingsambtenaar van Tribuut, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van de heffingsambtenaar van 20 juni 2024. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat de heffingsambtenaar op 4 maart 2025 heeft voorgesteld dit besluit te vervangen door een nieuw besluit om de WOZ-waarde lager vast te stellen op € 1.238.000. Nog in geschil is de hoogte van de door de heffingsambtenaar voorgestelde vergoeding voor de taxatiekosten, en daarmee de hoogte van de proceskostenvergoeding. Het punt over het schriftelijke horen is niet langer in geschil.
1.1.
De rechtbank heeft het verzoek op 28 april 2025 op zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen [persoon A] namens de heffingsambtenaar en namens belanghebbende de gemachtigde en [persoon B] , taxateur.
1.2.
De rechtbank heeft tijdens de zitting in totaal 5 zaken gelijktijdig behandeld, waaronder deze zaak, die allemaal op dat moment alleen nog gingen over de vraag hoe hoog de vergoeding voor het taxatierapport dient te zijn. Het gaat om de zaken met de volgende zaaknummers: 24/5605, 24/5615, 24/5749, 24/5772 en 24/5824. In elke zaak wordt afzonderlijk uitspraak gedaan, omdat het verschillende belanghebbenden betreft.

Feiten

2. Gemachtigde heeft bij het beroepschrift een taxatierapport gevoegd waarin is beargumenteerd dat de woning op een lagere waarde moet worden vastgesteld dan de beschikte waarde.
3. Het rapport is opgesteld door het bedrijf [bedrijf] ( [bedrijf] ) en is ondertekend door taxateur [persoon C] ( [persoon C] ), zonder vermelding van een datum van opmaking van het rapport.
4. Opdrachtgever voor het rapport is [onderneming] ( [onderneming] ), de onderneming van de gemachtigde. [onderneming] werkt voor haar cliënten, de woning-eigenaren die willen opkomen tegen de hoogte van de WOZ-beschikking, op no cure no pay basis. Die cliënten, waaronder de belanghebbende in deze zaak, hoeven als gevolg hiervan niet te betalen voor de kosten van rechtsbijstand die door de gemachtigde wordt verleend en ook niet voor de door de gemachtigde gemaakte kosten voor taxatierapporten. De proceskostenvergoeding die door de heffingsambtenaar wordt betaald bij een gegrond bezwaar of een gegrond beroep, komt uiteindelijk toe aan de gemachtigde en vormt diens vergoeding voor de verrichte werkzaamheden en voor de gemaakte kosten voor de deskundige.
5. Op pagina 1 van het taxatierapport is onder meer het volgende vermeld:

“ [bedrijf] .

Dit rapport is tot stand gekomen door een samenwerking van verschillende collega’s. De verantwoordelijke waarderingsmeester is: [persoon C] (WOZ-taxateur). Ook aan dit project hebben o.a. meegewerkt: [persoon D] , [persoon E] en [persoon F] .”
6. Vervolgens is op p. 1 van het taxatierapport vermeld:

“Methodiek van dit rapport

De controle van de WOZ-waarde dient te geschieden door de getaxeerde woning te vergelijken met de best bruikbare referentieverkopen. De bureau-taxatie concludeert in 7 stappen of de WOZ-waarde te hoog is en wat de juiste WOZ-waarde zou moeten zijn. De volgende stappen zijn uitgevoerd en het resultaat hiervan is uitgewerkt in dit rapport.
Stap 1: Referenties kiezen en gewichten bepalen
Stap 2: Referenties indexeren tot de peildatum
Stap 3: Referenties uitsplitsen naar waarde
Stap 4: Referenties corrigeren naar gemiddelden
Stap 5: Getaxeerde waarde in gemiddelde staat
Stap 6: Getaxeerde waarde in werkelijke staat
Stap 7: Conclusie en advies
De uitvoering van de bureau-taxatie berust op verschillende uitvoeringsinstructies, die nauwkeurig gevolgd worden door de [bedrijf] om tot een betrouwbare taxatie te komen die goedgekeurd is door de vakgroep. De volgende instructies zijn gebruikt:
 Referentiescore uitvoeringsinstructies
 Indexering uitvoeringsinstructies
 Grondwaarde uitvoeringsinstructies
 Bijgebouwwaarde uitvoeringsinstructies
 KOUDVL-factor uitvoeringsinstructies
 Correctie uitvoeringsinstructies

Verantwoording

De methodiek en uitvoering van de bureau-taxaties worden periodiek getoetst door een deskundige vakgroep. De rapportering van deze kwaliteitstoetsing wordt gepubliceerd op onze website: [website] . In deze publicatie vindt u onder andere: de samenstelling van de vakgroep, de reacties en aanbevelingen op de methodiek, de ratio van kwaliteit en betrouwbaarheid, en inzage in de uitvoeringsinstructies.”
7. De bedoelde instructies zijn niet bij het taxatierapport gevoegd en ze zijn ook niet te vinden op de genoemde website. Op de website staat hierover alleen het volgende vermeld:
“Uitvoering jaargang 2024 cohort 1
Samenstelling externe vakgroep: Publicatie volgt.
Kwaliteitsratio: Publicatie volgt.
Methodiek en uitvoeringsinstructies: Publicatie volgt.”
8. In het taxatierapport worden alle benoemde stappen daadwerkelijk uitgevoerd en inzichtelijk gemaakt. Van de referentieobjecten is de verkoopdocumentatie opgenomen, bestaande uit een beschrijving van de woning en uit foto’s van de woning. Het geheel wordt afgesloten met een matrix met drie referentieobjecten en uitgewerkte KOUDVL-factoren. Het rapport telt totaal 11 pagina’s.
9. Bij het rapport is een specificatie van [bedrijf] gevoegd voor een totaalbedrag van € 182,32. Dit bedrag is opgebouwd uit een bedrag van € 4 met omschrijving: “WOZ advies: startpunt advies”, een bedrag van € 118 met als omschrijving: “WOZ taxatie: bureau-taxatie 2,0 uren uurtarief € 59” en verder een bedrag voor de voorbereiding en het bijwonen van de hoorzitting (half uur maal € 59) en 21% btw.
10. Hangende het beroep heeft de heffingsambtenaar in een brief van 4 maart 2025 aan de gemachtigde een verlaagde waarde voorgesteld. Voor het bedrag van de te betalen vergoeding stelt de heffingsambtenaar in deze brief voor om, in het kader van een compromis, een bedrag te betalen van € 450,20. Dit bedrag is opgebouwd uit 2 punten voor de bezwaarfase (maal factor 0,125), 1 punt voor de beroepsfase (maal factor 0,25), griffierecht en € 10,70 voor het taxatierapport (10 minuten x € 53 per uur, vermeerderd met 21% btw).
11. Gemachtigde is op 19 maart 2025 akkoord gegaan met de voorgestelde lagere waarde, maar hij heeft het voorstel over vergoeding van de proceskosten afgewezen, omdat hij vindt dat de vergoeding voor het taxatierapport te laag is. Hij stelt dat de vergoeding (zonder zitting bij de rechtbank) dient te worden vastgesteld op € 567,77, waarbij hij voor het taxatierapport € 128,26 inclusief btw rekent.

Beoordeling

12. In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op de forfaitaire vergoeding van de kosten voor het in beroep overgelegde taxatieverslag van [bedrijf] ter hoogte van 2 uur maal € 53 voor een niet-inpandige taxatie (het forfait). [1] Beide partijen gaan ervan uit dat dit forfait dient te worden vermeerderd met 21% omzetbelasting.
Stellingen van partijen
13. De heffingsambtenaar heeft in een nader verweerschrift PKV (kort samengevat) aangevoerd dat geen recht bestaat op een vergoeding voor de taxatie, danwel dat recht bestaat op een veel lagere vergoeding. Primair stelt hij dat geen kosten zijn gemaakt, omdat dit ondanks zijn schriftelijke verzoek van 25 maart 2025 niet aannemelijk is gemaakt met stukken. Subsidiair stelt hij dat geen sprake is van een rapport van een deskundige en meer subsidiair stelt hij dat de deskundige niet meer dan 2,98 of 5,5 minuten aan het rapport kan hebben besteed. De heffingsambtenaar heeft zijn betoog uitvoerig toegelicht en hij heeft daarbij ook diverse berekeningen gevoegd over de hoeveelheid rapporten in een bepaalde periode en de tijd die dus beschikbaar was voor de persoon die alle rapporten heeft ondertekend, [persoon C] . De uitkomst van die berekening varieert tussen 2,98 en 5,5 minuten per rapport. In de ene berekening gaat het in 2024 om naar schatting 30.000 rapporten in 186 dagen, dus 161 rapporten per dag. In de andere berekening gaat het om 31 rapporten per dag voor zaken tegen Tribuut, met daarbij opgeteld de zaken tegen andere heffingsambtenaren, wat uitkomt uit op 90 rapporten per dag. Gelet op de grote aantallen rapporten acht de heffingsambtenaar het onhoudbaar dat 2 uur per rapport zou zijn besteed. Als dat wel zo zou zijn, zou de gemachtigde al failliet zijn, omdat maar een derde van de beroepen gegrond gaat.
14. Gemachtigde van belanghebbende heeft kort voor de zitting een pleitnota ingediend. Tijdens de zitting heeft [persoon B] , taxateur bij [bedrijf] , een toelichting gegeven op de gehanteerde werkwijze bij het opstellen van de taxatierapporten.
15. In de kern komt het betoog van de gemachtigde en de op de zitting gegeven informatie op het volgende neer. Er is een pro forma factuur bij elk rapport gevoegd. Er is met [bedrijf] een no cure no pay afspraak gemaakt, die ertoe leidt dat de factuur alleen hoeft te worden betaald als sprake is van een gegrond beroep. De primaire stellingen van de heffingsambtenaar over de kosten zijn niet relevant, omdat sprake is van een forfaitair stelsel. Voor het subsidiaire standpunt wijst gemachtigde erop dat de rapporten onder verantwoordelijkheid van [persoon C] , een deskundige taxateur, zijn opgesteld en dat er volgens het geactualiseerde richtsnoer van de Hoven van 2024 [2] geen eisen kunnen worden gesteld aan de inhoud, omvang en vormgeving van het taxatierapport. Voor het meer subsidiaire standpunt over de hoogte van de vergoeding voert gemachtigde aan dat het geactualiseerde richtsnoer van de Hoven uit 2024 alleen tot een uitzondering komt bij een geautomatiseerd rapport, terwijl het in dit geval niet gaat om geautomatiseerde rapporten. Als per rapport een lagere vergoeding wordt toegekend dan het forfait, dan kan het laten maken van deze degelijke rapporten niet meer uit, omdat de vergoeding voor rechtsbijstand in de bezwaarfase sinds de wetswijziging per 2024 zo is verlaagd dat daarin niet meer genoeg marge ligt om dit op te vangen.
16. [persoon B] heeft tijdens de zitting op zijn laptop laten zien wat de opsteller van een taxatierapport van [bedrijf] te zien krijgt op het scherm en wat hij of zij dan zelf handmatig moet beoordelen en aanpassen. Het model doet veel zelf, zoals het selecteren van 30 referentieobjecten in de buurt van het te taxeren object en het berekenen van de percentuele verschillen in woonoppervlak en perceelsoppeervlak. De behandelaar moet uit die 30 objecten de 3 beste referenties uitkiezen door naar de locatie te kijken en naar de omschrijving en de foto’s van de objecten. Ook kijkt hij naar de vragenlijst die de belanghebbende heeft ingevuld over de staat van de taxeren woning. Het getoonde model is ontwikkeld door [persoon C] en gevuld met ingekochte data over transacties rond de waardepeildatum. [persoon C] heeft vervolgens mensen opgeleid om met het model te kunnen werken. Het gaat hier om mensen die verstand hebben van taxeren: werknemers, freelancers en makelaars. Iedereen die meewerkt aan de rapporten moet minimaal een startkwalificatie basistheorie vastgoeddeskundige hebben en wordt daarna nog ingewerkt door een ervaren collega, aldus [persoon B] . Iedereen moet bovendien werken volgens het door [persoon C] bedachte systeem, zodat hij heel snel kan controleren of het werk goed is gedaan en hij het rapport voor zijn verantwoording kan nemen. Meerdere mensen werken aan een rapport, omdat bijvoorbeeld de absolute KOUDVL-factoren door de ene persoon zijn bepaald voor alle referenties en omdat iemand anders de relatieve KOUDVL-factoren toekent en weer een ander persoon andere onderdelen beoordeelt. In totaal wordt door alle mensen samen 2 uur tijd besteed aan het rapport. Dit alles gebeurt onder de verantwoordelijkheid van taxateur [persoon C] , zodat de hele 2 uur voor vergoeding in aanmerking komt en niet alleen de 5 minuten die [persoon C] per rapport heeft voor de beoordeling en de ondertekening. Verder heeft [persoon B] verklaard dat hij altijd het starttarief van € 4 in rekening brengt voor het globale advies dat hij in elke zaak uitbrengt. In 40% van de gevallen adviseert hij op basis hiervan om de zaak niet door te zetten. Alleen in de andere gevallen wordt een rapport opgesteld. De gemachtigde hoeft in verband met de gemaakte afspraak alleen te betalen voor een rapport als het beroep gegrond is. Het bedrag van € 53 per uur is overigens te laag om uit de kosten te kunnen komen. Daarom rekent hij aan de gemachtigde een uurtarief van € 59. Een normaal uurtarief voor een taxateur is volgens hem inmiddels overigens € 65.
16. De heffingsambtenaar heeft in reactie op de nieuwe informatie op de zitting opgemerkt dat het een mooi verhaal is en het misschien ook zou kunnen kloppen in een individueel geval, maar dat het toch niet kan kloppen gezien de grote hoeveelheid rapporten. Hij vraagt zich af wie die mensen zijn die voor [bedrijf] zouden werken en wat hun achtergrond is. Hij kan dat niet controleren en betwist daarom dat er ook andere mensen werken die deskundig zijn. De 5 minuten voor [persoon C] vindt hij veel te kort voor een controle. Over de no cure no pay afspraak merkt de heffingsambtenaar op dat als je zaken verliest, je dan het geld niet kunt incasseren. Hij snapt niet hoe ze zich dit kunnen veroorloven en concludeert dat het verhaal niet klopt.
Toetsingskader
18. De rechtbank hanteert voor de beoordeling als toetsingskader het richtsnoer proceskostenvergoeding belastingkamers gerechtshoven 2024 [3] onder punt 2 (het Richtsnoer 2024), waarin, voor zover hier van belang, het volgende is opgenomen:

“2. Kosten van een deskundige

(…) Voor een deskundigenrapport in WOZ-zaken gelden de uitgangspunten voor de vergoeding volgens de Richtlijn per 1 juli 2018 (Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties, Stcrt. 2018, 28796). Is aannemelijk dat de kostenvergoeding volgens die Richtlijn disproportioneel is (hetgeen bijvoorbeeld het geval kan zijn indien het rapport geautomatiseerd tot stand is gebracht) bestaat aanleiding uit te gaan van een geringere tijdsbesteding. (…)
Of een ingebracht (taxatie)rapport als een deskundigenrapport kan worden aangemerkt, is niet aan de hand van algemene richtsnoeren te beoordelen. Als ondergrens heeft te gelden dat het is opgesteld door een ter zake deskundige, dan wel onder diens verantwoordelijkheid, waarvan uit de medeondertekening van het rapport moet blijken. Er wordt niet de eis gesteld dat sprake moet zijn van een geregistreerd taxateur. Eisen aan vormgeving en omvang van het rapport zijn echter niet te stellen.”
19. In de Richtlijn van de hoven van 1 juli 2018 (de Richtlijn 2018) staat vermeld dat de hoven naar aanleiding van de oproep van de Hoge Raad in het arrest van 13 juli 2012 [4] beleid hebben ontwikkeld voor uniforme toepassing van de te hanteren uurtarieven voor de vergoeding van de kosten van een taxatieverslag in WOZ-zaken. Voor het uurtarief van de taxateur voor woningtaxaties is een bedrag van € 53 vastgesteld. Het aantal uren dat is besteed aan het taxatierapport is gesteld op 2 uur voor een niet-inpandige woningtaxatie. Over de omzetbelasting is, voor zover hier relevant, het volgende opgenomen:
“De bovenstaande uurtarieven zijn steeds exclusief omzetbelasting. Volgens het genoemde arrest, rechtsoverweging 4.3.8, drukt de in rekening gebrachte omzetbelasting alleen op een belanghebbende als hij die belasting niet in aftrek kan brengen. In dat geval worden de genoemde bedragen verhoogd met omzetbelasting. (…)”
20. In rechtsoverweging 4.3.8. van het bedoelde arrest van de Hoge Raad uit 2012 staat:
“Artikel 15 van het Bts 2003 (Besluit tarieven in strafzaken 2003, rb) brengt mee dat de hiervoor bedoelde voor vergoeding in aanmerking komende kosten behoren te worden verhoogd met omzetbelasting naar het op grond van de bepalingen van de Wet op de omzetbelasting 1968 toepasselijke tarief. Gelet op de strekking van deze bepaling geldt dat echter alleen indien de aan een belanghebbende in rekening gebrachte omzetbelasting op hem drukt en dus niet indien hij die belasting als voorbelasting in aftrek kan brengen (zie HR 15 april 2011, nr. 10/04313, LJN BQ1222, BNB 2011/184).”
21. Ook is voor de beoordeling van belang wat op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit):
“Een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 (…) van de Algemene wet bestuursrecht kan uitsluitend betrekking hebben op:
a: (…)
b. kosten van een getuige of deskundige die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht,
c. (…).”
22. Uit de vaste jurisprudentie op artikel 1 onder b van het Besluit [5] volgt dat de deskundigenkosten voor vergoeding in aanmerking komen als inschakeling van een deskundige redelijk was en ook de deskundigenkosten zelf redelijk zijn. De Richtlijn 2018 is een invulling van die redelijkheidstoets. De rechter heeft daarbij zo nodig wel een afwijkingsbevoegdheid, die concreet is gemaakt in het Richtsnoer 2024. Weliswaar binden de Richtlijn 2018 en het Richtsnoer 2024 de rechtbank niet [6] , maar toepassing daarvan draagt bij aan de rechtseenheid en verdient daarom de voorkeur boven een eigen toets. Bij het uitvoeren van de redelijkheidstoets beoordeelt de rechtbank daarom of de forfaitaire vergoeding uit de Richtlijn 2018 disproportioneel zou zijn, zoals bedoeld in het Richtsnoer 2024.
Beoordeling
23. De rechtbank merkt eerst op dat het taxatierapport van [bedrijf] oogt als een gedegen rapport met veel relevante en controleerbare informatie, welk rapport geschikt is om een zinvolle discussie over de beschikte WOZ-waarde mee aan te gaan. Ook is het rapport ondertekend door een deskundige taxateur. In zoverre valt niet in te zien waarom voor dit rapport geen vergoeding zou moeten worden toegekend, nu sprake is van een gegrond beroep door verlaging van de WOZ-waarde.
24. Gelet op de uitvoerige stellingen van de heffingsambtenaar over de grote aantallen rapporten die door dezelfde taxateur zijn ondertekend in korte tijd, is echter de vraag of voor het rapport het forfait moet worden toegekend van 2 uur maal € 53 of dat toekenning van het forfait in dit geval disproportioneel zou zijn.
25. Gemachtigde heeft gesteld dat bij een gegrond beroep de bij het rapport gevoegde specificatie (ter hoogte van € 182,32) moet worden betaald en dat bij een ongegrond beroep niet hoeft te worden betaald (of niet meer dan € 4). In de stellingen van de heffingsambtenaar ligt een gemotiveerde betwisting van deze stelling besloten. De rechtbank kan er daarom niet van uitgaan dat de werkelijke kosten van de taxatie in het gegronde beroep daadwerkelijk € 182,32 hebben bedragen. Integendeel, juist uit de omstandigheid dat niet hoeft te worden betaald voor de taxatierapporten in de zaken waarin het beroep ongegrond wordt verklaard, volgt dat de werkelijke kosten per rapport aanzienlijk lager moeten liggen. Immers is niet in geschil dat ongeveer twee derde van de zaken leidt tot een ongegrond beroep, terwijl ook in al die zaken een taxatierapport is opgemaakt. Als de werkelijke kosten echt € 182,32 per rapport zouden zijn, is niet begrijpelijk hoe gemachtigde daarmee financieel zou kunnen uitkomen gelet op de grote aantallen rapporten. Gemachtigde heeft dit ook niet uitgelegd.
26. De rechtbank oordeelt daarom dat het aannemelijk is dat een vergoeding voor het taxatierapport van twee uur maal € 53 in een gegrond beroep in dit geval leidt tot een disproportionele vergoeding zoals bedoeld in het Richtsnoer 2024. Na weging van alle stellingen over en weer is namelijk de conclusie dat het niet anders kan dan dat met een vergoeding van 2 uur keer € 53 per rapport in de gegronde beroepen de kosten voor de taxaties in alle beroepen kunnen worden gedekt. Want dan “kan het uit”, zoals gemachtigde en de taxateur dat noemen. Dit betekent dat met de vergoeding voor 2 uur niet alleen het rapport in de gegronde zaak wordt vergoed, maar ook een deel van de rapporten in de ongegronde zaken. Dat is uiteraard niet de bedoeling, want er bestaat alleen recht op vergoeding van de kosten die zijn gemaakt voor het taxatierapport in de zaak waarin het beroep gegrond wordt verklaard.
27. Omdat bij toepassing van het forfait sprake zou zijn van een disproportionele vergoeding, kan het forfait niet worden toegepast. In het Richtsnoer 2024 is opgenomen dat dan aanleiding bestaat om uit te gaan van een geringere tijdsbesteding. Daarbij is waarschijnlijk gedacht aan een geval waarin een taxateur minder tijd nodig heeft voor het opstellen van het rapport, waardoor dit minder kosten met zich meebrengt. In dit geval is de situatie echter anders dan waar het Richtsnoer 2024 vanuit gaat, omdat hier niet duidelijk is hoeveel personen hebben meegewerkt aan het rapport, wat de deskundigheid is van deze personen en hoeveel tijd zij hebben besteed, terwijl ook niet duidelijk is in hoeverre een softwareprogramma (of wellicht AI) heeft bijgedragen aan het resultaat.
28. Het ligt op de weg van (de gemachtigde van) belanghebbende om over de hoogte van de gemaakte kosten en/of over de tijdbesteding voldoende gegevens aan te dragen, omdat hij de vergoeding voor de kosten vraagt en de hoogte van de gestelde kosten gemotiveerd is betwist door de heffingsambtenaar. (Gemachtigde van) belanghebbende heeft dit echter niet gedaan. Niet duidelijk is wat de gemachtigde per rapport moet betalen. Afrekeningen of daadwerkelijke facturen zijn niet overgelegd en betaalbewijzen ontbreken ook. Een overeenkomst tussen het kantoor van gemachtigde en [bedrijf] is evenmin overgelegd. De rechter verlangt doorgaans dergelijke bewijzen niet, maar in deze zaak is dat anders vanwege de bijzondere situatie die volgt uit de uitvoerige stellingen van de heffingsambtenaar. Die situatie maakt nadere uitleg en onderbouwing nodig. Alleen een verhaal op zitting is daarvoor dan niet voldoende.
29. Hoewel de gemachtigde niet aannemelijk heeft gemaakt hoeveel kosten daadwerkelijk per rapport zijn gemaakt of hoeveel tijd daaraan is besteed door een deskundige, is dit geen reden om helemaal niets toe te wijzen voor een rapport in een gegronde zaak. De rechtbank acht namelijk wel aannemelijk dat gemachtigde iets moet betalen aan [bedrijf] voor de rapporten, omdat aannemelijk is dat [bedrijf] kosten heeft moeten maken voor het opstellen van de rapporten (voor software ontwikkeling, inkopen van data en kosten van personeel). Zij zal daarom niet bereid zijn de taxatiewerkzaamheden zonder vergoeding uit te voeren. Maar onduidelijk is welk bedrag kan worden toegerekend aan elk rapport.
30. De rechtbank schat de kosten van het rapport daarom in goede justitie. Daarbij gaat de rechtbank uit van de gestelde no cure no pay afspraak tussen gemachtigde en [bedrijf] , van de (door de heffingsambtenaar gestelde en niet betwiste) omstandigheid dat ongeveer een derde van de beroepen gegrond gaat (10.000 van de 30.000 in 2024) en van de stelling van de gemachtigde dat het opstellen van rapporten alleen “uit kan” als 2 keer € 53 wordt vergoed. Alles afwegend schat de rechtbank de kostprijs per rapport op 30 euro exclusief btw (of 34 minuten x € 53 per uur). Daarom zal de rechtbank voor de kosten van het taxatierapport een vergoeding toewijzen van € 30 exclusief btw.
Vergoeding vermeerderen met omzetbelasting (btw)?
31. Beide partijen zijn van mening dat de vergoeding voor de kosten van het taxatierapport moet worden vermeerderd met omzetbelasting. De rechtbank volgt partijen hierin, omdat er in deze zaak onvoldoende aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat dit standpunt uitgaat van een onjuiste rechtsopvatting. Gemachtigde treedt immers op voor particulieren die geen recht hebben op aftrek van de omzetbelasting die rust op het taxatierapport. Hoewel de gemachtigde de opdrachtgever is voor de rapporten en hij ook degene is die hiervoor betaalt, moet worden aangenomen dat hij dit voor/namens zijn klanten heeft gedaan en dat die klanten moeten worden aangemerkt als de eindgebruiker en afnemer van het rapport. De no cure no pay afspraak tussen de gemachtigde en zijn klanten is onvoldoende om hierover anders te oordelen.
32. Gelet op de Richtlijn 2018 en op de uitspraak van de Hoge Raad uit 2012, is de conclusie dan dat de vergoeding voor de kosten van het taxatierapport dient te worden vermeerderd met omzetbelasting. De rechtbank zal dus € 30 plus 21% btw = € 36,30 inclusief btw toekennen voor het rapport.
Conclusie
33. De rechtbank wijst het verzoek toe. Verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling, die wordt vermenigvuldigd met een factor voor de zwaarte van de zaak. In bezwaar geldt als uitgangspunt voor elke proceshandeling een waarde van € 647. In beroep geldt als uitgangspunt een waarde per punt van € 907. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, hij heeft na overleg via indiening van een schriftelijk stuk deelgenomen aan een schriftelijke vorm van horen, hij heeft een beroepschrift ingediend en hij heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De zaak had zowel in bezwaar als in beroep een gemiddelde zwaarte, omdat het geschil tot 19 maart 2025 (dus tot ruim na het indienen van het inhoudelijk gemotiveerde beroepschrift) over de waarde ging en dus heeft de rechtbank daarvoor factor 1 gehanteerd. De hoogte van de vergoeding (punten maal puntwaarde) wordt in deze zaak vermenigvuldigd met een extra factor 0,125 voor bezwaar en met een extra factor 0,25 voor beroep. Dit is zo, omdat het gaat om een WOZ-zaak en omdat zowel de WOZ-beschikking als de uitspraak op bezwaar dateren van na 1 januari 2024, terwijl deze uitspraak wordt gedaan na 1 januari 2025, zodat de (nieuwe tekst van de) nieuwe wet van toepassing is. [7]
34. Het totale bedrag voor rechtsbijstand komt dan uit op: € 615,25. Daarnaast kent de rechtbank een vergoeding van € 36,60 inclusief btw toe voor het taxatierapport. De vergoeding voor deze zaak bedraagt dan in totaal € 651,85.
35. Anders dan de heffingsambtenaar heeft aangevoerd, is er geen reden om uit te gaan van samenhangende zaken. Weliswaar ging de zitting in alle vijf de zaken over dezelfde vraag, namelijk over de hoogte van de vergoeding van de kosten voor de taxatie, maar dat is onvoldoende om te kunnen concluderen tot samenhangende zaken. Tijdens het indienen van de beroepschriften waren de zaken namelijk nog verschillend, omdat ze toen gingen over de juistheid van de vastgestelde waarde. De beroepsgronden waren per zaak verschillend, terwijl in elke zaak een ander taxatierapport is overgelegd. De werkzaamheden in elke zaak konden dus niet nagenoeg identiek zijn. De regeling in artikel 3 van het Besluit biedt daarom geen mogelijkheid om de regeling voor samenhangende zaken toe te passen.
36. De rechtbank wijst er verder op dat de heffingsambtenaar verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 51 te vergoeden. [8] Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot de heffingsambtenaar wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 651,85 aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.A. Wildenbeest, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op basis van de Richtlijn van de Hoven van 28 mei 2018, Staatscourant 2018, 28796.
2.Richtsnoer proceskostenvergoeding belastingkamers gerechtshoven 2024, te kennen uit ECLI:NL:GHARL:2024:5335 of ECLI:NL:GHSHE:2024:2524.
5.Opgesomd in Tekst en Commentaar Algemene wet bestuursrecht bij artikel 1 Besluit, aantekening 4, en in voetnoot 2 bij Hoge Raad 13 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:661.
6.Zie Hoge Raad 13 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:661, r.o. 4.1.5. en r.o. 4.1.8.
7.Dat staat in (het overgangsrecht bij) artikel 30a, eerste en tweede lid, van de Wet WOZ.
8.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.